Bewijzen voor instanties

I refuse to enter into any contract with ...................... STAAT DER NEDERLANDEN and I don Not Consent to any of these proceedings.

 

Bedrijven opzoeken:

 

 
 
Michael van Leeuwen:
 

Precontractuele aansprakelijkheid uitdrukkelijk voorzien in het nieuwe verbintenissenrecht

 16 februari 2024 (updated 16 februari 2024) Published by 

 

Het nieuwe verbintenissenrecht geeft een wettelijke basis aan de precontractuele aansprakelijkheid. Het is dus van groot belang om de precontractuele fase niet lichtzinnig of roekeloos aan te vatten en de onderhandelingen naar het afsluiten van een contract toe zeer zorgzaam en te goeder trouw te voeren.

Zoniet riskeert men buitencontractueel aansprakelijk gesteld te worden.

  1. De vrijheid tot contracteren blijft verzekerd
    Globaal genomen blijft de vrijheid tot contracteren behouden, zonder dat de keuze  verantwoord moet worden (met uitzondering voor de gevallen die de wet bepaalt).
    U bent dan ook nog steeds vrij om te contracteren met wie u wenst.
    Ook de contractuele inhoud is vrij te bepalen in zoverre deze voldoet aan de wettelijke geldigheidsvereisten.
    Tijdens de precontractuele fase blijven ook binnen het nieuwe verbintenissenrecht, de partijen vrij om onderhandelingen aan te vatten, te voeren en af te breken. Maar hierbij moet wel steeds te goeder trouw gehandeld worden.
    Tot zover niets nieuws dus.
    Goed om weten evenwel is dat het risico op precontractuele aansprakelijkheid begint te spelen vanaf het moment waarop u de contractuele besprekingen aanvat. Daar komen we later op terug.
  2. Informatie verstrekken tijdens de precontractuele fase
    In de precontractuele fase wordt verwacht dat partijen elkaar alle informatie verstrekken.
    Hiermee wordt bedoeld zowel de informatie die zij wettelijk verplicht zijn om aan elkaar te geven, de informatie conform de goede trouw en de gebruiken en de informatie die zij elkaar moeten geven rekening houdend met de hoedanigheid van de partijen, hun redelijke verwachtingen en het voorwerp van het contract.
    Alle informatie waarvan u vermoedt dat uw contractpartij ze nodig heeft, moet u aan die partij bezorgen. Dit is belangrijk want een schending van deze informatieplicht kan leiden tot de nietigheid van het contract of tot precontractuele aansprakelijkheid.
  3. Precontractuele aansprakelijkheid nu wettelijk voorzien
    Belangrijke nieuwigheid in het nieuwe verbintenissenrecht is dat er aan de precontractuele aansprakelijkheid een wettelijke basis is gegeven.
    Wanneer de onderhandelingen foutief worden afgebroken, kan dit aanleiding geven tot buitencontractuele aansprakelijkheid. De benadeelde persoon moet in dat geval teruggeplaatst worden in de situatie waarin hij zich zou hebben bevonden indien er geen onderhandelingen hadden plaatsgevonden.
    Dit kon binnen het oude verbintenissenrecht ook al worden gevorderd op basis van precedenten in de rechtspraak, maar nu is de sanctie voor precontractuele aansprakelijkheid ook wettelijk vastgelegd.
    Zo is voortaan voorzien dat wanneer het rechtmatig vertrouwen is gewekt dat een contract zonder enige twijfel gesloten zal worden, de partij die de onderhandelingen beëindigt, aansprakelijk kan gehouden worden tot het herstel van het verlies van de verwachte netto-voordelen uit het niet gesloten contract.
    Dit zijn belangrijke gevolgen want ook al komt het contract niet tot stand, u kan alsnog gehouden worden tot de verwachte netto-voordelen uit het contract waarover u aan het onderhandelen was.
    Om aansprakelijkheid te voorkomen, kan het belangrijk zijn een precontractueel document (LOI) te ondertekenen waarin duidelijk wordt gemaakt dat onderhandelingen geen enkel resultaat garanderen en dat alle partijen weten dat niets gegarandeerd is totdat er uiteindelijk iets wordt ondertekend.
    We geven u enkele toepassingen bekeken vanuit verschillende vakgebieden:

 Handels- en economisch recht


In het kader van het distributierecht, bestaat er een zeer specifieke verplichting om een precontractueel informatiedocument af te sluiten. Indien dat niet gebeurt, kunnen de gevolgen groot zijn, aangezien de nietigheid van de overeenkomst kan worden gevorderd, evenals bijkomende financiële aansprakelijkheid.

 Op vennootschapsrechtelijke vlak:

precontractuele aansprakelijkheid in het kader van overnameovereenkomsten
In het vennootschapsrecht komt de precontractuele aansprakelijkheid ook ter sprake in het kader van overnameovereenkomsten, en meer in het bijzonder in het kader van de “voor-contracten” die voorafgaandelijk aan een overnameovereenkomst worden gesloten. Deze worden vaak door de partijen als niet-bindend beschouwd. Men denkt bijvoorbeeld aan de letter of intent (LOI), principeakkoorden, memorandum of understanding, etc. Met deze precontractuele documenten beoogt men om in grote lijnen, de afspraken vast te leggen die worden gemaakt in het kader van de transactie. Deze precontractuele afspraken worden dan later bevestigd/verfijnd in een definitieve overnameovereenkomst.
Als de partijen geen bindende kracht willen verlenen aan het voor-contract, moeten zij dit uitdrukkelijk vermelden in het voor-contract. Maar zelfs in een dergelijk geval, bestaat er in hoofde van de partijen de verplichting om te goeder trouw en op basis van de overeengekomen principes te onderhandelen. Dit impliceert dat de partijen moeten meewerken aan de onderhandelingen en dat zij de onderhandelingen niet zonder redelijke rechtvaardiging kunnen afbreken.
Wat als een “redelijke rechtvaardiging” kan worden beschouwd om onderhandelingen af te breken, is een subjectieve kwestie die aan rechtbanken moet worden voorgelegd. Maar daar waar vroeger het principe van precontractuele aansprakelijkheid zelf door de rechter moest worden bevestigd, wordt dit principe nu uitdrukkelijk in de wet verankerd.

  1. Besluit
    Wenst u geen precontractuele aansprakelijkheid te lopen, dan moet u ervoor zorgen dat u elke contractbespreking te goeder trouw aanvat en voert. Ga dus niet roekeloos besprekingen aan in de veronderstelling dat u hier steeds onderuit kan zolang er niets ondertekend is. Ook zonder afgesloten contract riskeert u reeds aansprakelijk gesteld te worden.

Hebt u toch een probleem met een afgesprongen onderhandeling of vreest u in dit kader aansprakelijk gesteld te worden, aarzel dan niet onze specialisten van Seeds of Law te raadplegen via info@seeds.law  of +32 (0)2 747 40 07.

Meer weten over dit onderwerp?
Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07
bron: https://seeds.law/nl/nieuws-inzichten/precontractuele-aansprakelijkheid-uitdrukkelijk-voorzien-in-het-nieuwe-verbintenissenrecht

 

Source:

 

Rapport:Rapport “Blind voor mens en recht”

Download

Ondertekenaars

  • Eerste ondertekenaar
    Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid
  • Mede ondertekenaar
    E.M. Sjerp, griffier

Bijlagen

BijlageDownload bestand:Tussen Ambitie en Uitvoering. Een contextanalyse van de dynamiek tussen media, politiek en beleid bij de totstandkoming en uitvoering van dertig jaar sociale zekerheid(PDF)

Datum:26 februari 2024
Getal:35867-6
Rapport

 

Source:

 

Joshua 8:

33 And all Israel, and their elders, and officers, and their judges, stood on this side the ark and on that side before the priests the Levites, which bare the ark of the covenant of the יְהֹוָה (LORD), as well the stranger, as he that was born among them; half of them over against mount Gerizim, and half of them over against mount Ebal; as Moses the servant of יְהֹוָה had commanded before, that they should bless the people of Israel.

 

I put behind all earthly ties and allegiances to friends and family, giving up earthly citizenship for Kingdom citizenship.

 

First Name:
Exodus 17:9; Isaiah 45:1; James 2:9; Deuteronomy 1:17; 1 Peter 1:17; Revelation 18; Ezekiel 33:6; Colossians 4:7; Cestui Que Vie Act I.666 -I.666 Cha 11, 18 + 19 Cha 2, capitis deminutio minima / -media / -maxima

 

Last name / given:
Job 32:21-22; Isaiah 44:1-8; Exodus 17:1; Ezekiel 28:25; 1 kings 12:19; Numbers 1:2 + 3:15

 

Nationality:
Jeremiah 34:9; Exodus 9:1; Jonah 1:9; Romans 11; Isaiah 56:1-7

1 Corinthians 6:19
Acts 5:32; 2 Corinthians 6:16
Leviticus 11:44; Article 4 and 15 UVRM / UDHR

Inhabitant of the land of:
Isaiah 24:17; 26:21; Psalm 33:13-14; Deuteronomy 10:14; Ezekiel 43

 

Authority:
Matthew 28:18-19; Mark 13:34; Revelation 1:6; Ezekiel 43; Sui Juris, Venia Aetatis, Divine Law, Dei Gratia

 

Sojourner / תּוֹשָׁב:
Genesis 26:3; Exodus 12:48; Leviticus 19:33-37; Article 13 UVRM / UDHR

 

Conceived:
Allegedly / Hearsay Nowhere in scriptures are birthdays mentioned except for kings
Job 1:4-5; Genesis 40:20; Mark 6:21; Matthew 2:1; 14:6

 

Born in / בַּיִת: (municipality / geographical location)
Genesis 48:5; 1 Chronicles 3:1 + 5:17; Matthew 2:1

 

Citizen of heaven:
Philippians 3:20-21; Hebrews 11:16 + 12:22

 

 

Seal:

Name:
Luke 13:35; Micha 4:5

 

Title:
Isaiah 9: 6 + 43:15; Exodus 20:11; Psalm 148: 11-14; 1 Timothy 6: 15; Revelation 19: 16

 

Territory:
Exodus 19:5 + 20:11; Psalm 146:5-6; 1 Peter 3:22; Revelation 14:7; Genesis 7:11; Revelation 8: 10

Joshua 8:33-35; Ezra 7: 23-26; Deuteronomy 17:6 + 19:15; Matthew 18:15-20; 2 Corinthians 13:1; 1 Timothy 5:19; Hebrews 10:28; Isaiah 54:5 + 17; Revelation 18:23; Revelation 18

 

Marine Traffic:

 

Common Law Court:

https://www.postnl.nl/

https://www.wetrecht.nl/juridisch-bewijs-van-verzending-aangetekend-verzenden/

 

Besluit Woo-verzoek over het bewijs van 'gratie Gods'

 

Besluit op een verzoek om informatie over het bewijs van de 'gratie Gods'. De formule 'bij de gratie Gods' is in de aanhef bij wetgeving opgenomen. Het gaat om een verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo).

Source:

 

 

Rechtssubject

Een rechtssubject of persoon (in juridische zin) is een drager van subjectieve rechten en plichten. Deze bezit met andere woorden rechtspersoonlijkheid of juridische persoonlijkheid.

In de meeste hedendaagse rechtsstelsels worden twee soorten rechtssubjecten erkend: natuurlijke personen (mensen) en rechtspersonen. (Ficties) De woorden 'rechtspersoonlijkheid' en 'rechtspersoon' moeten niet door elkaar worden gehaald: het eerste woord heeft betrekking op alle rechtssubjecten (personen), het tweede woord alleen op de rechtssubjecten die geen natuurlijke persoon zijn.

Hoewel het woord iemand in het Nederlands normaal gesproken alleen op mensen slaat, wordt het in de Nederlandse wetgeving af en toe ook in deze ruime betekenis gebruikt, dus voor alle personen met inbegrip van rechtspersonen. Voorbeelden zijn de bepaling over de woonplaats van onder bewind gestelde personen (artikel 12 lid 2 van Boek 1 BW, het deel dat verder vooral over personen- en familierecht gaat) en de bepaling over goede trouw in het vermogensrecht (artikel 11 van Boek 3 BW).

Rechtspersonen worden nader verdeeld in privaatrechtelijke rechtspersonen (bijvoorbeeld de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de vereniging) en publiekrechtelijke rechtspersonen (bijvoorbeeld de Staat, provincies, gemeenten en waterschappen) naargelang hun doel, dat ofwel privaat of publiek is. Private rechtspersonen dienen ter behartiging van private belangen (zoals bv. winstbejag), terwijl publiekrechtelijke rechtspersonen het algemeen belang dienen.

Een gezin of familie is geen rechtssubject, maar bestaat uit twee of meer natuurlijke personen die ieder afzonderlijk rechtssubject zijn. Vormen twee echtgenoten of geregistreerde partners een vennootschap onder firma (vof), dan is deze ook een rechtssubject. Naar de huidige Nederlandse wetgeving is een vennootschap onder firma echter geen rechtspersoon. In rechtszaken wordt zij echter wel geaccepteerd als ware zij een rechtspersoon doordat de vof een afgescheiden vermogen heeft dat anders niet vatbaar zou zijn voor verhaal. De vof is dan dus de procespartij, eventueel kunnen daarnaast ook de vennoten procespartij zijn.

In India zijn dieren onder bepaalde voorwaarden erkend als rechtssubject. In het middeleeuwse Europa kon men dieren aanklagen in een proces.[1]

In de jaren 1970 vond in het Amerikaans milieurecht het principe ingang dat ecologische elementen zoals bomen of rivieren een subjectief recht konden doen gelden. Sedert begin 21e eeuw is het principe in sommige landen wet geworden.[2]

Bronnen, noten en/of referenties

  1.  David Chauvet, La personnalité juridique des animaux jugés au Moyen Âge: XIIIe-XVIe siècles, 2012. ISBN 9782296569904
  2.  Hendrik Schoukens, Rechten van de natuur als paradigmashift. oikos.be (januari 2018). Gearchiveerd op 6 oktober 2019. Geraadpleegd op 5 oktober 2019.

 

Source:

 

Hoe bewijs je dat ze privaat (winstbejag) bezig zijn en niet het algemeen belang dienen?
https://www.openaccessadvocate.nl/tijdschrift/vennootschapenonderneming/2012/9/VenO_0925-9643_2012_022_009_002

 

Wet open overheid

 

 

Artikel

Valkuilen bij contracteren met publiekrechtelijke rechtspersonen

Trefwoordencontracteren, overeenkomst, overheid, publiekrechtelijke rechtspersonenAuteursMr. M.J. WoodwardBronVennootschap & Onderneming, Aflevering 9, 2012

      • Inleiding

        Vele privaatrechtelijke rechtspersonen, waaronder ondernemingen, zullen op enig moment een overeenkomst sluiten met een publiekrechtelijke rechtspersoon (in de volksmond dikwijls de ‘overheid’ genoemd). Denkbaar is dat een onderneming goederen of diensten aanbiedt die een publiekrechtelijke rechtspersoon wenst te verwerven, een onderneming een samenwerking met een publiekrechtelijke rechtspersoon aangaat of een perceel grond van een publiekrechtelijke rechtspersoon koopt. Dikwijls is de verwachting dat de onderneming dan te maken heeft met een gelijkwaardige wederpartij. Daarmee wordt soms over het hoofd gezien dat publiekrechtelijke rechtspersonen – ook bij privaatrechtelijke rechtshandelingen – een bijzondere positie innemen in het rechtsverkeer.

        Door middel van deze bijdrage wordt beoogd de positie van publiekrechtelijke rechtspersonen in ons rechtsverkeer op een praktische wijze inzichtelijk te maken. Daartoe zal worden stilgestaan bij het onderscheid tussen publiekrechtelijke rechtspersonen en bestuursorganen en de mede daaruit voorvloeiende complicaties op het terrein van vertegenwoordiging en volmacht. Tevens zal worden ingegaan op de doorwerking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het privaatrecht en enige bijzonderheden die verband houden met de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).

        Vanwege de praktische insteek van deze bijdrage wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de publiekrechtelijke rechtspersoon bevoegd is tot gebruikmaking van het privaatrecht (in plaats van het publiekrecht). Dat bij dit uitgangspunt regelmatig vraagtekens kunnen worden geplaatst, is reeds onderwerp geweest van vele artikelen en handboeken die naar aanleiding van het standaardarrest Staat/Windmill1 over dit onderwerp zijn verschenen. In deze bijdrage zal dit onderwerp onbesproken blijven.

      • Rechtspersonen en bestuursorganen

        Een privaatrechtelijke rechtspersoon kan niet zonder meer rechtshandelingen verrichten. Hij is immers een juridische entiteit. Voor deelname aan het rechtsverkeer is vereist dat een natuurlijke persoon deze rechtshandelingen namens de privaatrechtelijke rechtspersoon verricht. Welke personen daartoe zijn bevoegd, volgt in beginsel uit de statuten.

        Een soortgelijke systematiek geldt ten aanzien van de overheid. Als equivalent van de privaatrechtelijke rechtspersoon – en dus deelnemer aan het privaatrechtelijke rechtsverkeer – kent de wet de publiekrechtelijke rechtspersoon. De meest ‘bekende’ publiekrechtelijke rechtspersonen zijn opgesomd in artikel 2:1 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW):

        ‘De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.’

        Indien daartoe in een formele wet een grondslag wordt geboden, kunnen ook andere lichamen waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen rechtspersoonlijkheid bezitten (art. 2:1 lid 2 BW). Evenals ten aanzien van privaatrechtelijke rechtspersonen geldt ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen dat zij – voor wat betreft het vermogensrecht – met natuurlijke personen gelijk worden gesteld (art. 2:5 BW). Dit betekent onder meer dat publiekrechtelijke rechtspersonen in de praktijk de contractspartner van privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen zijn.

        Zoals een privaatrechtelijke rechtspersoon slechts rechtshandelingen kan verrichten door tussenkomst van zijn bestuurders (of andere vertegenwoordigingsbevoegde personen), kan een publiekrechtelijke rechtspersoon slechts rechtshandelingen verrichten bij wege van zijn bestuursorganen. Onder een bestuursorgaan verstaat artikel 1:1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

        De bekendste – en in de praktijk meest voorkomende – bestuursorganen zijn op provincieniveau de colleges van gedeputeerde staten en provinciale staten en op gemeentelijk niveau het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. De wijze waarop deze bestuursorganen ‘hun’ publiekrechtelijke rechtspersonen vertegenwoordigen, is neergelegd in de Provinciewet (Provw) respectievelijk de Gemeentewet (Gemw). De inhoud van deze wetten is grotendeels vergelijkbaar. Hierna zal voornamelijk worden aangesloten bij de gemeentelijke situatie.

        Artikel 160 lid 1 Gemw wijst het college van burgemeester en wethouders aan als het bevoegde bestuursorgaan om ‘tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten’. Het contracteren met een privaatrechtelijke rechtspersoon kwalificeert als een dergelijke privaatrechtelijke rechtshandeling. In artikel 160 lid 2 Gemw is een nadere uitwerking van deze bepaling opgenomen voor enkele bijzondere privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaronder ook voor het aangaan van publiek-private samenwerkingsvormen, waarbij ook de gemeenteraad moet worden geconsulteerd:

        ‘Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.’

        Volledigheidshalve moet erop worden gewezen dat de gemeenteraad ook desgevraagd of in geval van ingrijpende gevolgen voor de gemeente dient te worden ingelicht over voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandelingen, zo volgt uit artikel 169 lid 4 Gemw:

        ‘(Het college en elk van zijn leden afzonderlijk) geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.’

        Ten slotte geldt dat in de praktijk een onwerkbare situatie zou ontstaan als telkens slechts het voltallige college van burgemeester en wethouders bevoegd zou zijn privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten. Derhalve voorziet de Gemw in de vertegenwoordiging van de gemeente in en buiten rechte door de burgemeester (art. 171 lid 1 Gemw).

        Kortom, uit het hiervoor geschetste wettelijke kader vloeit voort dat indien een privaatrechtelijke rechtspersoon wenst te contracteren met een publiekrechtelijke rechtspersoon (in dit voorbeeld ‘de gemeente’) de vertegenwoordigingsbevoegde – in dit geval de burgemeesterzijn handtekening onder de overeenkomst zal zetten. Hij is hiertoe slechts bevoegd nadat het college van burgemeester en wethouders daartoe heeft besloten en – in voorkomende gevallen – nadat de gemeenteraad daarover is ingelicht en zijn wensen en bedenkingen heeft geuit. Volledigheidshalve wordt hierbij nog opgemerkt dat op dit contracteren in ieder geval de regels van het BW van toepassing zijn.

        In theorie is hiermee een sluitend systeem gecreëerd, maar in de praktijk treden diverse complicaties op. De belangrijkste daarvan is dat de gewenste overeenkomst tussen de gemeente en de privaatrechtelijke rechtspersoon het resultaat is van een langdurig onderhandelingsproces, waarbij normaliter aan gemeentezijde een aantal ambtenaren het woord heeft gevoerd. De burgemeester heeft dus niet daadwerkelijk namens de gemeente ‘aan tafel’ gezeten en het college van burgemeester en wethouders is evenmin op de hoogte van het onderhandelingsresultaat. Dit heeft in beginsel tot gevolg dat geen overeenkomst tot stand kan komen totdat – maar slechts nadat – de noodzakelijke besluitvorming op basis van de Gemw heeft plaatsgevonden.2

        Een praktische tegemoetkoming bestaat eruit dat de privaatrechtelijke rechtspersoon voorafgaand aan de daadwerkelijke onderhandelingen het college van burgemeester en wethouders verzoekt te besluiten tot het aangaan van een nader uit te onderhandelen overeenkomst. Vervolgens zullen de onderhandelingen van gemeentezijde dan kunnen worden gevoerd door één of meer ambtenaren. In het onderhandelingsresultaat zal vervolgens de ontbindende of opschortende voorwaarde (moeten) zijn opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders instemt met het eindresultaat van de onderhandelingen.

        Deze oplossing lijkt weliswaar praktisch en eenvoudig, maar kan – vanuit het perspectief van de privaatrechtelijke rechtspersoon – toch frustrerend zijn: gelet op de complexe besluitvormingsprocessen binnen de gemiddelde Nederlandse gemeente betekent een dergelijke voorwaarde niet zelden dat na het afronden van de onderhandelingen gedurende twee tot drie maanden een zwaard van Damocles boven de overeenkomst hangt.

        Deze oplossingsrichting is bovendien niet zonder grenzen. Een van die grenzen is gelegen in artikel 6:23 lid 1 BW. Dit artikellid bepaalt dat wanneer een partij die bij de niet-vervulling van een ontbindende of opschortende voorwaarde belang had de vervulling daarvan heeft belet, de voorwaarde als vervuld kan gelden indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen.

        Dat dit artikellid ook onverkort van toepassing kan zijn op overeenkomsten tussen een publiekrechtelijke rechtspersoon en een privaatrechtelijke rechtspersoon, ondervond recentelijk de gemeente Almere. Na jarenlange onderhandelingen met een supermarktondernemer verschool de gemeente zich achter de opschortende voorwaarde van instemming door het college van burgemeester en wethouders met de desbetreffende overeenkomst. De supermarktondernemer meende dat een overeenkomst tot stand was gekomen en beriep zich hierbij op artikel 6:23 lid 1 BW.

        In antwoord hierop stelde de gemeente zich op het standpunt dat van toepassing van artikel 6:23 lid 1 BW pas sprake kan zijn, indien tussen partijen een overeenkomst onder opschortende voorwaarde tot stand is gekomen. Artikel 160 lid 1 aanhef en onder e Gemw brengt echter mee dat geen rechtsgeldige overeenkomst onder opschortende voorwaarde tot stand kan komen zonder dat het college van burgemeester en wethouders tot het aangaan daarvan heeft besloten, zo beredeneerde de gemeente. De Hoge Raad oordeelde anders:

        ‘De bepaling van art. 160 lid 1, aanhef en onder e, Gemeentewet kent het college van B&W de bevoegdheid toe tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Deze bevoegdheid sluit niet uit dat (...) met instemming van B&W onderhandelingen over een voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling namens de gemeente door ambtenaren kunnen worden gevoerd en dat als resultaat van die onderhandelingen een rechtshandeling tot stand komt onder de voorwaarde van goedkeuring door het college van B&W. In een dergelijk geval kan (...) een zodanige voorwaarde (door partijen of de rechter) worden aangemerkt als opschortende voorwaarde in de zin van art. 6:21 BW, zodat in voorkomend geval ook art. 6:23 lid 1 BW toepassing kan vinden. Daartoe is niet nodig dat de onderhandelaars van de zijde van de gemeente een mandaat (van B&W) hebben om de gemeente te binden, omdat vanwege de opschortende voorwaarde de overeenkomst de gemeente pas bindt nadat de voorwaarde in vervulling is gegaan (of op grond van art. 6:23 geacht wordt in vervulling te zijn gegaan).’3

        Dit voorbeeld maakt duidelijk dat het systeem van de artikelen 160 en 171 Gemw niet in alle gevallen sluit. In uitzonderlijke gevallen kan ook zonder uitdrukkelijke besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 160 Gemw een overeenkomst tot stand komen.

      • Vertegenwoordiging en volmacht

        Hiervoor werd gesuggereerd dat overeenkomsten tussen een privaatrechtelijke rechtspersoon en de gemeente van gemeentezijde door de burgemeester moeten worden ondertekend en dat hieraan voorafgaand – behoudens enkele uitzonderlijke gevallen – een besluit van het college van burgemeester en wethouders is vereist. Naar de letter van de wet is dit een juiste gang van zaken. Echter vooral in grote gemeenten zou het volstrekt onhoudbaar zijn indien aan elke overeenkomst een specifiek besluit van het voltallige college ten grondslag moet liggen en elk besluit vervolgens ter ondertekening het bureau van de burgemeester dient te bereiken.

        In de praktijk kennen de meeste – zo niet alle – gemeenten daarom een regeling waarin delegatie (de overdracht van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten door een bestuursorgaan) en mandaat (de uitoefening van bevoegdheden in naam van een bestuursorgaan) van bevoegdheden zijn neergelegd en waarin tevens een lijst met gevolmachtigden is opgenomen.

        Deze laatstgenoemde figuur stamt rechtstreeks uit het vermogensrecht. Artikel 3:60 BW bepaalt dat volmacht de bevoegdheid is die een volmachtgever (in dezen: de burgemeester) verleent aan de ander, de gevolmachtigde (in dezen: de ambtenaar in kwestie), om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten.

        Bij de eerstgenoemde figuur, het mandaat, is een nadere toelichting op zijn plaats. Immers, in artikel 10:1 Awb is verankerd dat onder mandaat wordt verstaan: ‘de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen’.

        Besluiten kwalificeren als publiekrechtelijke rechtshandelingen, terwijl bij het contracteren met gemeenten juist privaatrechtelijke rechtshandelingen aan de orde zijn. Voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen voorziet artikel 10:12 Awb in een schakelbepaling, waarvan de inhoud erop neerkomt dat de bepalingen in de Awb over mandaat van overeenkomstige toepassing zijn indien een bestuursorgaan een volmacht verleent aan personen werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid (lees: ambtenaren) tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

        Een voorbeeld ter illustratie: gemeenten zijn dikwijls betrokken bij de verkoop van gronden aan projectontwikkelaars. In het geval van ambitieuze prestigeprojecten is denkbaar dat de ‘koninklijke route’ wordt gevolgd, zoals in de hiervoor geschetste wettelijke bepalingen is neergelegd. Indien de gemeente echter enige groenstroken wenst te verkopen, dan voorziet dikwijls de algemene delegatie-, mandaat- en volmachtregeling in mandatering van (bijvoorbeeld) het hoofd van de afdeling grondzaken om namens het college te besluiten tot de grondverkoop, alsmede in de volmacht om de grondverkoopovereenkomst namens de burgemeester te tekenen.

        Een nadeel van deze oplossing vanuit het perspectief van de contractuele wederpartij van de gemeente is dat niet alle gemeenten zo attent zijn om de algemene delegatie-, mandaat- en volmachtregeling op de gemeentelijke website te publiceren. Voor zover de regeling weliswaar op een algemeen toegankelijke locatie is gepubliceerd, is vaak niet of nauwelijks te verifiëren of sprake is van een actuele regeling. In een aantal gevallen wordt aan de titel van de regeling weliswaar een specifiek jaartal toegevoegd, maar daarmee is nog niet gezegd dat de regeling ook jaarlijks wordt bijgewerkt en opnieuw wordt vastgesteld.

        Aanbevelenswaardig is daarom, voorafgaand aan ondertekening van de overeenkomst met de gemeente, nadrukkelijk navraag te doen naar (bescheiden waaruit blijkt van) de bevoegdheid van de voorgenomen ‘ondertekenaar’ van gemeentezijde. Immers, indien een ambtenaar zijn volmacht overschrijdt, heeft dit in beginsel tot gevolg dat tussen de gemeente en een privaatrechtelijke rechtspersoon geen overeenkomst tot stand komt.4 In een dergelijk geval is sprake van onbevoegde vertegenwoordiging.

        Dit is anders in het geval de gemeente de door de ambtenaar onbevoegd verrichte rechtshandeling bekrachtigt. Dan kan in weerwil van de onbevoegde vertegenwoordiging alsnog een overeenkomst tot stand komen. De gedachte hierachter is dat de gemeente er geen belang bij heeft wanneer een rechtshandeling niet aan haar wordt toegerekend, als zij daarbij juist is gebaat. Tenzij voor de totstandkoming van de rechtshandeling een vormvereiste geldt (zoals het verlijden van een notariële akte voor de levering van een onroerende zaak), kan normaliter worden volstaan met een schriftelijke bevestiging van de gemeente dat zij de rechtshandeling bekrachtigt.

        Ook indien de privaatrechtelijke rechtspersoon op grond van gedragingen of verklaringen van de gemeente erop mocht vertrouwen dat de ambtenaar bevoegd was tot het verrichten van de rechtshandeling (‘opgewekte schijn’), kan onder omstandigheden – ondanks de onbevoegde vertegenwoordiging – alsnog een overeenkomst tot stand komen. De jurisprudentie over dit onderwerp is buitengewoon casuïstisch, aangezien de rechter zal moeten vaststellen of in het concrete geval door de gemeente (of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon) de schijn van bevoegde vertegenwoordiging is gewekt. Enig houvast is te vinden in het befaamde arrest Kleuterschool Babbel:

        ‘Het (...) eerste middel komt terecht op tegen ’s Hofs oordeel dat voor de vraag of een Gemeente voor de gedragingen van een wethouder kan worden aangesproken, beslissend is of de wethouder in de Gemeentewet als orgaan van de Gemeente wordt erkend. De gedragingen van een wethouder kunnen immers ook dan een onrechtmatige daad van de Gemeente opleveren, wanneer zij in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van de gemeente hebben te gelden. Aangenomen moet worden dat dit het geval is, wanneer de gedragingen van een wethouder van onderwijs bestaan in het doen van uitlatingen in zijn hoedanigheid ter zake van de aansprakelijkheid voor gebreken in de bouw van een in de gemeente gevestigde kleuterschool.’5

        Een recent voorbeeld van een geslaagd beroep op een door een publiekrechtelijke rechtspersoon gewekt vertrouwen heeft betrekking op de redding van voetbalclub Vitesse. Medio 2001 verkeerde de voetbalclub in een financiële noodsituatie. Enkele private financiers van Vitesse hadden een reddingsplan opgesteld, op basis waarvan op initiatief van de portefeuillehouder financiën van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: GS) crisisbesprekingen zijn gevoerd, waarbij vier van de vijf Gelderse gedeputeerden aanwezig waren. Daarbij zijn plannen besproken op grond waarvan ook de provincie een financiële bijdrage zou leveren. De private financiers hebben vervolgens uitvoering gegeven aan hun aandeel van de plannen en zeer aanzienlijke financiële verplichtingen op zich genomen. Voor de financiële hulpplannen van GS bleek uiteindelijk onvoldoende politiek draagvlak te bestaan bij provinciale staten van Gelderland (hierna: PS).

        Vitesse en haar financiers hebben vervolgens schadevergoeding gevorderd van de provincie omdat de toezeggingen van de gedeputeerden niet waren nagekomen, onder meer resulterende in het mislopen door Vitesse van een korting op de huurprijs voor stadion ‘Gelredome’. Nadat het Gerechtshof Arnhem de ‘hoofdregel’ – dat in beginsel alleen bevoegd gedane toezeggingen de provincie kunnen binden, tenzij de provincie zélf door een handelen of nalaten de (toerekenbare) schijn heeft gewekt dat de toezegging bevoegd namens de provincie is gedaan6 – reeds had bevestigd, oordeelde de Hoge Raad na een jarenlang juridisch gevecht dat slechts onder bijzondere omstandigheden aansprakelijkheid van de provincie kan worden aangenomen voor toezeggingen van haar gedeputeerden. Volgens de Hoge Raad hadden de gedragingen van de gedeputeerden in deze zaak in het maatschappelijk verkeer echter te gelden als gedragingen van de provincie (en niet als handelingen op eigen naam), waarmee Vitesse en haar financiers zijn bewogen zeer aanzienlijke financiële verplichtingen aan te gaan. Het lag niet op de weg van Vitesse en haar financiers navraag te doen naar de bevoegdheid van de gedeputeerden om toezeggingen te doen. In de gegeven omstandigheden mocht van de gedeputeerden worden verwacht voldoende duidelijk een voorbehoud te maken ter zake de toestemming van PS, dan wel uitdrukkelijk te waarschuwen dat de provincie slechts een inspanningsverplichting op zich nam. Nu de gedeputeerden dit hadden nagelaten, heeft de provincie Vitesse en haar financiers op het verkeerde been gezet en jegens hen onrechtmatig gehandeld.7

      • Doorwerking algemene beginselen van behoorlijk bestuur

        Een meer publiekrechtelijke ‘vertaling’ van de hiervoor besproken problematiek van onbevoegde vertegenwoordiging is of bij de desbetreffende privaatrechtelijke rechtspersoon het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de overeenkomst rechtsgeldig werd aangegaan en/of ondertekend, alsmede of dientengevolge het vertrouwensbeginsel met zich brengt dat de gemeente dit gerechtvaardigde vertrouwen gestand moet doen.

        Het vertrouwensbeginsel is een van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze rechtsbeginselen zijn deels gecodificeerd (in de Awb) en deels ongecodificeerd (volgen uit de jurisprudentie en doctrine) en normeren in de eerste plaats het publiekrechtelijk handelen van bestuursorganen. Deze beginselen kunnen daarnaast ook een rol spelen bij privaatrechtelijke rechtshandelingen van publiekrechtelijke rechtspersonen.8 Artikel 3:14 BW bepaalt immers dat een bevoegdheid die iemand (onder wie ook publiekrechtelijke rechtspersonen) krachtens het privaatrecht toekomt, niet mag worden uitgeoefend in strijd met de geschreven of ongeschreven regels van het publiekrecht. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn voorbeelden van dergelijke regels van publiekrecht.

        De Awb kent een soortgelijke bepaling. In artikel 3:1 lid 2 Awb is neergelegd dat de in de afdelingen 3.2 tot en met 3.4 Awb gecodificeerde beginselen van overeenkomstige toepassing zijn op andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten, waaronder dus ook privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover de aard van die rechtshandeling zich daartegen niet verzet. Als gevolg hiervan zijn publiekrechtelijke rechtspersonen onder meer gehouden alle nodige kennis te verzamelen over de relevante feiten en de af te wegen belangen, mogen zij geen misbruik maken van toegekende bevoegdheden en mogen de gevolgen van de te sluiten overeenkomst voor één of meer betrokkenen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben in verhouding tot het met de overeenkomst te dienen doel.

        De belangrijkste consequentie van deze bepalingen uit het BW en de Awb is dat publiekrechtelijke rechtspersonen in verhouding tot privaatrechtelijke rechtspersonen minder vrijheid genieten bij het maken van de keuze met wie en onder welke voorwaarden zij wensen te contracteren. Het gelijkheidsbeginsel speelt hierbij een grote rol. Aan de hand van transparante en objectieve criteria moet een publiekrechtelijke rechtspersoon kunnen aangeven waarom hij bijvoorbeeld wel met de ene privaatrechtelijke rechtspersoon, maar niet met de andere privaatrechtelijke rechtspersoon in zee wil gaan, of waarom hij bijvoorbeeld in het ene geval wel een bankgarantie verlangt van de privaatrechtelijke rechtspersoon met wie hij contracteert en in het andere geval niet.9

        Ter illustratie dient het aanbestedingsrecht. Dit rechtsgebied is als geen ander erop gericht een gelijk speelveld te garanderen, zodat iedere mogelijke contractspartner van de aanbestedende overheidspartij een gelijke kans heeft in aanmerking te komen voor het sluiten van een overeenkomst met de desbetreffende publiekrechtelijke rechtspersoon. Veelal maakt een conceptovereenkomst deel uit van de stukken die in de aanbestedingsprocedure voor alle partijen beschikbaar zijn, opdat alle potentiële contractspartners zich zien verzekerd van een gelijkluidend aanbod.

        Vervolgens rijst de vraag wat de gevolgen kunnen zijn indien een overeenkomst tussen een publiekrechtelijke rechtspersoon en een privaatrechtelijke rechtspersoon tot stand komt in strijd met één of meer van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder in strijd met het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.

        Uit artikel 3:40 lid 1 BW volgt dat een overeenkomst die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde nietig is. Met de zinsnede ‘goede zeden of de openbare orde’ heeft de wetgever bedoeld te verwijzen naar de normen van ongeschreven recht die in de samenleving als fundamenteel worden ervaren,10 waaronder enige algemene beginselen van behoorlijk bestuur.11 Ook overeenkomsten in strijd met een dwingende wetsbepaling zijn in beginsel nietig, tenzij de wetsbepaling uitsluitend strekt ter bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst, in welk geval de overeenkomst vernietigbaar is (art. 3:40 lid 2 BW). In dat laatste geval is de overeenkomst geldig, tenzij een beroep wordt gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomst en dit beroep wordt gehonoreerd. Nietigheid vindt daarentegen van rechtswege plaats. Mogelijk is overigens dat slechts één of meer bedingen uit de overeenkomst nietig zijn en niet de gehele overeenkomst (art. 3:41 BW).

        Ter afsluiting van deze paragraaf kan nog de vraag worden opgeworpen in hoeverre naast de doorwerking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het privaatrechtelijk handelen van publiekrechtelijke rechtspersonen, ruimte bestaat voor de toepassing van de typisch privaatrechtelijke notie van de redelijkheid en billijkheid. Binnen de juridische doctrine is hierover een nadrukkelijk verschil van mening zichtbaar. Gelet op de praktische insteek van deze bijdrage voert het te ver hierop in detail in te gaan. Volstaan wordt met het signaleren dat het ene ‘kamp’ van mening is dat met de toepassing van de redelijkheid en billijkheid uit het BW geen wezenlijk ander resultaat kan worden bereikt dan door de toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het andere ‘kamp’ stelt zich op het standpunt dat deze grootheden niet op één lijn zijn te stellen, omdat bijvoorbeeld de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uitdrukkelijker dan de redelijkheid en billijkheid in verschillende soorten zijn te onderscheiden en daardoor een meer gedifferentieerde benadering mogelijk maken.12

      • Geheimhouding vs. Wet openbaarheid van bestuur

        Het ligt in het hart van menig ondernemer dat hij zijn afspraken en overeenkomsten met derden voor zijn concurrenten verborgen wenst te houden. Deze geheimhouding waarborgt tot op een zekere hoogte een voordeel van deze ondernemer ten opzichte van zijn concurrenten. Dit verklaart ook waarom de meeste overeenkomsten waarbij alleen privaatrechtelijke rechtspersonen zijn betrokken een geheimhoudingsclausule bevatten, dikwijls vergezeld van stevige boetebedragen in geval van overtreding daarvan. In het licht hiervan zullen privaatrechtelijke rechtspersonen vaak in hun overeenkomsten met publiekrechtelijke rechtspersonen soortgelijke geheimhoudingsclausules willen opnemen.

        Publiekrechtelijke rechtspersonen zullen aan deze wens niet zonder meer tegemoet kunnen komen, aangezien zij in veel gevallen deze geheimhouding niet kunnen garanderen. Hieraan staat de WOB in de weg. Op basis van deze wet kan eenieder een verzoek om informatie – neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid – richten tot een bestuursorgaan (art. 3 lid 1 WOB). Een bestuurlijke aangelegenheid is in de WOB gedefinieerd als een aangelegenheid die betrekking heeft op het beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en uitvoering daarvan.

        In dit verband wordt geen onderscheid gemaakt tussen ‘publiekrechtelijke aangelegenheden’ en ‘privaatrechtelijke aangelegenheden’. Informatie neergelegd in documenten over te sluiten en gesloten overeenkomsten met privaatrechtelijke rechtspersonen (waaronder de overeenkomsten zelf) zijn daarmee voor eenieder op te vragen bij een bestuursorgaan. In beginsel dient het bestuursorgaan de verzochte informatie te verstrekken. Ter bescherming van derden – waaronder in een voorkomend geval ook privaatrechtelijke rechtspersonen – kent de WOB enige uitzonderingen en beperkingen op deze verplichte informatieverstrekking.

        De voor privaatrechtelijke rechtspersonen meest belangrijke uitzondering is neergelegd in artikel 10 lid 1 sub c WOB: het verstrekken van informatie over bedrijfs- en fabricagegegevens die door privaatrechtelijke rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, dient achterwege te blijven. Volgens vaste jurisprudentie dient het begrip ‘bedrijfs- en fabricagegegevens’ restrictief te worden uitgelegd:

        ‘Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt.’13

        In de praktijk kan met een beroep op dit artikellid meestal – maar niet altijd14 – worden voorkomen dat ten minste de meest concurrentiegevoelige informatie over prijzen, hoeveelheden, toeleveranciers en afnemers moet worden openbaar gemaakt. Van belang is dat de verstrekker van de informatie de vertrouwelijkheid daarvan heeft beoogd en dat dit ook blijkt uit het document.15

        Verstrekking van informatie door een bestuursorgaan kan eveneens achterwege blijven indien daarmee de onevenredige bevoordeling of benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken (rechts)personen of derden wordt voorkomen en hun belangen dienen te prevaleren boven het belang dat is gemoeid met de verstrekking van de verzochte informatie (art. 10 lid 2 sub g WOB). Denkbaar is daarom dat deze uitzonderingsgrond wordt aangewend om te voorkomen dat gevoelige informatie bij concurrenten terechtkomt, in het bijzonder wanneer ook contractueel geheimhouding is overeengekomen. In de jurisprudentie wordt echter als uitgangspunt gehanteerd:

        ‘Voor zover het college aanvoert dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat met één van de betrokkenen geheimhouding is overeengekomen, oordeelt de Afdeling dat dit een factor van belang kan zijn voor zover het gaat om gegevens die slechts op grond van de belofte van geheimhouding zijn verstrekt.’16

        Een bestuursorgaan kan met een beroep op deze uitzonderingsgrond dus niet zonder meer aan openbaarmaking ontkomen als contractueel is overeengekomen niet tot openbaarmaking te zullen overgaan. De contractuele geheimhouding is echter wel een aspect dat het bestuursorgaan in zijn belangenafweging kan betrekken.

        In sommige gevallen zijn privaatrechtelijke rechtspersonen juist gebaat bij het vergaren van informatie. Te denken valt aan de projectontwikkelaar die inzicht wenst in de totstandkoming van grondprijzen binnen een gemeente of informatie wil vergaren over exploitatieberekeningen. In dergelijke gevallen mag de verstrekking van informatie door de gemeente achterwege blijven, indien het belang daarvan niet opweegt tegen de economische of financiële belangen van de gemeente (art. 10 lid 2 sub b WOB).17

        Ondanks deze – en diverse in relatie tot privaatrechtelijke rechtspersonen minder toepasselijke – uitzonderingsgronden en beperkingen op het beginsel van verplichte informatieverstrekking door bestuursorganen dienen privaatrechtelijke rechtspersonen telkens in het achterhoofd te houden dat de documenten die zij in het kader van een onderhandelings- en contracteringsproces aan de overheid verstrekken, mogelijk ook aan anderen moeten worden verstrekt. Dit risico kan enigszins worden beperkt door nadrukkelijk aan te geven dat de verstrekte informatie vertrouwelijk is. Ook het opnemen van een geheimhoudingsclausule in de overeenkomst kan daartoe bijdragen.

      • Conclusie

        In deze bijdrage heb ik inzichtelijk gemaakt dat het contracteren tussen publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke rechtspersonen primair wordt beheerst door de gebruikelijke spelregels van het BW. Gelet op het feit dat overeenkomsten met publiekrechtelijke rechtspersonen echter op een meer formele wijze tot stand komen dan overeenkomsten tussen louter private partijen, omdat de vertegenwoordiging van publiekrechtelijke rechtspersonen niet altijd eenvoudig is te doorgronden en met name omdat vele publiekrechtelijke normen doorwerken in het privaatrechtelijk handelen van publiekrechtelijke rechtspersonen, is het contracteren met publiekrechtelijke rechtspersonen geen sinecure.

    • [Een sinecure is een ambt waaraan een salaris of bepaalde privileges gekoppeld zijn, maar waar geen of vrijwel geen verplichtingen tegenover staan. De term werd oorspronkelijk voor bepaalde kerkelijke ambten gebruikt, maar wordt ook voor staatkundige functies gebruikt.]

Noten

    • 1 HR 26 januari 1990, NJ 1991, 393.

    • 2 Vgl. voor recente voorbeelden: Rb. Arnhem 1 juni 2011, RCR 2011, 91 en Hof Arnhem 13 december 2011, NJF 2012, 67.

    • 3 HR 1 juni 2012, LJN BV1748, r.o. 3.10.2.

    • 4 Vgl. o.m. HR 31 januari 1997, NJ 1998, 704 m.nt. C.J.H. Brunner (Reisbureau De Globe BV/Provincie Groningen).

    • 5 Vgl. o.m. HR 6 april 1979, NJ 1980, 34 (Kleuterschool Babbel).

    • 6 Hof Arnhem 3 juni 2008, LJN BD6676, r.o. 4.7.

    • 7 HR 25 juni 2010, AB 2010, 334 m.nt. F.J. van Ommeren en NJ 2010, 371.

    • 8 HR 27 maart 1987, NJ 1987, 727.

    • 9 A.A. van Rossum, Van contact naar contract, Den Haag: Vereniging Nederlandse Gemeenten 2003, p. 60.

    • 10 J.H. Nieuwenhuis e.a., Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, toelichting bij art. 3:40 BW.

    • 11 Vgl. o.m. HR 3 april 1998, NJ 1998, 588 (Alkemade/Hornkamp).

    • 12 Een overzicht is opgenomen in A.A. van Rossum, Contracteren met de overheid, Tijdschrift Contracteren 2005, p. 92.

    • 13 O.m. ABRvS 29 april 2008, LJN BD0771 en ABRvS 6 juni 2012, LJN BW7607.

    • 14 Vgl. bijv. ABRvS 30 mei 2012, LJN BW6910.

    • 15 Rb. Haarlem 17 september 2009, LJN BJ8008.

    • 16 ABRvS 20 juni 2007, LJN BA7618.

    • 17 ABRvS 18 februari 2009, AB 2009, 171.

 

 

 

Reacties op dit artikel

  • Beste,
    Ik heb aan de gemeente gevraagd om een kavelkoopcontract na te leven dat zij met een burger(s) heeft afgesloten. Ik heb om een besluit/beschikking gevraagd om te motiveren waarom zijn dat wel of niet willen doen. M.i. zouden ze dat moeten doen inhet kader van het vertrouwensbeginsel (abbb). Echter de afdeling "civiel recht" stelt zich op het standpunt dat zij dat niet hoeft te geven , omdat ze een privaatrecht afdeling zijn. M.i. is een afdeling van de gemeente deel van het bestuursorgaan, er werken immers ook ambtenaren. Kunt u mij laten weten of deze afdeling zich terecht of onterecht mag beroepen op hun civiele status en daardoor geen bescikkingen/besluiten af te geven in publiekrechtelijke zin?

 

Source:

 

 

Update

 

Helaas is het niet langer mogelijk maatwerkbrieven aan te vragen. Het is qua kosten niet langer haalbaar. Dat is meer dan spijtig, maar er is niets aan te doen. Alleen lopende zaken zullen nog worden afgehandeld.

Het is tevens niet langer mogelijk om elke vraag persoonlijk te beantwoorden. Het is dus zaak om zelf na te denken en zelfstandig invulling te geven aan de voorbeeldbrieven op de website.

Het blijft belangrijk te weten wat je doet en waarom je er voor kiest. Het systeem heeft machtige wapens als beslaglegging, loonbeslag, enzovoort. Daar moet je altijd rekening mee houden.

Sommige mensen denken misschien “Oh, wat leuk! Zo kom ik lekker handig en makkelijk van mijn verzekering of huurcontract af!”. Die mensen hebben de essentie niet begrepen. Die essentie is dat als jij het systeem loslaat het er alles aan zal doen jou tegen te werken. Het gaat dus hoe dan ook pijn doen.

Dus ‘de gratie Gods waarmee wetten getekend zijn ontbreekt’ is niet zo maar even een toverformule voor een gezellige kostenreductie, nee het is het begin van je hele leven op z’n kop zetten. Dat betekend dat je voorbereid moet zijn op de wapens die het systeem inzet en dat betekent dat je weet dat dit kan gaan komen. Anders moet je er niet aan beginnen.

Durf of kun je dat niet aan, doe het dan niet. Wil je geen pijn leiden of klappen krijgen, ga dan niet in de ring staan. Het is de keuze tussen nu losbreken of straks nog verder klem komen te zitten zodra de social credits stap voor stap ingevoerd worden.

Bezint eer ge begint! Alleen de strijdvaardigen kunnen het aan.

 

 

Source:

 

Mijn reactie op de reactie van de deurwaarder:

 

"Het bestaan van een opperwezen wordt niet (meer) algemeen geaccepteerd en dit opperwezen, mocht
het bestaan, heeft geen formele bemoeienis met de totstandkoming van wetgeving in Nederland."

 

Dit klopt want het zijn niet יְהוָה ZIJN WETTEN, maar die van de mensen steeds meer nieuwe verzonnen wetten om mensen tot slaven te maken van hun eigen systeem.

 

§ 4.2. Aanhef

    Aanwijzing 4.5. Aanhef van een wet

      • Voor de aanhef van een wet wordt het volgende model gebruikt:

        Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

        Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

        Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat [considerans];

        Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

      • Indien het een rijkswet betreft, luidt de laatste alinea:

        Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

       

      Source:

       

       

      "De bij mijn kantoor in behandeling zijnde zaken betreffen geen wederkerige overeenkomst (contract)
      maar een verbintenis uit de wet (verkeersboete)."

       

       

      Verbintenis uit de wet

       

       

      Verbintenis uit de wet

      Als een verbintenis ontstaat uit de wet, dan is sprake van een gebeurtenis of handeling waar de wet het gevolg aan verbindt van het ontstaan van een verbintenis. Er is dus geen overeenkomst voor nodig, om dit gevolg (een verbintenis) te doen ontstaan. Daarbij gelden vaak regels van dwingend recht. Deze zijn te onderscheiden van regels van regelend recht. Regels van regelend recht gelden, indien partijen geen andere afspraken maken.

      De volgende verplichtingen ontstaan uit de wet

      - onrechtmatige daad 

      - zaakwaarneming

      - onverschuldigde betaling 

      - ongerechtvaardigde verrijking

       

      Source:

       

       

      Dwingend recht is het geheel van rechtsregels waarvan niet mag worden afgeweken.

      Dwingend recht in het Nederlands privaatrecht

      Dwingend recht in het Nederlands bestuursrecht

       

       

      Wat is een PEP-lijst?

       

      Op de PEP-lijst staan Politically Exposed Persons (PEP). Een PEP is een persoon die prominent actief is, of is geweest, in de politiek of een hoge functie heeft binnen de Nederlandse overheid. Als je politiek actieve directe familieleden of naasten hebt of hebt gehad, sta je vermeld in de PEP als familie van die persoon.

      Het raadplegen van de PEP-lijst helpt witwassen, terrorisme en andere criminaliteit tegen te gaan in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze wet stelt dat financiële instellingen verplicht zijn om te controleren of ze te maken hebben met personen die vanuit een politieke functie actief zijn. Dit omdat voorkomen moet worden dat banden met hen worden aangegaan met als om doel misbruik te maken van de bevoegdheden die zij hebben. Financiële instellingen controleren in het kader van 'Know Your Customer' of ze te maken hebben met een PEP, zodat zij extra alert kunnen handelen.

      Personen die op een PEP-lijst staan, bekleden onder andere functies als:
      - staatshoofd, regeringsleider, minister of staatssecretaris;
      - parlementslid of lid van een soortgelijk wetgevend orgaan;
      - lid van het bestuur van een politieke partij;
      - lid van een hooggerechtshof, constitutioneel hof of een andere hoge rechtelijke instantie;
      - ambassadeur, zaakgelastigde of hoge officier van de strijdkrachten.

       

      Andere vragen

       

       

      Source:

       

      Deurwaarder heeft geen toestemming

       

      Een deurwaarder mag alleen beslag leggen met toestemming van de rechter. Vraag de deurwaarder daarom altijd of hij toestemming heeft en vraag bewijs hiervan. Dit is een officieel document zoals een vonnis.

      Heeft u een schuld bij een overheidsorganisatie zoals de gemeente of de Belastingdienst? Dan is toestemming van de rechter niet nodig. U krijgt dan een dwangbevel. Hiermee geeft de overheid toestemming voor het beslag.

      Toestemming via akte

      Legt de deurwaarder beslag namens uw hypotheekverstrekker of pandhouder, bijvoorbeeld de bank? Dan is toestemming van een rechter of overheid niet altijd nodig. Meestal gaf u zelf al toestemming toen u de hypotheekakte of pandakte tekende.

      Weet u niet of het beslag namens uw hypotheekverstrekker terecht is? Neem dan contact met op met een van onze juristen.

      Geen toestemming

      Heeft de deurwaarder geen toestemming? Dan is het beslag onrechtmatig. De deurwaarder mag uw spullen of geld niet in beslag nemen.

       

      Source:

       

      Een dwangbevel is een namens de overheid uitgevaardigd schriftelijk bevel, gericht aan een persoon of rechtspersoon. Door dat 'bevel' verkrijgt het betreffende overheidsorgaan de mogelijkheid om een geldsom bij de betrokken persoon te incasseren. Voordat een dwangbevel mag worden uitgevaardigd moet er eerst worden aangemaand.

       

      Source:

       

       

      Daar gaan we vrienden.. Via deze link gaan we de fraude melden wat anbi instelling het CJIB pleegt. Dit is hun kvk nummer ( 01176224) wat je erbij moet zetten en dit is het RSIN (822088538) nummer. Ze plegen valsheid in geschrifte, dwang, verduisteren geld van donateurs want er is geen schenkingsformulier, dhr Verkade wat hun brieven schrijft werkt niet bij het CJIB bevestigd het kvk. Als

      Geen verplichte Zorgverzekering

       

       

      Rechter bepaalt dat overheid mensen niet verplicht mag verzekeren voor zorg

       

       

      woensdag, 25 april 2018 19:59 Hits: 13382

       

      Er is onlangs een uitspraak gedaan door de rechtbank in Den Haag die wel eens een bom kan leggen onder de verplichte zorgverzekering.

      Wanneer iemand weigert zelf een zorgverzekering af te sluiten, dan doet de overheid dit via het CAK bij een zorgverzekeraar, maar dat blijkt nu onrechtmatig.


      Je hebt gelukkig nog altijd mensen die ondanks alle intimidatie en regelgeving in dit land blijven strijden voor hun burgerrechten.

      In Den Haag zit een dergelijke club:

      Nationale Bond tegen Overheidszaken & politieke partij Forum voor Den Haag behartigen de belangen van onze veiligheid, ouderen, zorg, pensioenen, welvaart en democratie gebaseerd op Westerse culturele normen & waarden uit belang van ons mooie landje...

      De oprichter en voorzitter, J. Zwarts, voert klaarblijkelijk al een jarenlange strijd tegen de verplichte zorgverzekering en heeft nu een belangrijke overwinning geboekt.

       

      Hij schrijft op de website:

      Grote doorbraak in de 'verplichte' illegale zorgverzekering, die een schending zijn in uw burgerrechten!

      Na 13 jaar strijden is het J. Zwarts (Voorzitter/oprichter) gelukt om eindelijk vanuit Civiel (burger)recht de onrechtmatige vorderingen die Bestuursrechtelijk verplicht worden gesteld nietig te verklaren.

      Vastgesteld is in het burgerrecht dat de verplichte zorgverzekering vanuit Burgerwetboek 1 Artikel 1, u vrij bent om een dienstbaarheid (zoals zorgverzekering) te dulden of niet te dulden. Ook is de wilsverklaring (Burgerwetboek 3 Artikel 33) door de uitspraak bevestigd, waaruit moet blijken dat u een contract bent aangegaan op vrijwillige basis vanuit Burgerwetboek 3 Artikel 44 (onrechtmatig contract onder dwang is vernietigbaar).

      CONCLUSIE: CAK (voormalig Zorginstituut Nederland), UWV, Banken, Gemeentelijke instanties en Incassobureaus zijn in samenspanning onrechtmatig vorderingen en strafbare feiten aan het plegen door voor eigen rechtertje te spelen waarin het Burgerrecht wordt geschonden (wij zijn in bezit van bewijzen), wat nu is vastgesteld door de Civiele rechter!

      De Nationale Bond tegen Overheidszaken zal nu de gerechtelijke uitspraak inzetten voor strafrechtelijke vervolging tegen de bovengenoemde partijen.

      En verder:

      De verplichte zorgverzekering is een grootschalige illegale zwendel, waarbij de mensen- /burgerrechten worden geschonden met strafbare feiten. Er bestaat namelijk geen enkele wet waarin de Nederlandse Staat de bevoegdheid heeft om zijn eigen burgers in dwang/slavernij te plaatsen door hen een dwangcontract op te leggen met een commerciële private onderneming zoals de zorgverzekeraars, die vervolgens de dividenden (ons geld) uitkeren aan rijke aandeelhouders. De ingevoerde zorgverzekeringswet uit 2005 is onrechtmatig, gezien er sprake is van een rechtstreekse onaanvaardbare doorkruising van Rechten en misbruik van bevoegdheid!

      Uitleg: Mag de Overheid de burger dan ook dwang, boetes en schulden opleggen, door bijvoorbeeld een verplichte wet in te voeren voor dagelijkse boodschappen bij een “speciaal aangewezen supermarkt” of verplichte wet voor mobiel-/tv- of internetabonnementen?

      Het antwoord is NEEN, de zorgverzekeraars zijn commerciële private ondernemingen en geen Overheidsinstituten. Het is dus bij de wet verboden om verplichte Bestuursrechtelijke (=Overheid) premies op te leggen op vrije burgers, die het recht hebben om zelf te bepalen met welke private bedrijven zij wel of geen zaken willen doen.

      Dan wordt er verwezen naar een vonnis van de kantonrechter in Den Haag, waar de zorgverzekeringsmaatschappij VGZ een vordering instelt tegen Zwarts voor het betalen van achterstallige premies.

      Echter, Zwarts heeft nooit een zorgverzekering aangevraagd en afgesloten bij VGZ en aangezien VGZ geen overeenkomst kan overleggen, wijst de rechter terecht de vordering af.

      VGZ claimt in haar eis dat Zwarts verplicht is verzekerd en ook niet bij een andere zorgverzekeraar staat geregistreerd als zijnde verzekerd, maar kan geen overeenkomst overleggen en weigert verder uitleg te geven over hoe Zwarts dan bij hen verzekerd is geraakt.

      Het antwoord daarop is waarschijnlijk te vinden op de website van de rijksoverheid:

      Aanmelden bij zorgverzekeraar

      Als u niet verzekerd bent, stuurt het CAK u daarover een brief. U moet dan binnen 3 maanden een zorgverzekering afsluiten of aantonen dat u zich niet hoeft te verzekeren (bijvoorbeeld wegens gemoedsbezwaren). Doet u dat niet, dan krijgt u een boete.

      Na 2 boetes meldt het CAK u aan bij een zorgverzekeraar. Het CAK houdt dan 12 maanden premie in op uw inkomsten. Dit is de zogeheten bestuursrechtelijke premie (130% van de standaardpremie). Heeft u geen vast inkomen? Dan krijgt u een acceptgiro toegestuurd.

      U hoeft de premie voor de zorgverzekering niet met terugwerkende kracht te betalen. In de periode waarin u niet was verzekerd betaalt u de kosten voor medische zorg wel zelf.

      Wat niet duidelijk wordt uitgelegd bij de overheid is wat er gebeurt na die periode van 12 maanden.

      Wij hebben daarover contact opgenomen met het CAK en die vertellen ons dat zij de onverzekerde aanmelden bij een zorgverzekeraar en dat deze na die periode van 12 maanden weer zelf zaken doet met de klant.

      In het geval van Zwarts hebben we dan waarschijnlijk een door het CAK (overheid) aangemelde zorgverzekering, waarvan de rechtbank dan nu oordeelt dat deze niet rechtsgeldig is, omdat Zwarts niet zelf die verzekering heeft afgesloten.

      Deze uitspraak is heel belangrijk, want hiermee heeft de rechter erkend dat niemand anders voor jou contracten kan afsluiten met commerciële bedrijven. Dus, een overheid mag jou niet verplicht aanmelden als verzekerde bij een zorgverzekeraar. Ze kunnen dat wel doen, maar die verzekering mist dan iedere rechtsgeldigheid en de zorgverzekeraar krijgt dan ook geen gelijk van de rechter wanneer ze betaling van premies eisen.

      De verdere implicaties van dit alles zijn dan ook potentieel enorm, want dat betekent dat volgens deze uitspraak de overheid de wet met voeten treedt.

      Zoals bij Zwarts op de website staat:

      Burgerwetboek 1 art. 1 stelt, dat een burger namelijk vrij en bevoegd is om een dienstbaarheid wel of niet te willen dulden, een verplichte zorgverzekering is dwang (Art. 284 Strafrecht) en door het plegen van dwang worden burgers tot slavernij (Art. 273f SR) gedwongen (Art. 365 SR) om hun inkomsten af te staan in samenspanning (Art. 51 & 80 SR) van ambtenaren, bestuursrechters, gerechtsdeurwaarders en zorgverzekeraars (Art. 285 & 285b SR).

      Met deze uitspraak is de verplichte zorgverzekering uiteraard nog niet van de baan, maar vormt het wel een basis om strafrechtelijke vervolging in te stellen tegen de overheid.

      De overheid moet op vele fronten een halt worden toegeroepen, van de orgaanroof uit jouw lichaam tot het voor jou afsluiten van zorgverzekeringen, het zijn allemaal zaken die de grondwettelijke rechten en zelfs de internationaal vastgelegde mensenrechten van burgers aantasten.

      Dus, wat dat betreft: hulde aan J. Zwarts en steun hem en zijn club in hun verdere missie welke een strijd is voor ons allemaal!

         

      Source:

       

       

       

      Nieuwe donorwet schending mensenrechten (video)

       

       

      maandag, 19 februari 2018 15:01 Hits: 16181

       

      De rust is weergekeerd en je hoort plots helemaal niets meer over het gedrocht dat donorwet heet en waarmee je automatisch een onderdelenmagazijn van de overheid wordt.

      Afgezien van het feit dat politiek Den Haag verraad heeft gepleegd ten opzichte van haar eigen burgers, is het ook nog eens een flagrante schending van de mensenrechten.


      Als er niet heel snel iets gebeurt, dan zal ons land en met name ook de volgende generatie, te maken krijgen met een overheid die de beschikking krijgt over hun organen bij overlijden.

      In de praktijk zullen heel veel mensen niet beseffen of simpelweg vergeten dat ze expliciet moeten aangeven dat ze geen donor willen zijn, waardoor miljoenen mensen het risico lopen op een snijtafel te belanden waar hun organen worden weggehaald op een moment dat ze nog niet eens dood zijn. Voordat we verdergaan, navolgend wat belangrijke feiten over het orgaanoogsten, te beluisteren in de volgende indringende video die we al eens eerder publiceerden.


      Een lezer zegt er het volgende over (dank!):

      Op 13 januari 2017 plaatste Niburu het artikel, geef je lichaam niet in handen van de overheid.

      Daarin werd ook een brief gepubliceerd van een lezer die een oproep deed aan de Eerste Kamerleden met het verzoek het eigendomsrecht van je lichaam te respecteren.

      Deze brief was afkomstig van mij en ik vind het zeer teleurstellend dat de wet is aangenomen.

      Zelf heb ik veel mensen benaderd die ook daadwerkelijk deze brief en nog een andere hebben ondertekend en verstuurd.

      Nu blijkt nog maar eens weer dat de regering totaal geen boodschap heeft aan, hoe de bevolking hier over denkt, en gewoon ze'n eigen gang gaat.

      Het is een kwalijke zaak dat wensen van burgers met voeten worden getreden en ik vind dit onacceptabel.

      Daarom ben ik stellig van plan, aangifte te doen tegen deze wet van Pia Dijkstra en de regering.

      Als de heer Wilders een uitspraak doet die niet iedereen zint, dan is half Nederland in rep en roer en doet men op grote schaal aangifte.

      Nu een regering ons kostbaarste bezit automatisch in beslag neemt/onteigend doen we niks?!

      Dat kan niet waar zijn, deze regering zou eigenlijk morgen al via een kort geding voor de rechter moeten worden gesleept wegens beroving van ons lichaam.

      Als we nu niet in actie komen tegen deze wet, dan worden we automatisch afgevoerd richting de slachtbank.

      En een dag later stuurt hij het volgende:

      Eigenlijk zou ik iedereen "die tegen de nieuwe donorregistratie wet is" willen oproepen om actie te ondernemen.

      Het is wettelijk niet toegestaan andermans bezittingen/lichaam (automatisch) in bezit te nemen.

      Hier moeten we ons zeker tegen verzetten.

      Dit is schending van de mensenrechten, recht van eigendom.

      Mijn vraag aan jullie is om in een artikel duidelijk te maken dat het zeer onwaarschijnlijk is of onmogelijk, dat deze wet doorgang vind en dat deze in strijd is met de mensenrechten, recht van eigendom.

      Als mijn berichtje van gisteren een bijdrage kan leveren in zo'n artikel of een deel ervan, dan kan dat gebruikt worden.

      Waar het mij om gaat is dat deze wet geen doorgang mag hebben en dat er actie moet worden ondernomen.

      En zo is het maar net, en dan komt natuurlijk de volgende vraag: Wie moet deze kar gaan trekken?

      Wij zijn met te weinig om hier zelf een actieve rol in te kunnen spelen, behalve publiciteit en daarom hadden we contact opgenomen met de Stichting Privacy First, omdat zij eerder rechtszaken hebben gevoerd tegen de overheid.

      Het antwoord dat we terugkregen van de Voorzitter, Bas Filippini, luidt als volgt:

      We hebben besloten niet hier nu aan mee te doen gezien onze prioriteiten met andere zaken. We gaan wel kijken wat voor acties we gaan voeren inzake de nieuwe donorwet. Wij kunnen ons altijd nog aansluiten bij een dergelijke rechtszaak!

      Zover zijn we op dit moment en de vraag is dan ook: Zijn er mensen die een actieve rol willen spelen in het opzetten en/of meewerken aan een strijdplan om de overheid aan te klagen? Wij zullen dan de geïnteresseerden met elkaar in contact brengen, zo goed mogelijk ondersteunen en uiteraard de verdere ontwikkelingen publiceren.

       

      Source:

       

       

      Inschrijven functionaris publiekrechtelijk rechtspersoon

       

      Source:

       

      Bewijzen

       

      Beste Leden,

      Wij gaan in deze Nieuwsbrief u de bewijzen laten zien die onze vereniging zowel schriftelijk en als audiobestanden verzameld heeft, we maken zo voor onze leden het mogelijk om de instanties die van toepassing zijn op deze manier te confronteren met de onderzoeksresultaten, zodat er hopelijk een einde komt aan deze oplichtingspraktijken en de fraudeurs.

      Om aan te tonen dat rechters, officieren en de politie niet bevoegd zijn, hebben wij van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op papier bevestigd gekregen dat alle rechters natuurpersonen zijn. Natuurpersonen betekend dat ze niet onder de staat vallen, wat inhoud dat ze niet ingeschreven staat bij de KvK onder formulier 18 en 20.

      Ook hebben we via Rechtspraak op papier bevestiging dat alle rechtbanken pas staan ingeschreven vanaf 1 juli 2021, en het voor 1 juli 2021 niet nodig was, omdat toen nog niet de wet toezicht bestuur rechtspersonen WBTR in werking was. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2021/06/15/informatieblad-wet-bestuur-en-toezicht-rechtspersonen

      In een telefoongesprek met de Kamer van Koophandel staat op geluidsband dat rechtbank Maastricht, Den Haag en Zeeland-West-Brabant niet bevoegd zijn, deze mensen niet staan ingeschreven, en voor 1 juli 2021 een andere inschrijving hadden bij de KvK zoals personeelsvereniging en carnavalsvereniging.

      De gebouwen van de Rechtspraak stonden wel ingeschreven, alle rechtbanken waren niet bevoegd tot 1 juli 2021. Dus heeft nooit een rechtbank bestaan!  Na 2021 hebben de rechters de kans gehad om zich in te schrijven onder een publiekelijk rechtspersoon als functionaris die een volmacht heeft om besluiten te maken als rechter/ griffier. Dit is niet gebeurd.

      Omdat de wet Besturen toezicht rechtspersonen is gekomen, moeten functionarissen ingeschreven staan bij de KvK. onder formulier 22. Dat houd in dat ze onder de staat vallen. 

      Inschrijving van formulier 18 en 22 bij de KvK is verplicht, dit is op band bevestigt door KvK.

      Wrakingsverzoeken
      Rechters staan nog steeds niet ingeschreven. Dankzij rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt ons bevestigd via email dat niet alleen hun rechters maar alle rechters natuurpersonen zijn. Een natuur persoon kan nooit onder publieke rechtspersoon vallen, een natuurpersoon is handels onbekwaam dus mag geen besluiten maken zonder een uitspraak van de rechtspraak .

      Ook zijn er WOO-verzoeken ingediend nadat de heer Plate meerdere malen onnodig gearresteerd was. De heer Plate heeft gevraagd via Woo-verzoek of de politieagenten onder de staat vallen, en ook heeft hij gevraagd of ze bevoegd waren, heet publiekelijk rechtspersoon. Hij kreeg als antwoord terug dat politieagenten natuurpersonen zijn, ook de Officier van Justitie is een natuurpersoon.

      Hier meer over openbare lichamen. 
      https://www.navigator.nl/document/id503497eb84c14437a76ccee786bb3faf/belastingheffing-over-particulierpensioen-en-overheidspensioen-in-grensoverschrijdende-situaties-fiscale-monografieen-nr-144-6312-openbare-lichamen?ctx=WKNL_CSL_2166

      Wij hebben voor u alle bewijzen op papier en deze blootgelegd, het is nu aan u, de leden om intern bij de desbetreffende instanties de boel wakker te gaan maken! Wij zouden het zeer oprijs stellen om van jullie de bewijzen te ontvangen en te horen wat jullie er mee hebben bereikt!

      Alle bewijzen kunt u ook terug vinden op ons telegramkanaal https://t.me/+bF0g7SNdpyIxMzBk ook de bewijzen over de deurwaarders staan daarop! Die kunt u al gebruiken! Ook zullen wij daar in een volgende nieuwsbrief daar verder op ingaan!

      Met vriendelijk groet,
      Team Plate

       

       

      Schenkingsovereenkomst

       

      OVEREENKOMST VAN SCHENKING

      De ondergetekenden:

      1. de echtgenoten / partners: de heer .............................., geboren te .............................. op .................., BSN ..................; mevrouw .............................., geboren te .............................. op .................., BSN ..................; beiden hierna gezamenlijk te noemen de schenker, met elkander gehuwd in .............................. en wonende aan de .............................. te ..............................,
      2. de heer / mevrouw .............................., hierna te noemen de begiftigde, geboren te .............................. op .................., wonende aan de .............................. te ..............................;

       

      de schenker en de begiftigde hierna gemeenschappelijk te noemen "partijen",

       

      Overwegende:

      • dat partijen met elkaar een overeenkomst van schenking aangaan;
      • dat partijen wel / niet een familiaire verhouding hebben, namelijk ..............................;
      • dat partijen de voorwaarden van de schenking schriftelijk willen vastleggen.

      Artikel 1: VOORWERP VAN OVEREENKOMST

      1. De schenker en de begiftigde zijn op .................. een overeenkomst van schenking aangegaan, op grond waarvan door de schenker aan de begiftigde is geschonken een bedrag van € .................. in de vorm van contanten / in de vorm van kwijtschelding op een schuld of op bankrekening .................. gestort.
      2. De begiftigde verklaart hierbij de bovengenoemde schenking te hebben aanvaard en ontvangen.


      Artikel 2: OVERIGE BEPALINGEN

      1. De eventueel verschuldigde schenkingsrechten komen voor rekening van de schenker / de begiftigde. De betaling zal plaatsvinden vóór .................. Er is een vrijstelling van € .................. van toepassing en de verschuldigde schenkingsrechten bedragen € ..................
      2. De schenker heeft bij de schenking bepaald dat de schenking met de uitdrukkelijke vrijstelling van inbreng in de nalatenschap van de schenker is geschied.
      3. De schenker heeft bij de schenking bepaald dat hetgeen geschonken is, alsmede de vruchten daarvan, vallen buiten elke huwelijksvermogensgemeenschap, zowel de wettelijke als de contractuele, waarin de begiftigde is gehuwd of ooit huwen zal en buiten ieder verrekenbeding of deelgenootschap betrekking hebbende op of verband houdende met een huwelijk of een buitenechtelijke samenlevingsovereenkomst.


      Artikel 3: TOEPASSELIJK RECHT EN FORUMKEUZE

      1. Op deze overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing.
      2. Alle geschillen voortvloeiende uit of verband houdende met de uitvoering van deze overeenkomst worden door de schenker en de begiftigde in eerste aanleg aanhangig gemaakt bij de gerechtelijke instantie waaronder de woonplaats van de schenker / begiftigde ressorteert.

       

       

      Aldus in drievoud opgesteld en ondertekend te .............................. op ..................


      De schenker: .............................. 


      De begiftigde: ..............................

       

      Source:

       

      ANBI

      Beste Leden,

      Wij gaan in deze Nieuwsbrief u de bewijzen laten inzien die onze vereniging schriftelijk en als audiobestanden verzameld heeft, we maken zo voor onze leden het mogelijk om de instanties die van toepassing zijn op deze manier te confronteren met de onderzoeksresultaten, zodat er hopelijk een einde komt aan deze oplichtingspraktijken en de fraudeurs.

      We gaan nu samen kijken naar wat eigenlijk ANBI's zijn, https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/bijzondere_regelingen/goede_doelen/algemeen_nut_beogende_instellingen/belastingregels_algemeen_nut_beogende_instellingen zo kunt u voor u zelf meekijken aan welke ANBI's u eigenlijk wetende of onwetend betaald. Het CJIB, de wooncorporaties, zorgverzekeringen en ook alle instanties van de staat etc. vallen hieronder. 

      Via deze link: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/aftrek-en-kortingen/content/anbi-status-controleren kunt u controleren of de instelling een ( culturele ) ANBI is.

      Ons advies is echter wel om eerst de factuur van een ANBI instelling te betalen en daarna terug te halen via de ANBI teruggave bij de belastingdienst. De ANBI teruggave kan tot 5 jaar terug gedaan worden!

      U bent uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor uw eigen keuze! 
      Dit blijkt uit WOO-onderzoeken en bandopnamens die onze vereniging gemaakt heeft. Er is bevestigd vanuit de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst dat diverse instanties op deze manier valsheid in geschrifte plegen. Dit houd ook in dat het CJIB geen dwangbetaling mag opleggen, geen beslagleggingen mogen uitvoeren of u vast mogen zetten.

      Ook is op bandopname bevestigd door de Kamer van Koophandel dat de heer Verkade niet als bevoegd rechtspersoon werkzaam is in deze ANBI-instelling (CJIB). Wederom FRAUDE !

      Een ANBI-instelling bestaat uit giften en donaties, dat kan nooit uit een opgelegd bedrag ontstaan, sterker nog, bijkomende incassokosten en dwang sommeringen. We hebben immers geen schenking overeenstemming of donateurschap met deze ANBI instelling. Dit is bevestigd door Binnenlandse zaken!

      Alle instanties die onder de overheid vallen zijn dan ook automatisch een ANBI-instelling.

      Met vriendelijk groet,
      Team Plate

      U kunt als lid gebruik maken van de bewijzen die wij in deze nieuwsbrief toegevoegd hebben!

      Indien u een aangifte doet en bezwaar indient, zien we graag het bezwaarschrift tegemoet met een envelop en 2 postzegels zodat we hem via de vereniging kunnen tekenen en rechtsgeldig kunnen maken. Omdat wij een privaat rechtelijke rechtspersoon zijn, moeten wij het op deze manier indienen. Bij een natuurpersoon is deze niet rechtsgeldig. Graag zien wij ook een kopie van de aangifte tegemoet, zodat we alles kunnen bundelen. 

       

      3e Kamer der Statengeneraal

      STICHTING 3E KAMER DER STATENGENERAAL

      als ik minister was
      HEEMSTEDE | RSIN: 863891263
      https://www.alsikministerwasdan.nl (opent nieuw venster)

      • Begindatum: 21-06-2022

       

       

      De stichting

      Colofon & contact

      De naam van de stichting is: 3de Kamer der Statengeneraal.

      Stichting (RSIN 8638.91.263) is opgericht op 21 april 2022 en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer: 86193813.

      Contactgegevens: www.alsikministerwas.nl

      E-mail: 3dekamer@kpnmail.nl

       

      De samenstelling van het bestuur is als volgt:

      • voorzitter: de heer D.H.M. (Tom) van Rijn te Heemstede, gepensioneerd organisatieadviseur
      • secretaris: mevrouw R. van Rijn te Vught, zelfstandig ondernemer
      • penningmeester: de heer K. Mutsaers, Tilburg, voormalig accountant

      Alle bestuursleden werken onbezoldigd aan het initiatief.

       

      2.1. De stichting heeft ten doel: het onderhouden van een (online) platform waarop oplossingen voor onder andere maatschappelijke problemen en situaties kunnen worden gepubliceerd, alsmede al hetgeen daarmee samenhangt.

      2.2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

      a. het opzetten en beheren van een (online) platform;

      b. het ondersteunen en ontwikkelen van initiatieven die met deze oplossingen samenhangen;

      c. dienstverlening aan, het behartigen van belangen van en het bevorderen van de samenwerking tussen de verschillende ministeries en/of andere overheidsinstanties;

      d. het verrichten van alle andere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.

      2.3. De stichting heeft geen winstoogmerk.

       

      Source:

       

      HUIS

      STICHTING HAVENSTEDER ROTTERDAM | RSIN: 2769931

      Begindatum: 01-01-2012

       

      ZORG

      STICHTING MENZISFONDS WAGENINGEN | RSIN: 820226634

      Begindatum: 24-12-2008

       

      Anbi status opzoeken

       

      KVK bedrijven informatie opvragen gratis

       

      Mandaat, delegatie en volmacht

       

      Dagelijks nemen bestuursorganen allerlei besluiten op grond van wettelijke bepalingen. Het bestuursorgaan hoeft de bevoegdheden niet zelf uit te oefenen, maar kan deze overdragen (delegatie) of mandateren. Het voorkomen van overbelasting van het bestuursorgaan of het versnellen van besluitvormingsprocedures kunnen redenen zijn bevoegdheden te delegeren of mandateren.

      De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in titel 10.1 het kader voor de verdeling van bevoegdheden via delegatie en mandaat: welke bevoegdheden mogen bij ambtenaren worden neergelegd, welke bij niet-ondergeschikten van het bestuursorgaan. In artikel 3:61 Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de voorwaarden waaronder een volmacht verleend kan worden geregeld. Via de schakelbepaling van artikel 3:79 BW is artikel 3:61 BW ook van toepassing op een bestuursorgaan. Wat heeft het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan dan nog te zeggen? Bij het werken binnen en voor een overheidsorgaan blijft altijd de vraag: wie is bevoegd en wat is de reikwijdte van die bevoegdheid? Die vraag lijkt eenvoudig te beantwoorden, maar ligt vaak lastiger dan gedacht.

      Delegatie

      Als een bestuursorgaan zijn bevoegdheid om bepaalde besluiten te nemen overdraagt aan een ander bestuursorgaan, is sprake van delegatie. Een bestuursorgaan kan een bevoegdheid alleen delegeren als de wet dit toestaat. Het bestuursorgaan dat een bevoegdheid via delegatie overdraagt, kan deze bevoegdheid zelf niet meer uitoefenen. Het bestuursorgaan dat de bevoegdheid overgedragen heeft gekregen, oefent deze bevoegdheid uit op eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid. Hij is voor die uitoefening dan ook zelf juridisch verantwoordelijk en daarmee ook de verwerende partij in bezwaar of beroep tegen een besluit dat op basis van de gedelegeerde bevoegdheid is genomen.

      Mandaat

      Naast delegatie bestaat ook de mogelijkheid om namens (in naam van) een bestuursorgaan een besluit te nemen. Er is dan sprake van mandaat. Kenmerkend voor mandaat is dat het bestuursorgaan dat mandaat verleent zelf de verantwoordelijkheid en zeggenschap behoudt. Hieruit volgt dat het besluit dat is genomen onder mandaat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat de bevoegdheid heeft gemandateerd. Omdat geen overdracht van bevoegdheden plaatsvindt, blijft de mandaatgever zelf ook gerechtigd om de bevoegdheid uit te oefenen.

      Volmacht en machtiging

      Onder volmacht wordt verstaan de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen uit naam van degene die de volmacht heeft verleend. Hieruit volgt dat de overeenkomst die is gesloten op basis van een volmacht moet worden beschouwd als een overeenkomsten dat namens het publiekrechtelijke lichaam is gesloten. Omdat geen overdracht van bevoegdheden plaatsvindt, blijft de volmachtgever eveneens gerechtigd om privaatrechtelijke handelingen te verrichten.
      Als je een feitelijke handeling verricht namens het bestuursorgaan, dan noem je dat een machtiging. De Algemene wet bestuursrecht spreekt over handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke handeling zijn. Een voorbeeld is het voeren van verweer namens het bestuursorgaan in een gerechtelijke procedure.

      Voor volmacht en machtiging gelden dezelfde regels als voor mandaat. Dit blijkt uit artikel 10:12 Awb dat de bepalingen over mandaat van overeenkomstige toepassing verklaart op het verlenen van een volmacht of een machtiging. In artikel 10:21 Awb is vastgelegd dat de bepalingen over delegatie van overeenkomstige toepassing zijn indien een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten overdraagt aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

      Mandaat en delegatie in gemeenschappelijke regelingen

      Decentrale overheden in Nederland werken op allerlei terreinen met elkaar samen in gemeenschappelijke regelingen. Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en afhankelijk van het soort gemeenschappelijke regeling kunnen aan het bestuur bevoegdheden worden overgedragen (gedelegeerd) en/of gemandateerd. Dat kunnen alleen bevoegdheden zijn die aansluiten bij het doel waarvoor de gemeenschappelijke regeling is opgericht. Bij het opzetten en uitvoeren van zo'n samenwerkingsverband rijzen in de praktijk allerlei vragen over de taak- en bevoegdheidsverdeling. Zoals wie een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur moet afhandelen: het betreffende bestuursorgaan van de gemeenschappelijke regeling of van de deelnemer die het betreft? Mag de gemeenschappelijke regeling namens de deelnemers klachten of bezwaarschriften afhandelen?

      Mandaat- en delegatiebesluiten

      Als bevoegdheden worden gedelegeerd of de uitoefening daarvan via mandaat namens het bevoegd gezag mag plaatsvinden, dan dient dit in een vastgesteld mandaat- en delegatiebesluit te zijn vastgelegd. Dit besluit dient voor de burger toegankelijk te zijn en moet bekend gemaakt worden zodat kan worden nagegaan of een besluit is genomen door een daartoe bevoegde functionaris. Voordat een mandaat- en delegatiebesluit wordt vastgesteld, moet worden nagegaan of de betreffende bevoegdheden gedelegeerd of gemandateerd mogen worden. Voor delegatie is een wettelijke grondslag vereist, de aard van een bevoegdheid kan zich tegen mandaat verzetten. De randvoorwaarden waaronder delegatie en mandaat plaatsvindt, moeten duidelijk zijn en niet in strijd met de rechtszekerheid. In een mandaat- en delegatiebesluit van een organisatie, worden vaak ook de volmachten en machtigingen meegenomen.

      Risico’s onbevoegd genomen besluiten

      Als een bevoegdheid niet op een juiste wijze is overgedragen of namens het bestuursorgaan wordt uitgeoefend door een medewerker die daartoe niet is gemandateerd, kan dat vervelende gevolgen hebben. Bijvoorbeeld: een medewerker verkeert in de onterechte veronderstelling dat hij bevoegd was om een bepaald besluit te nemen dan wel een bepaalde rechtshandeling te verrichten. Welk effect heeft het onbevoegd nemen van een besluit dan wel het onbevoegd verrichten van een rechtshandeling? Kan de andere partij het besluit ongegrond (laten) verklaren of de rechtshandeling (laten) vernietigen? Of wordt deze andere partij door de wet in bescherming genomen?

      Een belanghebbende kan bij een onbevoegd genomen besluit in bezwaar of beroep vernietiging van het besluit vragen. Het bestuursorgaan kan in een beslissing op bezwaar een bevoegdheidsgebrek repareren en een rechter kan de rechtsgevolgen van een onbevoegd genomen besluit in stand laten of het bestuursorgaan opdragen het gebrek alsnog te herstellen. Maar dat vindt alleen plaats als de belanghebbende daardoor niet in zijn of haar belangen wordt geschaad en gaat meestal gepaard met een proceskostenveroordeling.

      Zowel de Awb als het BW bevatten bepalingen waarmee de andere partij tot op zekere hoogte beschermd wordt. In de jurisprudentie zijn deze zogenaamde beschermingsbepalingen nader uitgewerkt.

      Cursussen mandaat en delegatie

      Vijverberg verzorgt ook cursussen over mandaat en delegatie. Kijk hier voor het cursusaanbod op het terrein van het algemeen bestuursrecht.

      Ondersteuning Vijverberg

      Wilt u een mandaatbesluit laten opstellen, vraagt u zich af welke gevolgen de keuze voor delegatie of mandaat heeft voor een gemeenschappelijke regeling of heeft u andere vragen over mandaat, delegatie, volmacht of machtiging? Onze advocaten en adviseurs helpen u graag. Neem contact op met onze specialisten: 079-3631919 of mail ons.

       

      Algemeen bestuursrecht

       

      Cursus Mandaat en delegatie: nooit meer onbevoegd

      Actualiseer in 1 dagdeel je kennis over mandaat en delegatie.

       

       

      Advies nodig?

      Bel ons: 079-3631919 of stuur een mail. Wij helpen u graag.

      Source:

       

      Eigenaar van Telefoonnummer: van wie is dit nummer?

       

      Download and print, put it on windows and doors. Read it. If you do not exercise your rights, you have none.

       

      Handtekeningen

       

      HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN
      VAN DE EUROPESE UNIE

       

       

      Akten van geboorte, van overlijden en de akten houdende attestaties de vita (Afd. 4, Titel 4, Boek 1 B.W.)

       

      Source:

       

       

      Akte van overlijden opvragen, zo werkt het

      / Door 

       

      Je kunt een akte van overlijden opvragen bij de gemeente waarin iemand is overleden. Dat is ook de gemeente waarbij je het overlijden meldt. Degene die de uitvaart verzorgt, zal dit normaal gezien voor je regelen.

      Een overlijdensakte is een akte van de gemeente waarin de plaats, datum en tijdstip van overlijden staan. Je kunt daarmee bewijzen dat iemand niet meer in leven is. De originele akte van overlijden blijft bij de gemeente, dus je kunt alleen een uittreksel opvragen.

      Met een akte van overlijden kun je bewijzen dat iemand niet meer in leven is. Een bank of verzekeraar kan er om vragen voordat ze je verder helpen. Je hebt het ook nodig als je bij het CTR wilt navragen of er een testament is. De gemeente geeft het overlijden door aan de fiscus, de SVB, het pensioenfonds en de zorgverzekering. Dat gaat dus vanzelf. Een notaris kan zelf in het systeem van de gemeente kijken. Ook voor de notaris heb je dus geen overlijdensakte nodig.

      Wie mag een akte van overlijden opvragen?

      Normaal gezien krijg je de akte van overlijden van degene die de uitvaart verzorgt. Die regelt dit dus voor je bij de gemeente. In een andere situatie kun je als belanghebbende zelf contact opnemen met de gemeente.

      Wie geeft de akte van overlijden af?

      De akte van overlijden wordt afgegeven door de gemeente waarin iemand is overleden. Dat is ook de gemeente waarbij je het overlijden meldt.

      Waar heb je een akte van overlijden voor nodig?

      Met een akte van overlijden kun je bewijzen dat iemand niet meer in leven is. Een bank of verzekeraar kan er om vragen voordat ze je verder helpen. Je hebt het ook nodig als je bij het CTR wilt navragen of er een testament is. De gemeente geeft het overlijden door aan de fiscus, de SVB, het pensioenfonds en de zorgverzekering. Dat gaat dus vanzelf. Een notaris kan zelf in het systeem van de gemeente kijken. Ook voor de notaris heb je dus geen overlijdensakte nodig.

      Wat zijn de kosten voor het opvragen van een akte van overlijden?

      De gemeente brengt voor de akte van overlijden een klein bedrag aan leges in rekening. In 2023 zijn de kosten voor het opvragen van een overlijdensakte € 15,70.

       

       

      Aansprakelijkstelling

       

      Aansprakelijkstelling

      Als u schade lijdt door toedoen van een ander is het belangrijk die ander aansprakelijk te stellen voor de geleden schade. Als u een rechtsbijstandsverzekering heeft, dan kunnen zij mogelijk de schade voor u verhalen. Anders zult u dat zelf moeten doen. Daarvoor kunt u gebruik maken van onze voorbeeld aansprakelijkstelling.

      Het is belangrijk dat u de veroorzaker schriftelijk aansprakelijk stelt op het moment dat u bekend raakt met schade. Een aansprakelijkstelling bevat in ieder geval:

      • een ondubbelzinnige zin waarin de veroorzaker aansprakelijk wordt gesteld;
      • een beschrijving van de gebeurtenis;
      • de geschatte schade en hoe deze is opgebouwd;
      • het feit dat de totale schade nog kan veranderen;
      • een betalingstermijn.

      Bewijsmateriaal

      Als u de veroorzaker aansprakelijk wilt stellen, is het van belang bewijsmateriaal te verzamelen. Denk bijvoorbeeld aan foto’s van de schade en de situatie. Maar ook gegevens van getuigen, een eventueel een politierapport of medisch dossier kunnen op een later moment nog belangrijk worden.

      Per aangetekende en gewone post

      Het is belangrijk dat de brief de veroorzaker bereikt. Wij adviseren daarom om de brief zowel per aangetekende post als per gewone post te versturen. Bewaar het bewijs van verzending zorgvuldig!

       

      Download de Aansprakelijkstelling

       

      Source:

       

      Voor de mensen welke te maken hebben met het INCASSO-BUREAU voor het binnenhalen van de NIET-BETAALDE WATERSCHAP-BELASTING het volgende.

      Je krijgt te maken met CANNOCK CHASE PUBLIC
      Van Heemstraweg 58, 6651KH Druten
      Postbus 103, 6650AC Druten
      0487515123
      0487516505
      postbuspublic@cannockchase.nl
      01-04-1987
      16-08-1991

      Dit PRIVATE-BEDRIJF geeft zich uit als CANNOCK CHASE, dit staat op hun INCASSO-BRIEF.
      Echter het BEDRIJF waar je mee te maken krijgt is MANDAAT BV ( Statutaire naam ).
      De namen welke op je staan, welke zich uitgeven als DEURWAARDE zijn ONBEZOLDIGD in gehuurd, en DIT ZIJN GEEN BEËDIGDE DEURWAARDERS, ONBEZOLDIGD betekend niet op de LOONLIJST staan.

      Alle WATERSCHAPPEN, GEMEENTEN enz, hebben een CONTRACT afgesloten met Cannock Chase Public ( MANDAAT BV Kvk 10030766 ), dit in opdracht van Markus-Gerardus-Jozef
      Harbers ( Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat KvK 52766179 )

      NU KOMT HET: Boven MANDAAT BV staat CANNOCK CHASE HOLDING BV (KvK 59436697 ) Dit is een INVESTERING-MAATSCHAPPIJ met €32.000.000,- op de BALANCE.
      Dit geld komt van AXIOM PARTNERS GmbH,Alte Steinhauserstrasse 1, 6330 Cham, Zwitserland
      Chancellerie d'Etat,Zwitserland ( KvK Zwitserland CHE-259.972.007) via CANNOCK CHASE EDR HOLDING BV ( KvK 59436697 ) De entree 222, 1101EE Amsterdam.
      Dit is een Grachten PAND in Amsterdam waar meerder ADVOCATEN KANTOREN zitten.

      KORTOM: ONZE CONTRIBUTIE VAN DE WATERSCHAPPEN EN GEMEENTEN WORDEN BINNEN-GEHAALD DOOR EEN ZWITSERS-BEDRIJF.
      VOOR ALLE DUIDELIJKHEID, ZE HEBBEN EEN CONSENT VAN JE NODIG MET DE VRAAG OF JE ALSTUBLIEFT HUN VORDERING WIL BETALEN.
      ALS DIT GEEN WITWASSEN VAN GELD IS, HOE DUIDELIJK WIL JE HET HEBBEN.

       

      Niet boven maar in de wet

       

      Rapport van de Commissie herziening wetgeving
      ambtsdelicten Kamerleden en bewindspersonen
      Juli 2021

       

      De ministers zijn verantwoordelijk toch? 

      Echter hebben die besloten misdadigers te zijn en zichzelf vrij gesteld van strafrechtelijk vervolging.

      Dit geeft aan dat deze misdadigers in vereniging een misdaadorganisatie zijn deelnemen op welke manier ook aan een organisatie die dat oormerk draagt, is strafbaar in de wet art 140 SR  

       

      Rapport | 14-07-2021

      Een werkbare en faire regeling voor de opsporing, vervolging en berechting van ambtsdelicten van Kamerleden en bewindspersonen.

       

      Source:

       

      Wetboek van Strafrecht

       

      Geraadpleegd op 09-03-2024.
      Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2016

       

      Artikel 140 SR

        • 1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

        • 2. Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

        • 3. Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

        • 4. Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.

         

         

        Artikel 140a     

        • 1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

        • 2. Oprichters, leiders of bestuurders worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

         

         

        Wetboek van Strafrecht

         

        Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023.

        Zie het overzicht van wijzigingen.

        Geraadpleegd op 09-03-2024.

        Geldend van 01-01-2024 t/m heden

         

        Artikel 140 SR

        • 1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

        • 2. De voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie.

        • 3. Indien een organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, wordt het in het eerste lid bedoelde feit gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

        • 4. Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

        • 5. Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.

         

         

        Artikel 140a SR

          • 1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

          • 2. Oprichters, leiders of bestuurders worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

           

          Source:

           

          • Een Rechtspersoon is een juridische constructie.
          • Juridisch is een woord dat aangeeft dat er gekeken wordt of iets wel of niet klopt met datgene dat in de verschillende wetboeken staat beschreven. 'Juridisch correct' betekent dus dat het klopt volgens het wetboek.

           

          Juridisch

          Volgens ‘het recht’. Het recht is een systeem van afgesproken regels die duidelijk maken wat wel of niet mag. Die regels zijn vastgelegd in verschillende wetboeken. Juridisch is een woord dat aangeeft dat er gekeken wordt of iets wel of niet klopt met datgene dat in de verschillende wetboeken staat beschreven. ‘Juridisch correct’ betekent dus dat het klopt volgens het wetboek. Dat hoeft echter niet altijd te betekenen dat het ook het beste is.

           

          Source:

           

          Wetboek is de aanduiding voor verzamelingen van geschreven wetten. Het opstellen van wetboeken heet codificatie
           

          » wetboek › code.

          CODE

          • als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
            code (zn) :geheimschrift, symbooltaal code (zn) :codewoord code (zn) :sleutel code (zn) :wetboek code (zn) :regels
          • als synoniem van een ander trefwoord:
            vorm (zn) :code, erecode, gedragscode, conventie, fatsoen, formaliteit, manier, manieren, omgangsvorm, omgangsvormen, plichtplegingmanier (zn) :code, erecode, gedrag, gedragscode, manieren, omgangsvorm, omgangsvormen, zedecijfer (zn) :code, geheimschriftsleutel (zn) :code, codering

           

          gramma: letter, bill, writing, learning, scriptures, written.

          a letter
          any writing, a document or record
          a note of hand, bill, bond, account, written acknowledgement of a debt
          a letter, an epistle
          the sacred writings (of the OT)
          letters, i.e. learning
          of sacred learning


          write, describe, subscribe, recorded, write up.
          to write, record, enrol
          (Qal)
          to write, inscribe, engrave, write in, write on
          to write down, describe in writing
          to register, enrol, record
          to decree
          (Niphal)
          to be written
          to be written down, be recorded, be enrolled
          (Piel) to continue writing

           

           

           

          The Role of Law

            Authors/Editors: 

            View Chapters

             

             

            Abstract:

            Examines the role of law—the instrumental way through which groups and individuals in society use law as a means of promoting, enforcing, and institutionalizing interests or objectives. Like policy, law exists as a means by which governments codify rules about how individuals and firms should behave in order to achieve economic and social policy outcomes, particularly in the criminal, civil, and regulatory domains. Law leads to economic and social policy outcomes by (1) incentivizing behavior change through coercion or sanctions; (2) serving as a focal point for coordinating behavior; and (3) creating a culture of compliance. Law also plays the more foundational constitutive role of defining governance process and providing a means for citizens—nonelites—to challenge and contest the exercise of power. Attention to the microfoundations of laws’ effectiveness can help policy makers and citizens design laws and strategies more likely to achieve success. Spotlights how effective and equitable legal institutions emerge.

             

            Dutch:

            De rol van het recht Abstract:

            Onderzoekt de rol van het recht: de instrumentele manier waarop groepen en individuen in de samenleving het recht gebruiken als middel om belangen of doelstellingen te bevorderen, af te dwingen en te institutionaliseren. Net als beleid bestaat het recht als een middel waarmee overheden regels kunnen codificeren over hoe individuen en bedrijven zich moeten gedragen om economische en sociale beleidsresultaten te bereiken, vooral op strafrechtelijk, civiel en regelgevend gebied. Het recht leidt tot economische en sociale beleidsresultaten door (1) gedragsverandering te stimuleren door middel van dwang of sancties; (2) dienen als centraal punt voor het coördineren van gedrag; en (3) het creëren van een cultuur van compliance. Het recht speelt ook de meer fundamentele constitutieve rol van het definiëren van het bestuursproces en het bieden van een middel voor burgers – niet-elites – om de uitoefening van macht uit te dagen en te betwisten. Aandacht voor de microfundamenten van de effectiviteit van wetten kan beleidsmakers en burgers helpen bij het ontwerpen van wetten en strategieën die meer kans op succes hebben. Belicht hoe effectieve en rechtvaardige juridische instellingen ontstaan.

             

            Source:

             

            Een Rechtspersoon = een rechts subject met rechtspersoonlijkheid  de natuurlijk persoon is een rechts subject  art 2:5 BW

            Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, >tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit. < vermogensrecht is boek 3 BW art 3:33 BW is het tegendeel  en het verschil tussen de natuurlijk en rechtspersoon in verbintenissen recht boek 6 op de eenzijdige en tweezijdige verbintenis  alleen een mens IN Persoon kan zijn wil toe rechtshandelen met rechtsgevolgen verklaren een rechtspersoon niet. zo kan er dus geen rechtsgevolg tot stand gebracht worden door een rechtspersoon. in een eenzijdige rechtshandeling richting een natuurlijk persoon van uit een rechtspersoon

             

             

            Ik probeer mij ervan te distantiëren, maar wordt onder dwang weer in hetzelfde potje gegooid als iedereen die dat wel of niet wil.

             

            DWANG is strafbaar en van rechtswegen dus nietig art 365 sr art 284 sr art 285 sr art 285b sr art 273f sr art 274 dus art 4 uvrm  het nietig zijn kan dan ook vernietigt worden buiten rechtelijk in het privaatrecht door art 3:44 BW art 49 BW art 3:50 BW art 3:53 BW en klaar is kees

             

            Alles waar iets anders voorstaat dan civiel of straf rechter is geen feiten rechter. echter heeft elke rechter de taak eerst het recht vastte stellen stap die daar overheen is het geen onafhankelijk rechter

             

             

             

            Precontractuele aansprakelijkheid uitdrukkelijk voorzien in het nieuwe verbintenissenrecht

             16 februari 2024 (updated 16 februari 2024) Published by 

             

            Het nieuwe verbintenissenrecht geeft een wettelijke basis aan de precontractuele aansprakelijkheid. Het is dus van groot belang om de precontractuele fase niet lichtzinnig of roekeloos aan te vatten en de onderhandelingen naar het afsluiten van een contract toe zeer zorgzaam en te goeder trouw te voeren.

            Zoniet riskeert men buitencontractueel aansprakelijk gesteld te worden.

            1. De vrijheid tot contracteren blijft verzekerd
              Globaal genomen blijft de vrijheid tot contracteren behouden, zonder dat de keuze  verantwoord moet worden (met uitzondering voor de gevallen die de wet bepaalt).
              U bent dan ook nog steeds vrij om te contracteren met wie u wenst.
              Ook de contractuele inhoud is vrij te bepalen in zoverre deze voldoet aan de wettelijke geldigheidsvereisten.
              Tijdens de precontractuele fase blijven ook binnen het nieuwe verbintenissenrecht, de partijen vrij om onderhandelingen aan te vatten, te voeren en af te breken. Maar hierbij moet wel steeds te goeder trouw gehandeld worden.
              Tot zover niets nieuws dus.
              Goed om weten evenwel is dat het risico op precontractuele aansprakelijkheid begint te spelen vanaf het moment waarop u de contractuele besprekingen aanvat. Daar komen we later op terug.
            2. Informatie verstrekken tijdens de precontractuele fase
              In de precontractuele fase wordt verwacht dat partijen elkaar alle informatie verstrekken.
              Hiermee wordt bedoeld zowel de informatie die zij wettelijk verplicht zijn om aan elkaar te geven, de informatie conform de goede trouw en de gebruiken en de informatie die zij elkaar moeten geven rekening houdend met de hoedanigheid van de partijen, hun redelijke verwachtingen en het voorwerp van het contract.
              Alle informatie waarvan u vermoedt dat uw contractpartij ze nodig heeft, moet u aan die partij bezorgen. Dit is belangrijk want een schending van deze informatieplicht kan leiden tot de nietigheid van het contract of tot precontractuele aansprakelijkheid.
            3. Precontractuele aansprakelijkheid nu wettelijk voorzien
              Belangrijke nieuwigheid in het nieuwe verbintenissenrecht is dat er aan de precontractuele aansprakelijkheid een wettelijke basis is gegeven.
              Wanneer de onderhandelingen foutief worden afgebroken, kan dit aanleiding geven tot buitencontractuele aansprakelijkheid. De benadeelde persoon moet in dat geval teruggeplaatst worden in de situatie waarin hij zich zou hebben bevonden indien er geen onderhandelingen hadden plaatsgevonden.
              Dit kon binnen het oude verbintenissenrecht ook al worden gevorderd op basis van precedenten in de rechtspraak, maar nu is de sanctie voor precontractuele aansprakelijkheid ook wettelijk vastgelegd.
              Zo is voortaan voorzien dat wanneer het rechtmatig vertrouwen is gewekt dat een contract zonder enige twijfel gesloten zal worden, de partij die de onderhandelingen beëindigt, aansprakelijk kan gehouden worden tot het herstel van het verlies van de verwachte netto-voordelen uit het niet gesloten contract.
              Dit zijn belangrijke gevolgen want ook al komt het contract niet tot stand, u kan alsnog gehouden worden tot de verwachte netto-voordelen uit het contract waarover u aan het onderhandelen was.
              Om aansprakelijkheid te voorkomen, kan het belangrijk zijn een precontractueel document (LOI) te ondertekenen waarin duidelijk wordt gemaakt dat onderhandelingen geen enkel resultaat garanderen en dat alle partijen weten dat niets gegarandeerd is totdat er uiteindelijk iets wordt ondertekend.
              We geven u enkele toepassingen bekeken vanuit verschillende vakgebieden:

             Handels- en economisch recht


            In het kader van het distributierecht, bestaat er een zeer specifieke verplichting om een precontractueel informatiedocument af te sluiten. Indien dat niet gebeurt, kunnen de gevolgen groot zijn, aangezien de nietigheid van de overeenkomst kan worden gevorderd, evenals bijkomende financiële aansprakelijkheid.

             Op vennootschapsrechtelijke vlak:

            precontractuele aansprakelijkheid in het kader van overnameovereenkomsten
            In het vennootschapsrecht komt de precontractuele aansprakelijkheid ook ter sprake in het kader van overnameovereenkomsten, en meer in het bijzonder in het kader van de “voor-contracten” die voorafgaandelijk aan een overnameovereenkomst worden gesloten. Deze worden vaak door de partijen als niet-bindend beschouwd. Men denkt bijvoorbeeld aan de letter of intent (LOI), principeakkoorden, memorandum of understanding, etc. Met deze precontractuele documenten beoogt men om in grote lijnen, de afspraken vast te leggen die worden gemaakt in het kader van de transactie. Deze precontractuele afspraken worden dan later bevestigd/verfijnd in een definitieve overnameovereenkomst.
            Als de partijen geen bindende kracht willen verlenen aan het voor-contract, moeten zij dit uitdrukkelijk vermelden in het voor-contract. Maar zelfs in een dergelijk geval, bestaat er in hoofde van de partijen de verplichting om te goeder trouw en op basis van de overeengekomen principes te onderhandelen. Dit impliceert dat de partijen moeten meewerken aan de onderhandelingen en dat zij de onderhandelingen niet zonder redelijke rechtvaardiging kunnen afbreken.
            Wat als een “redelijke rechtvaardiging” kan worden beschouwd om onderhandelingen af te breken, is een subjectieve kwestie die aan rechtbanken moet worden voorgelegd. Maar daar waar vroeger het principe van precontractuele aansprakelijkheid zelf door de rechter moest worden bevestigd, wordt dit principe nu uitdrukkelijk in de wet verankerd.

            1. Besluit
              Wenst u geen precontractuele aansprakelijkheid te lopen, dan moet u ervoor zorgen dat u elke contractbespreking te goeder trouw aanvat en voert. Ga dus niet roekeloos besprekingen aan in de veronderstelling dat u hier steeds onderuit kan zolang er niets ondertekend is. Ook zonder afgesloten contract riskeert u reeds aansprakelijk gesteld te worden.

            Hebt u toch een probleem met een afgesprongen onderhandeling of vreest u in dit kader aansprakelijk gesteld te worden, aarzel dan niet onze specialisten van Seeds of Law te raadplegen via info@seeds.law  of +32 (0)2 747 40 07.

            Meer weten over dit onderwerp?
            Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07


            bron:

            https://seeds.law/nl/nieuws-inzichten/precontractuele-aansprakelijkheid-uitdrukkelijk-voorzien-in-het-nieuwe-verbintenissenrecht

             

             

             OVER DE AUTEUR:Michael Van Leeuwen

             

            Source:

             

            https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/woningwet-per-2022