Theocratie

Regeringsvorm is al gemaakt door יְהֹוָה

 

En die staat beschreven in de boeken 5 van Mozes

 

Jezus is onze Koning en wij zijn Zijn dienaren genaamd ministers in Zijn Koninkrijk

Onze God is יְהֹוָה (YeHoVaH)

 

Wij zijn de vertegenwoordigers die Zijn wetten, die we moeten uitdragen naar de mensen op deze aarde.

Eerst zouden we een samenwerking met opbouwende יְהֹוָה horige mensen moeten realiseren.

 

Dit hieronder is de uitleg die de mensen eraan geven

Een theocratie is een staatsvorm waarin de godheid als onmiddellijke gezagsdrager wordt beschouwd. Het woord komt van de Griekse woorden θεός (theos), "God", en κρατία (kratia), "macht, kracht", en betekent "heerschappij van god". Bij sommige godsdiensten werd de koning als zoon van god beschouwd. (waar staat dit in de geschriften genaamd de Bijbel? En welke God wat is zijn naam?) Bij godsdiensten met een 'heilig boek', wordt deze als directe boodschap van god gebruikt. Tegenwoordig wordt er ook een bestuursvorm mee aangeduid, waar geestelijken de macht hebben. (waar staat dit in de geschriften genaamd de Bijbel?)

 

  • Jezus (יְהוֹשׁוּעַ / Yehowshuwa`) is de de koning als zoon van god beschouwd niet wij mensen
  • God Zijn naam is יְהֹוָה
  • Het Heilige boek is de Bijbel / geschriften
  • Geestelijken hebben geen macht Jezus heeft alle macht

 

JUBILEES 1:
22 And YAHWEH said to Mosheh: 'I know their contrariness and their thoughts and their stiffneckedness, and they will not be obedient till they confess their own sin and the sin of their fathers.
23 And after this they will turn to Me in all uprightness and with all their heart and with all their soul, and I will circumcise the foreskin of their heart and the foreskin of the heart of their seed, and I will create in them a kodesh spirit, and I will cleanse them so that they shall not turn away from Me from that day unto eternity.
24 And their souls will cleave to Me and to all My commandments, and they will fulfill My commandments, and I will be their ABBA (Father) and they shall be My children.

25 And they all shall be called children of the living YAHWEH, and every malak and every spirit shall know, yes, they shall know that these are My children, and that I am their ABBA in uprightness and righteousness, and that I love them.

 

Leviticus 26:

40 If they shall confess their iniquity, and the iniquity of their fathers, with their trespass which they trespassed against me, and that also they have walked contrary unto me;

 

Jeremiah 16:

19 O יְהֹוָה my strength, and my fortress, and my refuge in the day of affliction/distress/trouble, the Gentiles/גּוֹיִם Goyim/Nations shall come unto thee from the ends of the earth, and shall say, Surely our fathers/ancestors have inherited lies, vanity, and things wherein there is nog profit.

 

1 Samuel 7:

3 And Samuel spake unto all the house of Israel, saying, If ye do return unto the YeHoVaH with all your heartsthen put away the strange gods and Ashtaroth from among you, and prepare your hearts unto YeHoVaH, and serve him onlyand he will deliver you out of the hand of the Philistines. (State of the Netherlands)

 

Psalm 116:

13 I will take the cup of salvation (יְשׁוּעָה / yeshuw`ah), and call upon the name of יְהֹוָה (Yehovah) the LORD.

 

Jeremiah 31: (KJV)
33 But this shall be the covenant that I will make with the house of Israel; After those days, saith YeHoVaH, I will put my law in their inward partsand write it in their hearts; and will be their God, and they shall be my people.

 

 

(NIV)

Matthew 24:

45 Who then is the faithful and wise servant,

whom the master (Yahushua) has put in charge

of the servants in his household

to give them (people who seek the truth) their food* at the proper time?

46 It will be good for that servant

whose master finds him doing so when he returns.

 

*Food: Biblical knowledge

 

Deuteronomy 8:

3 And he humbled thee, and suffered thee to hunger,

and fed thee with manna (Heavenly food / Biblical food),

which thou knewest not, neither did thy fathers know;

that he might make thee know that man doth not live by bread only,

but by every word that proceedeth

out of the mouth of יְהֹוָה

doth אָדָם (Adam / to be red /man) live.

(Eve was still in Adam as ONE)

4 Thy raiment waxed not old upon thee,

neither did thy foot swell, these 40 years.

 

 

Theonomy

 

Dit artikel gaat over de bijbelse wet binnen de christelijke reconstructie. Voor de christelijke theo-politieke beweging, zie Christian Reconstructionism . Voor de meta-ethische theorie, zie de goddelijke beveltheorie .

 

Theonomie, van theos (god) en nomos ( wet ), is een hypothetische christelijke regeringsvorm waarin de samenleving wordt geregeerd door de goddelijke wet . Theonomen zijn van mening dat de goddelijke wet, met name de gerechtelijke wetten van het Oude Testament , door moderne samenlevingen moeten worden nageleefd. De precieze definitie van theonomie is het uitgangspunt dat de aan Israël gegeven gerechtelijke wetten van het Oude Verbond niet zijn afgeschaft, daarom zijn alle civiele regeringen moreel verplicht om ze af te dwingen (inclusief de specifieke straffen) en bovendien dat alle civiele regeringen zich moeten onthouden van dwang in gebieden waar de Schrift hun tussenkomst niet heeft voorgeschreven (het “regulatieve principe van de staat”). Merk op dat theonomie verschilt van de "theonomische ethiek" voorgesteld door Paul Tillich . theonomie - https://nl.abcdef.wiki/wiki/Theonomy

 

Oorsprong:

Thomas van Aquino was van mening dat "als een soeverein zou bevelen dat deze gerechtelijke voorschriften in zijn koninkrijk worden nageleefd, hij niet zou zondigen." Sommigen hebben hier ten onrechte naar verwezen als "algemene billijkheidstheonomie", maar het is in feite verschillend van theonomie voor zover Thomas van mening was dat de bijzonderheden van de oudtestamentische gerechtelijke wetten niet langer bindend waren. In plaats daarvan leerde hij dat de gerechtelijke voorschriften verschillende graden van universele rechtvaardigheidsbeginselen bevatten die de natuurwet weerspiegelden . In de christelijke reconstructie is theonomie het idee dat God de basis legt voor zowel persoonlijke als sociale ethiek in de Bijbel. Theonomische ethiek beweert dat de Bijbel is gegeven als de blijvende standaard voor alle menselijke regeringen - individueel, gezin, kerk en burgerlijk - en dat de bijbelse wet moet worden opgenomen in een christelijke theorie van bijbelse ethiek. Theonomische ethiek, om het eenvoudig te zeggen, vertegenwoordigt een toewijding aan de noodzaak, toereikendheid en eenheid van de Schrift. Voor een adequate en oprecht christelijke ethiek moeten we Gods woord hebben, alleen Gods woord en heel Gods woord. Bijna elke criticus van theonomische ethiek zal op de een of andere manier een of meer van deze premissen ontkennen. —  De theonomische tegenstelling tot andere rechtsattitudes Sommige critici zien theonomie als een belangrijke vorm van heerschappijtheologie , die zij definiëren als een soort theocratie . Theonomie stelt dat de bijbelse wet van toepassing is op het burgerlijk recht, en theonomen stellen de bijbelse wet voor als de standaard waaraan de wetten van naties kunnen worden afgemeten, en waaraan ze zouden moeten worden aangepast.

 

Doelen:

Verschillende theonomische auteurs hebben doelen gesteld als "de universele ontwikkeling van bijbelse theocratische republieken", uitsluiting van niet-christenen van stemrecht en burgerschap, en de toepassing van de bijbelse wet door de staat. Onder een dergelijk systeem van bijbelse wet zouden homoseksuele handelingen, overspel, hekserij en godslastering met de dood bestraft worden. Het propageren van afgoderij of "valse religies" zou illegaal zijn en zou ook bestraft kunnen worden met de doodstraf. Recentere theonomische schrijvers zoals Joel McDurmon, president van American Vision , hebben deze positie verlaten en stellen dat deze doodstraffen niet langer bindend zijn in het nieuwe verbond. De polemist en theonomiecriticus JD Hall, die in 2015 over McDurmon debatteerde, heeft betoogd dat het opgeven van mozaïsche penologieën zoals de doodstraf betekent dat McDurmon en anderen die soortgelijke posities bekleden, niet op een zinvolle manier aan theonomie kunnen vasthouden. Volgens theonomist Greg Bahnsen zijn de wetten van God de norm die christelijke kiezers en functionarissen zouden moeten nastreven. Ambtenaren zijn ook niet verplicht om letterlijk elke bijbelse wet af te dwingen, zoals eenmalige gelokaliseerde imperatieven, bepaalde administratieve details, typologische voorafschaduwingen, of die tegen afgunst en ongeloof. "Heersers zouden alleen die wetten moeten handhaven waarvoor God heeft geopenbaard dat sociale sancties moeten worden opgelegd." Relatie met de gereformeerde theologie Sommigen in de moderne gereformeerde kerken zijn kritisch over elke relatie tussen het historisch gereformeerde geloof en theonomie, terwijl andere calvinisten bevestigen dat theonomie consistent is met historische gereformeerde belijdenissen. theonomie - https://nl.abcdef.wiki/wiki/Theonomy

 

Source:

 

Grondwet van יְהֹוָה

Intro: Ik ben de eeuwige, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, bevrijd heeft.

  1. U zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
  2. U zult voor uzelf geen afgodsbeelden maken, noch die dienen.
  3. U zult de naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken.
  4. Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt.
  5. Eert uw vader en uw moeder.
  6. U zult niet doodslaan.
  7. U zult niet echtbreken.
  8. U zult niet stelen.
  9. U zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
  10. U zult niet begeren wat van uw naaste is.

Exodus 34:
28 And he (Moses) was there with יְהֹוָה forty days and forty nights; he did neither eat bread, nor drink water.
And he wrote upon the tables the words of the covenant (verbond), the ten commandments.


The two tables of the covenant are the ten commandments

 

 

Exodus 16:

28 And יְהֹוָה said unto Moses, How long refuse ye to keep my commandments (מִצְוָה/miṣvâ) and my laws (תּוֹרָה/tôrâ)?

 

Exodus 12:

49 One law (תּוֹרָה/tôrâ) shall be to him that is homeborn, and unto the stranger that sojourneth among you.

 

Numbers 15:

16 One law and one manner shall be for you, and for the stranger that sojourneth with you.

29 Ye shall have one law for him that sinneth through ignorance, both for him that is born among the children of Israel, and for the stranger that sojourneth among them.

 

Deuteronomy 33:

4 Moses commanded us a law, even the inheritance of the congregation of Jacob.

 

2Ch 15:

3 Now for a long season Israel hath been without the true God, and without a teaching priest, and without law.

 

2Ch 19:

10 And what cause soever shall come to you of your brethren that dwell in their cities, between blood and blood, between law and commandment, statutes and judgments, ye shall even warn them that they trespass not against יְהֹוָה and so wrath come upon you, and upon your brethren: this do, and ye shall not trespass.

 

Job 22:

22 Receive, I pray thee, the law from his mouth, and lay up his words in thine heart.

 

Proverbs 28: 

4 They that forsake the law praise the wicked: but such as keep the law contend/strive/wage war with them.

Whoso keepeth the law is a wise son: but he that is a companion of riotous men shameth his father.

He that turneth away his ear from hearing the law, even his prayer shall be abomination.

 

Proverbs 29:

18 Where there is no vision, the people perish: but he that keepeth the law, happy is he.

 

Isaiah 2:

3 And many people shall go and say, Come ye, and let us go up to the mountain of יְהֹוָה to the house of the God of Jacob; and he will teach us of his ways, and we will walk in his paths: for out of Zion shall go forth the law, and the word of יְהֹוָה from Jerusalem.

 

Isaiah 8:

16 Bind up the testimony, seal the law among my disciples.

 

Isaiah 51:

4 Hearken unto me, my people; and give ear unto me, O my nation: for a law shall proceed from me, and I will make my judgment to rest for a light of the people.

 

Mica 4:

2 And many nations shall come, and say, Come, and let us go up to the mountain of the LORD, and to the house of the God of Jacob; and he will teach us of his ways, and we will walk in his paths: for the law shall go forth of Zion, and the word of the LORD from Jerusalem.

 

Habakkuk 1:

4 Therefore the law is slacked, and judgment doth never go forth: for the wicked doth compass about the righteous; therefore wrong judgment proceedeth.

 

Zephaniah 3:

4 Her prophets are light and treacherous persons: her priests have polluted the sanctuary, they have done violence to the law.

 

Hebrews 10:
16 This is the covenant (verbond) that I will make with them after those days, saith יְהֹוָה I will put my
laws into their hearts, and in their minds will I write them;

 

Hebrews 8:

10 For this is the covenant that I will make with the house of Israel after those days, saith the Lord; I will put my laws into their mind, and write them in their hearts: and I will be to them a God, and they shall be to me a people:

 

Exodus 20:

And God spake all these words, saying,

I am the יְהֹוָה thy God, which have brought thee out of the land of Egypt, out of the house of bondage. 

 

Thou shalt have no other gods before me.

 

Thou shalt not make unto thee any graven image, or any likeness of any thing that is in heaven above, or that is in the earth beneath, or that is in the water under the earth.

Thou shalt not bow down thyself to them, nor serve them: for I יְהֹוָה thy God am a jealous God, visiting the iniquity of the fathers upon the children unto the third and fourth generation of them that hate me;

And shewing mercy unto thousands of them that love me, and keep my commandments (מִצְוָה/miṣvâ).

 

Thou shalt not take the name of יְהֹוָה thy God in vain; for the Lord will not hold him guiltless that taketh his name in vain.

 

Remember the sabbath day, to keep it holy.

Six days shalt thou labour, and do all thy work:

10 But the seventh day is the sabbath of יְהֹוָה thy God: in it thou shalt not do any work, thou, nor thy son, nor thy daughter, thy manservant, nor thy maidservant, nor thy cattle, nor thy stranger that is within thy gates:

11 For in six days יְהֹוָה made heaven and earth, the sea, and all that in them is, and rested the seventh day: wherefore  יְהֹוָה blessed the sabbath day, and hallowed it.

 

12 Honour thy father and thy mother: that thy days may be long upon the land which the Lord thy God giveth thee.

 

13 Thou shalt not murder.

 

14 Thou shalt not commit adultery.

 

15 Thou shalt not steal.

 

16 Thou shalt not bear false witness against thy neighbour.

 

17 Thou shalt not covet thy neighbour's house, thou shalt not covet thy neighbour's wife, nor his manservant, nor his maidservant, nor his ox, nor his ass, nor any thing that is thy neighbour's.

 

 

These commandments are also used into the Dutch Government LAWS

who DENY that YHWH exists.

 

NEW TESTAMENT

Many Evangelical Christians think that the 10 Commandments were done away with. This is a big lie of Satan's. It was the Ceremonial Laws of the Jews that were done away with; when Jesus- the sacrificial Lamb of God died on the Cross, they were no longer needed. The entire Sanctuary System of the Old Testament pointed to Christ and His Dying/Blood on the Cross. For a deeper study, look up these verses:

 

First Commandment: You shall have no other gods before Me

Matthew 4:10; 6:24; 22:37-38; Luke 4:8; Revelation 14:7.

 

Second Commandment: Thou shalt not worship Idols

Acts 15:20; 17:16; 29; 1 Corinthians 5:10-11; 6:9; 10:7, 14, 19; 12:2; 2 Corinthians 6:16; Galatians 5:20; Ephesians 5:5; Colossians 3:5; 1 Thessalonians 1:9; 1 Peter 4:3; 1 John 5:21; Revelation 2:14; 9:20; 21:8; 22:15.

 

Third Commandment: Thou shalt not take the name of the Lord in vain

Matthew 5:33-34; 1 Timothy 6:1; James 2:7.

 

Fourth Commandment: Remember the Sabbath day, to keep it Holy

Matthew 12:8, 12; 24:20; Mark 1:21; 2:27-28; 6:2; Luke 4:16, 31; 6:5; 23:56; Acts 13:14, 42, 44; 15:21; 16:13; 17:1-2; 18:4; Hebrews 4:4, 9-10 (See also Amplified, ASV, BBE, NASB, NIV, RSV and NRSV.)

 

Fifth Commandment: Honour your father and your mother

Matthew 15:4; 19:19; Mark 7:10; 10:19; Luke 18:20; Romans 1:30; Ephesians 6:1-2; Colossians 3:20; 2 Timothy 3:2.

 

Sixth Commandment: Thou shalt not Murder

Matthew 5:21-22; 19:18; Mark 7:21; 10:19; Luke 18:20; Romans 1:29; 13:9; Galatians 5:21; 1 Timothy 1:9; James 2:11; 1 Peter 4:15; 1 John 3:15; Revelation 9:21; 21:8; 22:15.

 

Seventh Commandment: Thou shalt not commit Adultery

Matthew 5:27-28; 19:18; Mark 7:21; 10:11-12, 19; Luke 16:18; 18:20; Acts 21:25; Romans 1:29; 2:22; 7:3; 13:9; 1 Corinthians 5:11; 6:9, 18; 10:8; Galatians 5:19; Ephesians 5:3; 1 Thessalonians 4:3; Hebrews 13:4; James 2:11; 2 Peter 2:14; Jude 1:7; Revelation 2:14; 2:21-22; 9:21.

 

Eighth Commandment: Thou shalt not Steal

Matthew 19:18; Mark 7:22; 10:19; Luke 18:20; Romans 2:21; 13:9; 1 Corinthians 5:10-11; 6:10; Ephesians 4:28; 1 Peter 4:15; Revelation 9:21.

 

Ninth Commandment: Thou shalt not bear false witness

Matthew 15:19; 19:18; Mark 10:19; Luke 18:20; John 8:44; Acts 5:3-4; Romans 1:29; 13:9; Ephesians 4:25; Colossians 3:9; 1 Timothy 4:2; 2 Timothy 3:3; Revelation 21:8; 22:15.

 

Tenth Commandment: Thou shalt not Covet your neighbour's things

Mark 7:22; Luke 12:15; Acts 20:33; Romans 1:29; 7:7; 13:9; 1 Corinthians 5:10-11; 6:10; Galatians 5:19; Ephesians 5:3, 5; 1 Timothy 6:10; 2 Timothy 3:2; 2 Peter 2:14; Hebrews 13:5.

 

Exodus 19:
5 Now therefore, if ye will obey my voice indeed, and keep my covenant, then ye shall be a peculiar treasure unto me above all people: for all the earth is mine:

 

Deuteronomy 14:
2 For thou art an holy people unto יְהֹוָה  thy God, and יְהֹוָה  hath chosen thee to be a peculiar people unto himself, above all the nations that are upon the earth.

 

Deuteronomy 26:
18 And יְהֹוָה  hath avouched thee this day to be his peculiar people, as he hath promised thee, and that thou shouldest keep all his commandments;

 

Psalm 135:
4 For יְהֹוָה  hath chosen Jacob unto himself, and Israel for his peculiar treasure.

 

Ecclesiastes 2:
8 I gathered me also silver and gold, and the peculiar treasure of kings and of the provinces: I gat me men singers and women singers, and the delights of the sons of men, as musical instruments, and that of all sorts.

 

Titus 2:
14 Who gave himself for us, that he might redeem us from all iniquity, and purify unto himself a peculiar people, zealous of good works.

 

1 Peter 2:
9 But ye are a chosen generation, a royal priesthood, an holy nation, a peculiar people; that ye should shew forth the praises of him who hath called you out of darkness into his marvellous light:

 

Grondwet STAAT DER NEDERLANDEN

 

Wat de statuten zijn voor een vereniging, is de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden. In de Grondwet is de parlementaire democratie verankerd. De Grondwet regelt de bevoegdheden van het parlement, de ministers en de Koning. Daarin staat ook hoe gemeenten en provincies moeten functioneren, hoe wetten worden gemaakt en hoe de rechtspraak in zijn werk gaat. Maar belangrijk is ook dat de grondrechten en plichten van alle Nederlanders in de Grondwet staan opgenomen.

Belangrijke grondrechten zijn:

  • Het recht op gelijke behandeling van iedereen die zich in Nederland bevindt. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan.
  • Het recht om leden van vertegenwoordigende organen te kiezen en om zelf tot lid van die organen te worden verkozen.
  • Het recht op het vrijelijk belijden van godsdienst of levensovertuiging.
  • De persvrijheid en het recht op vrije meningsuiting.
  • Het recht om zich met anderen te verenigen, om vergaderingen te houden en te betogen.
  • Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
  • Het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam.
  • Het brief-, telefoon- en telegraafgeheim. Alleen in uitzonderingsgevallen mag de telefoon worden afgeluisterd.
  • Het recht op eigendom en op vrijheid. Alleen de rechter mag beslissen over het ontnemen van iemands vrijheid.
  • Het recht op recht. Dat wil zeggen: iedereen kan zich tot de rechter wenden.
  • Het recht op vrije keuze van arbeid.
  • Het recht op financiële bijstand van de overheid, wanneer men zelf niet in zijn onderhoud kan voorzien.
  • De vrijheid van onderwijs.

 

De Grondwet geeft ook plichten aan. De overheid heeft bij voorbeeld de plicht om de werkgelegenheid te bevorderen, evenals de spreiding van de welvaart, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. De overheid schept volgens de Grondwet de voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en moet voor voldoende onderwijsmogelijkheden zorgen.

Niet alleen de overheid heeft plichten, ook alle Nederlandse burgers hebben door de Grondwet opgelegde plichten. De meeste plichten worden door middel van wetten opgelegd. Zo kennen we de leerplicht, de plicht om verkeersregels en andere voorschriften na te leven, de plicht om belasting te betalen en de plicht om voor de rechter als getuige op te treden.

De Grondwet vormt de basis van ons politieke systeem, daarom is voorkomen dat deze wet bij iedere politieke klimaat wisseling omgegooid zou kunnen worden. Invoering van een referendum of een andere benoemingsprocedure voor de burgemeester of de Commissaris van de Koning kan op die manier vele jaren duren. Een wijziging van de Grondwet moet zowel door de Eerste als Tweede Kamer twee keer worden goedgekeurd. De eerste keer wordt de wijziging als een gewoon wetsvoorstel behandeld. Na ontbinding van de Tweede Kamer en nieuwe verkiezingen wordt het voorstel opnieuw aan beide Kamers voorgelegd, waarbij geen wijzigingen meer kunnen worden aangebracht en zelfs een tweederde meerderheid is vereist.

 

Source:

 

Word Soeverein! betaal geen Belasting en Hypotheek meer,

zo doe je dat! | Hridaya Gertrude

 

Republic is the people delegating authority to the people that do things for them.
Kingdom is where you are subject to a king or a queen.

 

Republiek is het volk dat autoriteit delegeert aan de mensen die dingen voor hen doen.
Koninkrijk is waar je onderworpen bent aan een koning of een koningin.

 

Democratie

(van het Grieks δῆμος / dèmos, "volk" en κρατειν/kratein, "heersen", dus letterlijk "volksheerschappij") is een bestuursvorm waarin de wil van het volk de bron is van legitieme machtsuitoefening.

 

Source:

Deze uitleg hierboven klopt niet helemaal.

 

De staat der Nederlanden:

 

Isaiah 54:

For thy Maker is thine husband; the יְהֹוָה of hosts is his name; and thy Redeemer the Holy One of Israel; The אֱלֹהִים (Elohiym / God) of the whole earth (אֶרֶץ / Erets) shall he be called.

7 For a small moment have I forsaken thee; but with great mercies will I gather thee.

 

Isaiah 28:
10 For precept must be upon precept, precept upon precept; line upon line, line upon line; here a little, and there a little:

13 But the דָּבָר (word) of the יְהֹוָה (YeHoVaH) was unto them precept upon precept, precept upon precept; line upon line, line upon line; here a little, and there a little; that they might go, and fall backward, and be broken, and snared, and taken.

 

Isaiah 29:
13 Wherefore the (אֲדֹנָי / 'Adonay) Lord  said, Forasmuch as this people draw near me with their mouth, and with their lips do honour me, but have removed their heart far from me, and their fear toward me is taught by the precept of men:

 

Mark 10:
5 And Jesus answered and said unto them, For the hardness of your heart he wrote you this precept.

 

Hebrews 9:
19 For when Moses had spoken every precept to all the people according to the law, he took the blood of calves and of goats, with water, and scarlet wool, and hyssop, and sprinkled both the book, and all the people,

 

Maker / Creator

 

made; H6213

 

Definition

husband:

  • a married man considered in relation to his spouse.
  • a male partner in a marriage.

 

Marriage:

  • the legally or formally recognized union of two people as partners in a personal relationship (historically and in some jurisdictions specifically a union between a man and a woman).

 

Covenant: (Hebrews 9:19)

  • an agreement.
  • agree by lease, deed, or other legal contract.
  • a usually formal, solemn, and binding agreement COMPACT… international law, which depends upon the sanctity of covenants between rulers.— George H. Sabine
  •  a written agreement or promise usually under seal between two or more parties especially for the performance of some actionthe deed conveying the land contained restrictive covenantsbthe common-law action to recover damages for breach of such a contract

 

transitive verb

: to promise by a covenant : PLEDGE

intransitive verb

: to enter into a covenant : CONTRACT

 

made; H6213

 

Genesis 1:
7 And God made H6213 the firmament, and divided the waters which were under the firmament from the waters which were above the firmament: and it was so.

11 And God said, Let the earth bring forth grass, the herb yielding seed, and the fruit tree yielding H6213 fruit after his kind, whose seed is in itself, upon the earth: and it was so.

12 And the earth brought forth grass, and herb yielding seed after his kind, and the tree yielding H6213 fruit, whose seed was in itself, after his kind: and God saw that it was good.

16 And God made H6213 two great lights; the greater light to rule the day, (SUN) and the lesser light to rule the night: (MOONhe made the STARS also. (NO PLANETS)

25 And God made H6213 the beast of the earth after his kind, and cattle after their kind, and every thing that creepeth upon the earth after his kind: and God saw that it was good.

26 And God said, Let us make H6213 man in our image, after our likeness: and let them have dominion over the fish of the sea, and over the fowl of the air, and over the cattle, and over all the earth, and over every creeping thing that creepeth upon the earth.

31 And God saw every thing that he had made, H6213 and, behold, it was very good. And the evening and the morning were the sixth day.

 

Genesis 2:
2 And on the seventh day God ended his work which he had made; H6213 and he rested on the seventh day from all his work which he had made. H6213

3 And God blessed the seventh day, and sanctified it: because that in it he had rested from all his work which God created and made. H6213

4 These are the generations of the heavens and of the earth when they were created, in the day that the LORD God made H6213 the earth and the heavens,

18 And the LORD God said, It is not good that the man should be alone; I will make H6213 him an help meet for him.

 

Genesis 3:
1 Now the serpent was more subtil than any beast of the field which the LORD God had made. H6213 And he said unto the woman, Yea, hath God said, Ye shall not eat of every tree of the garden?

7 And the eyes of them both were opened, and they knew that they were naked; and they sewed fig leaves together, and made themselves H6213 aprons.

13 And the LORD God said unto the woman, What is this that thou hast done? H6213 And the woman said, The serpent beguiled me, and I did eat.

14 And the LORD God said unto the serpent, Because thou hast done H6213 this, thou art cursed above all cattle, and above every beast of the field; upon thy belly shalt thou go, and dust shalt thou eat all the days of thy life:

21 Unto Adam also and to his wife did the LORD God make H6213 coats of skins, and clothed them.

 

Genesis 4:
10 And he said, What hast thou done? H6213 the voice of thy brother's blood crieth unto me from the ground.

 

Genesis 5:
1 This is the book of the generations of Adam. In the day that God created man, in the likeness of God made H6213 he him;

 

Genesis 6:
6 And it repented the LORD that he had made H6213 man on the earth, and it grieved him at his heart.

7 And the LORD said, I will destroy man whom I have created from the face of the earth; both man, and beast, and the creeping thing, and the fowls of the air; for it repenteth me that I have made H6213 them.

14 Make H6213 thee an ark of gopher wood; rooms shalt thou make H6213 in the ark, and shalt pitch it within and without with pitch.

15 And this is the fashion which thou shalt make H6213 it of: The length of the ark shall be three hundred cubits, the breadth of it fifty cubits, and the height of it thirty cubits.

16 A window shalt thou make H6213 to the ark, and in a cubit shalt thou finish it above; and the door of the ark shalt thou set in the side thereof; with lower, second, and third stories shalt thou make H6213 it.

22 Thus did H6213 Noah; according to all that God commanded him, so did H6213 he.

 

Matthew 4:

19 And he saith unto them, Follow me, and I will make you fishers of men.

 

Matthew 8:

22 But Jesus said unto him, Follow me; and let the dead bury their dead.

 

Matthew 9:

And as Jesus passed forth from thence, he saw a man, named Matthew, sitting at the receipt of custom: and he saith unto him, Follow me. And he arose, and followed him.

 

Matthew 16:

24 Then said Jesus unto his disciples, If any man will come after me, let him deny himself, and take up his cross, and follow me.

 

Matthew 19:

21 Jesus said unto him, If thou wilt be perfect, go and sell that thou hast, and give to the poor, and thou shalt have treasure in heaven: and come and follow me.

 

Mark 2:

14 And as he passed by, he saw Levi the son of Alphaeus sitting at the receipt of custom, and said unto him, Follow me. And he arose and followed him.

 

Mark 8:

34 And when he had called the people unto him with his disciples also, he said unto them, Whosoever will come after me, let him deny himself, and take up his cross, and follow me.

 

Mark 10:

21 Then Jesus beholding him loved him, and said unto him, One thing thou lackest: go thy way, sell whatsoever thou hast, and give to the poor, and thou shalt have treasure in heaven: and come, take up the cross, and follow me.

 

Luke 5:

27 And after these things he went forth, and saw a publican, named Levi, sitting at the receipt of custom: and he said unto him, Follow me.

 

Luke 9:

23 And he (Yahushua) said to them all, If any man will come after me, let him deny himself, and take up his cross daily, and follow me.

59 And he said unto another, Follow me. But he said, Lord, suffer me first to go and bury my father.

60 Jesus said unto him, Let the dead bury their dead: but go thou and preach the kingdom of God.

61 And another also said, Lord, I will follow thee; but let me first go bid them farewell, which are at home at my house.

62 And Jesus said unto him, No man, having put his hand to the plough, and looking back, is fit for the kingdom of God.

 

The Rich Young Ruler

 

Luke 18: (Mat 19:16–22;Mar 10:17–22 )

18 And a certain ruler asked him, saying, Good Master, what shall I do to inherit eternal life?

19 And Jesus said unto him, Why callest thou me good? none is good, save one, that is, God.

20 Thou knowest the commandments, Do not commit adultery, Do not kill, Do not steal, Do not bear false witness, Honour thy father and thy mother.

21 And he said, All these have I kept from my youth up.

22 Now when Jesus heard these things, he said unto him, Yet lackest thou one thing: sell all that thou hast, and distribute unto the poor, and thou shalt have treasure in heaven: and come, follow me.

23 And when he heard this, he was very sorrowful: for he was very rich.

 

 

Luke 18: (Mat 19:23–30Mar 10:23–31 )

24 And when Jesus saw that he was very sorrowful, he said, How hardly shall they that have riches enter into the kingdom of God!

25 For it is easier for a camel to go through a needle's eye, than for a rich man to enter into the kingdom of God.

26 And they that heard it said, Who then can be saved?

27 And he said, The things which are impossible with men are possible with God.

28 Then Peter said, Lo, we have left all, and followed thee.

29 And he said unto them, Verily I say unto you, There is no man that hath left house, or parents, or brethren, or wife, or children, for the kingdom of God's sake,

30 Who shall not receive manifold more in this present time, and in the world to come life everlasting.

 

John 1:

43 The day following Jesus would go forth into Galilee, and findeth Philip, and saith unto him, Follow me.

 

John 10:

27 My sheep hear my voice, and I know them, and theyfollow me:

 

John 12:

26 If any man serve me, let him follow me; and where I am, there shall also my servant be: if any man serve me, him will my Father honour.

 

John 13:

36 Simon Peter said unto him, Lord, whither goest thou? Jesus answered him, Whither I go, thou canst not follow me now; but thou shalt follow me afterwards.

 

John 21:

19 This spake he, signifying by what death he should glorify God. And when he had spoken this, he saith unto him, Follow me.

22 Jesus saith unto him, If I will that he tarry till I come, what is that to thee? follow thou me.

 

Acts 12:

And the angel said unto him, Gird thyself, and bind on thy sandals. And so he did. And he saith unto him, Cast thy garment about thee, and follow me.

 

Exodus 11:

8 And all these thy servants shall come down unto me, and bow down themselves unto me, saying, Get thee out, and all the people that follow thee: and after that I will go out. And he went out from Pharaoh in a great anger.

 

Exodus 14:
17 And I, behold, I will harden the hearts of the Egyptians, and they shall follow them: and I will get me honour upon Pharaoh, and upon all his host, upon his chariots, and upon his horsemen.

 

Judges 3:
28 And he said unto them, Follow after me: for the LORD hath delivered your enemies the Moabites into your hand. And they went down after him, and took the fords of Jordan toward Moab, and suffered not a man to pass over.

 

1 Kings 19:
20 And he left the oxen, and ran after Elijah, and said, Let me, I pray thee, kiss my father and my mother, and then I will follow thee. And he said unto him, Go back again: for what have I done to thee?

 

Isaiah 51:
1 Hearken to me, ye that follow after righteousness, ye that seek the LORD: look unto the rock whence ye are hewn, and to the hole of the pit whence ye are digged.

 

Jeremiah 17:
16 As for me, I have not hastened from being a pastor to follow thee: neither have I desired the woeful day; thou knowest: that which came out of my lips was right before thee.

 

Hosea 2:
7 And she shall follow after her lovers, but she shall not overtake them; and she shall seek them, but shall not find them: then shall she say, I will go and return to my first husband; for then was it better with me than now.

 

Revelation 14:

13 And I heard a voice from heaven saying unto me, Write, Blessed are the dead which die in the Lord from henceforth: Yea, saith the Spirit, that they may rest from their labours; and their works do follow them.

 

  • Iedereen zijn eigen stuk land/grond (2 Ha) om te bewerken.

Eigen tuin met groente, fruit, noten en zaden vee waaronder koe, schaap, geit, kip en vissen. Alle dieren die volgens de voedselwetten koosjer zijn.

Alle overschot naar distributiecentrums (gratis) brengen voor gratis te geven voor anderen die zelf ook een overschot (per categorie aan gewicht: voorbeeld. 10 kg veren en 10 kg lood) hebben van andere producten. (gratis te gebruiken voor eigen gebruik)

  • Over de hele aarde verspreid voedselbossen planten zodat er voor iedereen ook daar alles te vinden is in overvloed aan eten.
  • Ridders met wapens, helmen en schilden

Clearfield Doctrine

 

Clearfield Doctrine Supreme Court Annotated Statute, Clearfield Trust Co. v.
United States 318 U.S. 363- 371 1942 Whereas defined pursuant to Supreme
Court Annotated Statute: Clearfield Trust Co. v. United States 318 U.S. 363-371
1942:

 

When private commercial paper is used by corporate government, then government loses its sovereignty status and becomes no different than (from) a mere private corporation. As such, government then becomes bound by the rules and laws that govern private corporations which means that if they intend to compel an individual to some specific performance based upon its corporate statutes or corporation rules, then the government, like any private corporation, must be the holder-in-due-course of a contract or other commercial agreement between it and the one upon who demands for specific performance are made. And further, the government must be willing to enter the contract or commercial agreement into evidence before trying to get the court to enforce its demands, called statutes.

    Country (State)

    A country, state or nation is a territory with a population and an administration that makes the rules and is allowed to use force if necessary to defend that territory.

     

    When you say: "that country is going to attack that country" you are talking about an area in the political sense, and not about the other meaning of land: land (after all, mud doesn't fight).

     

    Land (Staat)

    Een land, staat of natie is een grondgebied met een bevolking en een bestuur, dat de regels maakt en geweld mag gebruiken als het nodig is om dat grondgebied te verdedigen.

     

    Als je zegt: "dat land gaat dat land aanvallen" heb je het dus over een gebied in de staatkundige betekenis, en niet over de andere betekenis van land: grond (modder vecht immers niet).

     

    politics (pŏl′ĭ-tĭks)

    noun

    1. The art or science of government or governing, especially the governing of a political entity, such as a nation, and the administration and control of its internal and external affairs.
    2. Political science.
    3. The activities or affairs engaged in by a government, politician, or political party.

     

     

    Psalm 67:

    4 O let the nations be glad and sing for joy: for thou shalt judge the people righteously, and govern the nations upon earth. Selah.

    Step 1:

     

    Exodus 19:

    5 Now therefore, if ye will obey my voice indeed, and keep my covenant, then ye shall be a peculiar treasure unto me above all people: for all the earth is mine:

    6 And ye shall be unto me a kingdom of priests, and an holy nation. These are the words which thou shalt speak unto the children of Israel.

     

    Isaiah 40:

    28 Hast thou not known? hast thou not heard, that the everlasting God, the LORD, the Creator of the ends of the earth, fainteth not, neither is weary? there is no searching of his understanding.

     

    Daniel 4:

    34 And at the end of the days I Nebuchadnezzar lifted up mine eyes unto heaven, and mine understanding returned unto me, and I blessed the most High, and I praised and honoured Him that liveth for ever, whose dominion is an everlasting dominion, and his kingdom is from generation to generation:
     

    Inhabitant of the land of אֶרֶץ / Earth / Eretz

     
    Isaiah 24:
    17 Fear, and the pit, and the snare, are upon thee, O inhabitant of the earth.
     
    Isaiah 26:
    21 For, behold, the LORD cometh out of his place to punish the inhabitants of the earth for their iniquity: the earth also shall disclose her blood, and shall no more cover her slain.
     
    Psalm 33:
    13 The LORD looketh from heaven; he beholdeth all the sons of men.

    14 From the place of his habitation he looketh upon all the inhabitants of the earth.

     
    Deuteronomy 10:
    14 Behold, the heaven and the heaven of heavens is the LORD'S thy God, the earth also, with all that therein is.
     

    Citizen of heaven:                Kingdom citizenship                                                                

                                                  The heavenly temple or sanctuary Jerusalem (יְרוּשָׁלַם) existing in / above heaven

    Philippians 3:

    20For our conversation is in heaven; from whence also we look for the Saviour, the Lord Jesus Christ:

    21 Who shall change our vile body, that it may be fashioned like unto his glorious body, according to the working whereby he is able even to subdue all things unto himself.

     

    Hebrews 11:

    16 But now they desire a better country, that is, an heavenly: wherefore God is not ashamed to be called their God: for he hath prepared for them a city.

     

    Hebrews 12:

    22 But ye are come unto mount Sion, and unto the city of the living God, the heavenly Jerusalem, and to an innumerable company of angels,

     

    Vision of the Glory of God Filling the Temple

    Ezekiel 43:

    1 Afterward he brought me to the gate, even the gate that looketh toward the east:

    2 And, behold, the glory of the God of Israel came from the way of the east: and his voice was like a noise of many waters: and the earth shined with his glory.

    3 And it was according to the appearance of the vision which I saw, even according to the vision that I saw when I came to destroy the city: and the visions were like the vision that I saw by the river Chebar; and I fell upon my face.

    4 And the glory of the LORD came into the house by the way of the gate whose prospect is toward the east.

    5 So the spirit took me up, and brought me into the inner court; and, behold, the glory of the LORD filled the house.

    6 And I heard him speaking unto me out of the house; and the man stood by me.

    7 And he said unto me, Son of man, the place of my throne, and the place of the soles of my feet, where I will dwell in the midst of the children of Israel for ever, and my holy name, shall the house of Israel no more defile, neither they, nor their kings, by their whoredom, nor by the carcases of their kings in their high places.

    8 In their setting of their threshold by my thresholds, and their post by my posts, and the wall between me and them, they have even defiled my holy name by their abominations that they have committed: wherefore I have consumed them in mine anger.

    9 Now let them put away their whoredom, and the carcases of their kings, far from me, and I will dwell in the midst of them for ever.

    10 Thou son of man, shew the house to the house of Israel, that they may be ashamed of their iniquities: and let them measure the pattern.

    11 And if they be ashamed of all that they have done, shew them the form of the house, and the fashion thereof, and the goings out thereof, and the comings in thereof, and all the forms thereof, and all the ordinances thereof, and all the forms thereof, and all the laws thereof: and write it in their sight, that they may keep the whole form thereof, and all the ordinances thereof, and do them.

    12 This is the law of the house; Upon the top of the mountain the whole limit thereof round about shall be most holy. Behold, this is the law of the house.

     

     

    Numbers 22:
    24. Then the angel of the LORD stood in a narrow path of the vineyards, with a stone wall on this side and on that side.

     

    Ezekiel 13:
    5. “You have not gone up into the breaches, nor did you build up a stone wall around the house of Israel to stand in the battle on the day of the LORD.

     

    Revelation 21:
    15. And he that talked with me had a golden reed to measure the city, and the gates thereof, and the wall thereof.
    17. And he measured the wall thereof, an hundred and forty and four cubits, according to the measure of a man, that is, of the angel.

    19. And the foundations of the wall of the city were garnished with all manner of precious stones. The first foundation was jasper; the second, sapphire; the third, a chalcedony; the fourth, an emerald;

     

     

    Step 2:

    • Establish a permanent population

    Step 3:

    • Establish Government

    life, health, liberty, possesions

    • Common believe in the abstract idea of Government

    when people are behind it it will exsist

     

    • New Covenant with יְהוֹשׁוּעַ

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/sovereignty/new-covenant

     

    • יְהֹוָהYehovah "the existing One"  King יְהוֹשׁוּעַ (Yehowshuwa`)

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/land-owner/king

     

    • LORD Judge  אֱלֹהִים ('elohiym) (God) 

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/land-owner/judges-and-officials

     

    • רוּחַ (ruwach) (קֹדֶשׁ) qodesh (Holy Ghost/spirit)

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/land-owner/jurisdiction

     

    Jeremiah 31: (KJV)
    33 But this shall be the covenant that I will make with the house of Israel (NOT today called JEWS); After those days, saith the LORD, I will put my Torah (law) in their inward parts (Jurisdiction)and write it in their heartsand will be their God, and they shall be my people.

     

    H8451

    תֹּרָה    תּוֹרָה

    tôrâh    tôrâh

    to-raw', to-raw'

    From H3384; a precept or statute, especially the Decalogue or Pentateuch: - law.

     

    Matthew 28:

    18 And Jesus came and spake unto them, saying, All power (jurisdiction) G1849 is given unto me in heaven and in earth.

    19 Go ye therefore, and teach all nations, baptizing them in the name of the Father, and of the Son, and of the Holy Ghost:

    20 Teaching them to observe all things whatsoever I have commanded you: and, lo, I am with you alway, even unto the end of the world. Amen.

     

    G1849

    ἐξουσία

    exousia

    ex-oo-see'-ah

    From G1832 (in the sense of ability); privilege, that is, (subjectively) force, capacity, competency, freedom, or (objectively) mastery (concretely magistrate, superhuman, potentate, token of control), delegated influence: - authority, jurisdiction, liberty, power, right, strength.

     

    Revelation 11:
    15 And the seventh angel sounded; and there were great voices in heaven, saying, The kingdoms of this world are become the kingdoms of our Lord, and of his Christ; and he shall reign for ever and ever.
    16 And the four and twenty elders, which sat before God on their seats, fell upon their faces, and worshipped God,
    17 Saying, We give thee thanks, O Lord God Almighty, which art, and wast, and art to come; because thou hast taken to thee thy great power, and hast reigned.
    18 And the nations were angry, and thy wrath is come, and the time of the dead, that they should be judged, and that thou shouldest give reward unto thy servants the prophets, and to the saints, and them that fear thy name, small and great; and shouldest destroy them which destroy the earth.
    19 And the temple of God was opened in heaven, and there was seen in his temple the ark of his testament: and there were lightnings, and voices, and thunderings, and an earthquake, and great hail.

     

    • Ministers (everone else in the new covenant of יְהוֹשׁוּעַ)

     

    • Nations (unbelievers / strangers / sojourners)

    One law shall be to him that is homeborn, and unto the stranger that sojourneth among you. (Exodus 12:49)

    the congregation of Israel, whether he be a stranger, or born in the land. (Exodus 12:19)

     

     

    Isaiah 43:

    15 I am the יְהֹוָה (LORD), your קָדוֹשׁ (Holy One), the creator of Israel, your King.

    45 Philip findeth Nathanael, and saith unto him, We have found him, of whom Moses in the law, and the prophets, did write, Jesus of Nazareth, the son of Joseph.

    Step 4:

    • Write a constitution

    laws, principles, entities to define and specify these

     

    • 10 commandments

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/y-hovah-s-laws/feasts-of-yhwh/ten-commandments

     

    All scriptures 

    Isaiah 28:
    10 For precept must be upon preceptprecept upon precept; line upon line, line upon line; here a little, and there a little:

    13 But the word of the LORD was unto them precept upon precept, precept upon precept; line upon line, line upon line; here a little, and there a little; that they might go, and fall backward, and be broken, and snared, and taken.

     

    Isaiah 29:

    13 Wherefore the Lord said, Forasmuch as this people draw near me with their mouth, and with their lips do honour me, but have removed their heart far from me, and their fear toward me is taught by the precept of men:

     

    Mark 10:
    8 And Jesus answered and said unto them, For the hardness of your heart he wrote you this precept.

     

    Hebrews 9:
    19 For when Moses had spoken every precept to all the people according to the law, he took the blood of calves and of goats, with water, and scarlet wool, and hyssop, and sprinkled both the book, and all the people,

     

    • יְהֹוָה feast days

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/y-hovah-s-laws/feasts-of-yhwh

     

    • Dietary Laws/instructions

    https://publicrecordmrgpdegier.jouwweb.nl/y-hovah-s-laws/voedselwetten-dietary-laws

     

    John 1:

    17 For the law was given by Mosesbut grace and truth came by Jesus Christ.

     

    Mark 12:
    29 And Jesus answered him, The first of all the commandments is, Hear, O Israel; The Lord our God is one Lord:

     

    1 Thessalonians 4:

    2 For ye know what commandments we gave you by the Lord Jesus.

     

    Revelation 12:

    17 And the dragon was wroth with the woman, and went to make war with the remnant of her seed, which keep the commandments of God, and have the testimony of Jesus Christ.

     

    Revelation 14:

    12 Here is the patience of the saints:

    here are they that keep the (10) commandments of God, and the faith (SUBSTANCE) of Jesus.

     

     

    Medical / Healing:

    Natural remedies

     

    HEALING IS THROUGH:

    - the prayer of FAITH

    - and confessing sin.

     

     

    Matthew 10:

    Heal the sick, cleanse the lepers, raise the dead, cast out devilsfreely ye have received, freely give.

     

    James 5:

    14 Is any sick among you?

    let him call for the elders of the church;

    and let them pray over him,

    anointing him with oilin the name ofJesus.

    15 And the prayer of faith (SUBSTANCE) shall save the sick,

    and the Lord shall raise him up;

    and if he have committed sins,

    they shall be forgiven him.

    16 Confess your faults one to another,

    and pray one for anotherthat ye may be healed.

    The effectual fervent prayer of a righteous man availeth much.

     

    Hebrews 11:

    1 Now FAITH is the SUBSTANCE of things hoped for, the evidence of things not seen.

    2 For by it the elders obtained a good report.

    3 Through faith we understand that the world is framed by the word of God, so that things which are seen were not made of things which do appear.

     

    Acts 9:

    34 And Peter said unto him, Aeneas, Jesus Christ heals you (maketh thee whole):

    arise, and make thy bed. And he arose immediately.

     

    Jeremiah 30:

    13 There is none to plead thy cause,

    that thou mayest be bound up:

    thou hast no healing medicines.

     

    Jeremiah 46:

    11 Go up into Gilead, and take balm,

    O virgin, the daughter of Egypt:

    in vain shalt thou use many medicines;

    for thou shalt not be cured.

     

    2 Chronicles 16:

    12 And (King) Asa*

    in the 39th year of his reign

    was diseased in his feet,

    until his disease was exceeding great:

    yet in his disease he sought not to יְהֹוָה

    but to the physicians.

    13 And Asa slept with his fathers,

    and died in the 41th year of his reign.

     

    *So King Asa died 2 years later.

     

    Exodus 15:

    26 And said, If thou wilt diligently

    hearken to the voice of יְהֹוָה thy אֱלֹהִים (Elohiym/God/Judge),

    and wilt do that which is right in his sight,

    and wilt give ear to His commandmentsand keep all His statutes,

    I will put none of these diseases upon thee, which I have brought upon the Egyptians: for I am יְהֹוָה that healeth thee.

     

    Nationality:                           

    • עִבְרִי / `Ibriy / Hebrew (וְהָעִבְרִיָּה)

    (Jeremiah 34:9) (Exodus 9:1, Jonah 1:9, Romans 11, Isaiah 56:1-7)

    • Temple of the ‎רוּחַ הַקֹּדֶשׁ (Holy Ghost/ Ruach Hakodesh) 

    (1 Corinthians 6:19)

    • Received from יְהֹוָה (YeHoVaH) 

    (Acts 5:32, 2 Corinthians 6:16)

    • my אֱלֹהִים (Elohiym/God/Judge)

    (Leviticus 11:44) Article 4 and 15 (UVRM / UDHR)

     

    Authority:                             

    • Minister of הוֹשׁוּעַ (Yahushua) מָשִׁיחַ (Ha-Mashiach) of Heavens, Earth and Sea

    (Mark 13:34, Revelation 1:6, sui juris (Ezekiel 43) Venia Aetatis, Divine Law, Dei Gratia)

     

    Sojourner / תּוֹשָׁב:

    • on the land of wherever we are walking on

    (Genesis 26:3, Exodus 12:48, Leviticus 19:33-37) Article 13 (UVRM / UDHR)

     

    Vaccines are in scriptures:


    Revelation 18:

    23 - And the light of a candle shall shine no more at all in thee (No Holy Spirit); and the voice of the bridegroom and of the bride shall be heard no more at all in thee: (Your DNA will be changed) for thy merchants (Bill Gates, Trump, Fauci) were the great men of the earth; for by thy sorceries (pharmakeía, medicines, vaccinations, poison) were all nations deceived.

     

    Strong's G5331 - pharmakeia
    †φαρμακεία pharmakeía, far-mak-i'-ah; from G5332; medication ("pharmacy"), i.e. (by extension) magic (literally or figuratively):—sorcery, witchcraft.

    The use or the administering of drugs, poisoning, sorcery, magical arts, often found in connection with idolatry and fostered by it metaph. the deceptions and seductions of idolatry

     

     

    Step 5:

    • Gain international recognitions

     

    Popular support

    Reason for existence

    Undisputed Territory

    Well balanced government

     

    Mark 9:

    And there appeared unto them Elias with Moses: and they were talking with Jesus.

    5 And Peter answered and said to Jesus, Master, it is good for us to be here: and let us make three tabernacles; one for thee, and one for Moses, and one for Elias.

     

    Luke 9:

    33 And it came to pass, as they departed from him, Peter said unto Jesus, Master, it is good for us to be here: and let us make three tabernacles; one for thee, and one for Moses, and one for Elias: not knowing what he said.

     

    • Het terugkeren naar een zelfvoorzienende samenleving

     

    Parallelle Samenleving

    Adverse possession 

    *See: Step 1

     

    English:

    Adverse possession, sometimes colloquially described as "squatter's rights",[a] is a legal principle under which a person who does not have legal title to a piece of property — usually land (real property) — acquires legal ownership based on continuous possession or occupation of the property without the permission of its legal owner.[1]

    In general, a property owner has the right to recover possession of their property from unauthorised possessors through legal action such as ejectment. However, in the English common law tradition, courts have long ruled that when someone occupies a piece of property without permission and the property's owner does not exercise their right to recover their property for a significant period of time, not only is the original owner prevented from exercising their right to exclude, but an entirely new title to the property "springs up" in the adverse possessor. In effect, the adverse possessor becomes the property's new owner.[2][b] Over time, legislatures have created statutes of limitations that specify the length of time that owners have to recover possession of their property from adverse possessors. In the United States, for example, these time limits vary widely between individual states, ranging from as low as three years to as long as 40 years.[3]

    Although the elements of an adverse possession action are different in every jurisdiction, a person claiming adverse possession is usually required to prove non-permissive use of the property that is actual, open and notorious, exclusive, adverse and continuous for the statutory period.[4][c]

    Personal property, traditionally known as 'chattel', may also be adversely possessed, but owing to the differences in the nature of real and chattel property, the rules governing such claims are rather more stringent, and favour the legal owner rather than the adverse possessor. Claims for adverse possession of chattel often involve works of art.

     

    Dutch:

    Ongunstig bezit, soms in de volksmond omschreven als 'rechten van krakers', [a] is een rechtsbeginsel volgens hetwelk een persoon die geen wettelijk eigendomsrecht heeft op een stuk onroerend goed - meestal land (onroerend goed) - wettelijk eigendom verkrijgt op basis van doorlopend bezit of bewoning van het onroerend goed zonder toestemming van de wettige eigenaar. [1]

    Over het algemeen heeft een eigenaar van een onroerend goed het recht om het bezit van zijn eigendom terug te krijgen van onbevoegde bezitters door middel van juridische stappen, zoals uitwerping. In de traditie van het Engelse gewoonterecht hebben rechtbanken echter lang geoordeeld dat wanneer iemand een stuk eigendom zonder toestemming bezet en de eigenaar van het onroerend goed gedurende een aanzienlijke periode niet zijn recht uitoefent om zijn eigendom terug te krijgen, niet alleen de oorspronkelijke eigenaar wordt verhinderd. van het uitoefenen van hun recht om uit te sluiten, maar een geheel nieuwe titel op het onroerend goed "ontspringt" in de ongunstige bezitter. In feite wordt de ongunstige bezitter de nieuwe eigenaar van het onroerend goed. [2] [b] In de loop van de tijd hebben wetgevers verjaringstermijnen opgesteld die de tijdsduur specificeren die eigenaren hebben om het bezit van hun eigendom terug te krijgen van ongunstige bezitters. In de Verenigde Staten lopen deze termijnen bijvoorbeeld sterk uiteen van land tot land, variërend van slechts drie jaar tot wel veertig jaar. [3]

    Hoewel de elementen van een handeling voor ongunstig bezit in elk rechtsgebied verschillend zijn, moet een persoon die aanspraak maakt op ongunstig bezit gewoonlijk bewijzen dat het niet-toegestane gebruik van het eigendom feitelijk, open en berucht, exclusief, ongunstig en ononderbroken is gedurende de wettelijke periode. [ 4] [c]

    Persoonlijk eigendom, traditioneel bekend als 'roerend goed', kan ook nadelig worden bezeten, maar vanwege de verschillen in de aard van onroerend goed en roerend eigendom zijn de regels voor dergelijke claims nogal stringent en begunstigen ze de wettige eigenaar in plaats van de ongunstige bezitter. . Bij claims wegens ongunstig bezit van roerende zaken gaat het vaak om kunstwerken.

     

    Ongunstig bezit , soms in de volksmond omschreven als ' krakersrechten ', is een rechtsbeginsel volgens hetwelk een persoon die geen juridische titel heeft op een stuk eigendom - meestal land ( onroerend goed ) - juridisch eigendom verkrijgt op basis van het voortdurende bezit of de bezetting van de eigendom zonder toestemming van de wettelijke eigenaar. Over het algemeen heeft een eigenaar van een onroerend goed het recht om het bezit van zijn eigendom terug te krijgen van onbevoegde bezitters door middel van juridische stappen, zoals uitwerping . Echter, in het Engels common law traditie, de rechtbanken hebben lang geoordeeld dat wanneer iemand is gevestigd in een stuk van het pand zonder toestemming en de huiseigenaar niet hun recht om hun woning voor een aanzienlijke periode te herstellen uit te oefenen, niet alleen is de oorspronkelijke eigenaar voorkomen van het uitoefenen van hun recht om uit te sluiten, maar een geheel nieuwe titel op het onroerend goed "ontspringt" in de ongunstige bezitter. In feite wordt de ongunstige bezitter de nieuwe eigenaar van het onroerend goed. In de loop van de tijd hebben wetgevers verjaringstermijnen opgesteld die de tijdsduur specificeren die eigenaren hebben om het bezit van hun eigendom terug te krijgen van ongunstige bezitters. In de Verenigde Staten lopen deze termijnen bijvoorbeeld sterk uiteen van land tot land, variërend van slechts drie jaar tot wel veertig jaar. Hoewel de elementen van een actie tegen ongunstig bezit in elk rechtsgebied verschillend zijn, moet een persoon die aanspraak maakt op ongunstig bezit gewoonlijk bewijzen dat het niet-toegestane gebruik van het eigendom feitelijk, open en berucht, exclusief, ongunstig en ononderbroken is gedurende de wettelijke periode. Persoonlijk eigendom , traditioneel bekend als 'roerend goed', kan ook nadelig in het bezit zijn, maar vanwege de verschillen in de aard van onroerend goed en roerend eigendom zijn de regels voor dergelijke claims nogal stringent en begunstigen ze de wettige eigenaar in plaats van de ongunstige bezitter. . Bij vorderingen wegens ongunstig bezit van roerende zaken gaat het vaak om kunstwerken . Ongunstig bezit - https://nl.qaz.wiki/wiki/Adverse_possession

     

    Source:

     

     

     

    DE POLITIEK DIE ZEGGEN JOU TE VERTEGENWOORDIGEN IS CORRUPT! het staat gewoon in het woorden boek kijk maar »> POLITIEK IS VALS » sluw (bn) : arglistig, doortrapt, duivels, geraffineerd, geslepen, gewiekst, kwaadaardig, leep, listig, loos,»> politiek, «« slim, slinks, snood, uitgekiend, uitgekookt, uitgeslapen, vals, verraderlijk bedrieglijk (bn) : bedriegend, frauduleus, illusoir, leugenachtig, listig, loos, misleidend, onbetrouwbaar, oneerlijk, schoonschijnend, sofistisch, vals, verneukeratief boosaardig (bn) : arglistig, boos, duivelachtig, duivels, grimmig, hatelijk, kwaadwillig, malicieus, moedwillig, nijdig, slecht, vals, venijnig

    Despotisme

    Het despotisme (Grieks δεσποτία, van δεσπότης - heerser) is een regeringsvorm waarbij één persoon (de despoot) of een kleine groep personen absolute macht heeft, die naar willekeur kan worden toegepast. Het gaat hierbij dus om een autocratie, oligarchie, tirannie of dictatuur. Er is geen mogelijkheid voor discussie, er is geen volksvertegenwoordiging en er zijn geen politieke partijen; kritiek en verzet worden afgestraft.

    Hoewel het despotisme tegenwoordig een negatieve betekenis heeft, was het vroeger een geaccepteerde staatsvorm. Zo werd in veel Griekse stadstaten en het Romeinse Rijk lange tijd deze regeringsvorm toegepast. Een despoot was in het Byzantijnse Keizerrijk een hoge titel, die voor het eerst werd gedragen door Manuel I Komnenos. De titel werd nog lange tijd gebruikt door voorname machthebbers. Tijdens de Grote Volksverhuizing werden veel stammen bestuurd door despoten.

    Het verlichte despotisme vond de oorsprong in de verlichting, een politiek-filosofische stroming in de 18e eeuw. Bij het verlichte despotisme voerden absolute monarchen sociaal-politieke hervormingen door in hun rijken. Dat wil zeggen, alles voor mijn volk, maar niets door mijn volk (=regeren in naam van het volk). Pas vanaf deze tijd, waarin Franse filosofen als Jean-Jacques Rousseau, Montesquieu en Voltaire kritiek gaven op het absolutisme, werden in veel landen despotische staatsvormen afgeschaft.

    Onder invloed van de verlichting stelden in de 18e eeuw sommige vorsten dus het welzijn van hun volk voorop, zonder macht te delegeren. Zij beriepen zich niet meer op goddelijk recht, zoals Lodewijk XIV van Frankrijk deed. Voorbeelden daarvan zijn koning Frederik II van Pruisen, keizer Jozef II van het Heilige Roomse Rijk en Catharina II van Rusland. Frederik gaf de mogelijkheid aan wetenschappers e.a. om samen te komen in zijn paleis Sanssouci. Terwijl zijn land overwegend protestants was, liet hij andere godsdiensten vrij. Terwijl in andere protestantse landen priesters en jezuïeten vervolgd worden, bood hij hen de kans om in zijn land les te komen geven. Verder schafte hij ook de pijnbank en andere foltertechnieken af en verzachtte het rechtssysteem. Frederik liet zich ook zeer sterk beïnvloeden door de meningen van erkende economen en andere wetenschappers.

    Tegenwoordig is er geen enkel regime ter wereld dat zichzelf despotisch noemt, hoe dictatoriaal het ook regeert. Zelfs het genocidale regime van Pol Pot noemde het land Democratisch Kampuchea. Er is altijd wel een façade van een volksvertegenwoordiging, die in grote delen van de wereld geen macht heeft, laat staan dat die een regering zou kunnen wegstemmen.

     

    Source:

     

    Despoot is een mannelijk naamwoord dat een leider van een land betekent die alles alleen beslist en streng en oneerlijk is. Het woord komt van het Grieks despotēs en heeft synoniemen als alleenheerser, overheerser en tiran.

     

     

    Burgeroorlog

     

    Het verzet van de protestanten in de Nederlanden bereikt in 1566 een hoogtepunt, de ‘Beeldenstorm’. 
    Maar er zijn ook inwoners die het katholieke geloof blijven aanhangen. Ze blijven koning Filips dan ook steunen. Er ontstaat een burgeroorlog , waarin koningsgezinden en opstandige Nederlanders lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. 

     

    De Tachtigjarige Oorlog

     

    Ook de Nederlandse gewesten zijn verdeeld. Begin 1579 besluiten de Zuidelijke gewesten om trouw te blijven aan koning Filips II. Kort daarna spreken Noordelijke gewesten zich uit in de ‘Unie van Utrecht’ en leggen hierin vast dat ze samen tegen Spanje zullen blijven strijden. Verder spreken zij af dat niemand mag worden vervolgd vanwege zijn of haar geloof. 

    De onvrede richt zich steeds meer op koning Filips II zelf. De burgeroorlog mondt daardoor uit in de Tachtigjarige Oorlog, de strijd tegen de Spaanse koning. De opstandige gewesten gaan op zoek naar een nieuwe landsheer. Ze sluiten een overeenkomst met de Hertog van Anjou. Nu er een nieuwe landsheer is, besluiten de opstandige gewesten dat ze de macht van Filips II niet meer erkennen.

     

    Het plakkaat van Verlatinge

     

    Op 26 juli 1581 zeggen de Staten-Generaal hun trouw aan koning Filips II op. Met andere woorden, ze ‘verlaten’ de koning. Het document staat daarom bekend als het Plakkaat van Verlatinge. 
    In het Plakkaat van Verlatinge stellen de Staten-Generaal dat een vorst voor zijn onderdanen moet zorgen, en niet andersom: 

     

    "Een vorst is aangesteld tot hoofd van zijn onderdanen om hen onder zijn hoede te nemen en te beschermen, zoals een herder zijn schapen beschermt en de onderdanen zijn niet geschapen ten behoeve van de vorst om hem in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en als slaaf te dienen."

     

    Het Plakkaat beschrijft verder de tirannieke wandaden die Filips II en zijn vertegenwoordigers in de Nederlanden hebben verricht. En dat de koning niet heeft geluisterd naar de mensen die hem vroegen om daarmee te stoppen. Daarna volgt dan als een soort conclusie het besluit van de Staten-Generaal om de koning van Spanje van zijn heerschappij, jurisdictie en erfelijke aanspraken op de Nederlanden vervallen te verklaren. Alle ambtsdragers en alle ingezetenen worden ontslagen van de eed aan de koning.
    Direct na het besluit van de Staten-Generaal wordt het document gedrukt en verspreid. Dat is niet alleen nodig om het besluit bekend te maken, maar ook om het de kracht van een wet te geven. 

     

     

    Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

     

    Het Plakkaat is een belangrijk document, want het markeert een noodzakelijke stap in de ontwikkeling naar een onafhankelijke Nederlandse staat. Na het besluit om de Spaanse koning te verlaten, blijkt de samenwerking met de nieuwe landsheer de hertog van Anjou geen lang leven beschoren. Daarna lukt het de Staten-Generaal niet meer om een andere vorst te vinden. Uiteindelijk geven ze de zoektocht op en besluiten dat ze ook zonder landsheer kunnen. Vanaf 1588 gaan de noordelijke Nederlanden daarom zelfstandig verder als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

     

     

    Van concept tot drukversie

     

    De minuut van het Plakkaat, dus het concept dat tot besluit geworden is, maakt deel uit van een bundeltje minuten, geschreven door de griffier van de centrale regering Jan van Asseliers. Voor het opstellen van de tekst heeft hij gebruikgemaakt van een oudere resolutie van de Staten-Generaal over de mogelijkheid om Filips te ‘verlaten’, die dateert van 22 juli 1581.

    De handgeschreven tekst staat vol met doorhalingen en aanvullingen in de marge en is daardoor moeilijk te lezen. Gelukkig verschilt de tekst van deze minuut heel weinig van die van het gedrukte plakkaat.

     

     

    Opbouw van de tekst

     

    De tekst bestaat uit drie delen:

    •    de considerans (de overwegingen)
    •    de toelichting hierbij 
    •    de conclusie. 
    In de considerans geven de Staten-Generaal aan wat er volgens hen van een vorst  verwacht mag worden en maken zij duidelijk hoe de koning van Spanje daarin tekort geschoten is. Dan volgt een uitgebreid overzicht van wat er tijdens het bewind van Filips II in de Nederlanden gebeurde. Dit mondt uit in de bekendmaking van het besluit van de Staten-Generaal om de koning van Spanje van zijn heerschappij, jurisdictie en erfelijke aanspraken op de Nederlanden vervallen te verklaren. 

     

     

    Voor docenten

     

    LessonUp: Primaire Bronnen van de Nederlandse Opstand, 1576-1581
    Bovenbouw havo/vwo
    Een interactieve les met primaire bronnen over de Nederlandse Opstand van de Pacificatie van Gent tot het Plakkaat van Verlatinge.

    LessonUp: Primaire Bronnen van de Nederlandse Opstand, 1576-1581 (deel 1)
    Bovenbouw havo/vwo
    Een interactieve les met primaire bronnen over de Nederlandse Opstand van de Pacificatie van Gent tot de Unie van Utrecht.

    LessonUp: Primaire Bronnen van de Nederlandse Opstand, 1576-1581 (deel 2)
    Bovenbouw havo/vwo
    Een interactieve les met primaire bronnen over de Nederlandse Opstand van de Banbrief van Filips II tot het Plakkaat van Verlatinge.

    Histoforum: Wie vindt wat?
    Vier hedendaagse politici geven ieder hun visie op het belang van het Plakkaat van Verlatinge.
    Welk tekst is van welke politicus. Beredeneer telkens je keuze.

     

     

    Archiefstukken opzoeken en downloaden

     

    Onderstaande gegevens zijn nodig om de archiefstukken op te vragen in het Nationaal Archief. Gedigitaliseerde stukken kunnen in hoge kwaliteit gedownload worden.

    Plakkaat van Verlatinge (1581)
    Inventaris van het archief van de Staten-Generaal, 1576-1588.
    1.01.01.01, inventarisnummer 254G.

    Plakkaat van Verlatinge in modern Nederlands 

    Het Plakkaat is 7 dagen per week te bekijken in het Nationaal Archief in Den Haag. In een speciale vitrine ligt de minuut (het concept) van het Plakkaat, geschreven door de griffier van de centrale regering, Jan Asseliers. Compleet met doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen.

     

    Plakkaat van Verlating in modern Nederlands

     

    Plakkaat van Verlating / Verlatinghe

    26 Juli 1581
    In de Staten-Generaal


    Integrale vertaling naar modern Nederlands.

     

    De leden van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen, die dit zullen zien of horen voorlezen, en laten weten:

    Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt. De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen. De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt. Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen.


    Dit recht hebben zij te meer als ze hun vorst niet met vreedzame middelen van zijn tirannieke neigingen hebben kunnen genezen. In dat geval hebben ze geen andere middelen om hun natuurlijke vrijheid, waarvoor men zich met hart en ziel dient in te zetten, veilig te stellen. Daarvan zijn diverse voorbeelden bekend uit andere landen en andere tijden.
    In het bijzonder in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst bij zijn intrede wordt gezworen. De vorst wordt ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit zijn ambt wordt ontheven in geval van schending van de eed.

     

    De koning van Spanje heeft na het overlijden van keizer Karel V de Nederlanden geërfd. Hij heeft zich niets aangetrokken van de diensten, die hem door ons zijn bewezen. Door deze diensten heeft hij zeer loffelijke overwinningen op zijn vijand behaald, die hem in de hele wereld een grote naam hebben bezorgd. Hij heeft eveneens de vermaningen van de keizer in de wind geslagen en heeft daarentegen gehoor gegeven aan het bevel van de Spaanse Raad.

     

    Deze Raad had niet de macht om over deze landen te regeren, zoals over de koninkrijken Napels, Sicilië en andere, die onder gezag van de koning staan; maar aangezien de meeste leden van deze Raad de rijkdom en macht van ons land kenden, stonden ze afgunstig tegenover ons en hebben ze de macht naar zich toegetrokken. De Spaanse Raad (of enkele van de belangrijkste leden) heeft de koning verscheidene malen voor ogen gehouden dat het voor zijn reputatie en waardigheid beter is ons land te veroveren, ten einde als absoluut vorst te kunnen regeren, hetgeen betekent: onderdrukken.


    Dat zou, volgens de Spaanse Raad, beter zijn dan te moeten regeren met de beperkingen die hij zich op grond van zijn eed moest opleggen. De koning heeft het bevel van de Spaanse Raad opgevolgd en heeft ons land beroofd van de onafhankelijkheid en overgeleverd aan de slavernij, onder het gezag van de Spanjaarden.

     

    De koning heeft eerst, zogenaamd om de Hervorming terug te dringen, in de belangrijkste en machtigste steden nieuwe bisschoppen willen aanstellen; hij heeft hun de rijkste abdijen willen schenken en negen kanunniken aan hen willen toevoegen, die deel zouden uitmaken van zijn Raad en van wie er drie belast zouden worden met de inquisitie. Door deze incorporatie zouden de bisschoppen, die zowel buitenlanders als Nederlanders mochten zijn, de belangrijkste zetels hebben ingenomen in de Staten-Generaal. Bovendien zouden ze geheel en al de koning hebben gehoorzaamd en gediend.

    De Spaanse inquisitie is hier, zoals iedereen weet, altijd een verschrikking geweest. Vandaar dat de keizer deze destijds op ons verzoek heeft afgeschaft, waaruit blijkt dat hij zijn onderdanen liefhad. Diverse remonstranties, die door afzonderlijke steden en provinciën, alsook door enkele vooraanstaande heren, namelijk Montigny en Egmond (die door de hertogin van Parma, destijds regentes, op aanraden van de Raad van State en de Staten-Generaal diverse keren naar Spanje werden gezonden) mondeling werden ingediend, hebben niets geholpen.
    Hoewel de koning van Spanje zelf goede hoop had gegeven dat hij hun verzoeken zou inwilligen, heeft hij kort daarna via brieven de bisschoppen bevolen de bisdommen en abdijen in bezit te nemen, de inquisitie in te stellen en de ordonnantie van het Concilie van Trente op te volgen. Deze ordonnantie is in vele opzichten strijdig met de privileges van dit land.

    Toen dit alles het volk ter ore kwam, ontstond er grote beroering en nam de genegenheid af die men als goede onderdanen steeds gevoeld had voor de Spaanse koning en diens voorgangers. Dit was in het bijzonder het gevolg van het feit dat hij niet alleen de bevolking onderdrukte, maar zich bovendien schuldig maakte aan geloofsvervolging. Terwijl het volk juist altijd heeft gemeend dat men zich in dezen slechts tegenover God behoeft te verantwoorden.

    Uit mededogen met het volk hebben de meest vooraanstaande edelen in 1566 een remonstrantie aangeboden, waarin zij de koning verzoeken om een gematigder optreden, in het bijzonder ten aanzien van de geloofsvervolging, ten einde een opstand van het volk te voorkomen. De edelen hoopten dat hij op die manier als een goedertieren vorst de liefde en genegenheid voor zijn onderdanen zou tonen. Ten einde de koning duidelijk te maken hoe noodzakelijk het was voor ons welzijn en de rust in het land om dergelijke maatregelen achterwege te laten en de geloofsvervolging af te zwakken, hebben de hertogin van Parma, de Raad van State en de Staten-Generaal twee gezanten naar Spanje afgevaardigd, namelijk de markies van Bergen en de baron van Montigny. In plaats van gehoor te geven aan het protest en de nood te lenigen heeft de koning, daartoe opgeruid door de Spaanse Raad, de personen die de remonstrantie hebben ingediend, beschuldigd van majesteitsschennis. Bovendien heeft hij – in de veronderstelling verkerend dat hij ons land door de macht van Alva geheel en al had onderworpen – de genoemde gezanten gevangen genomen, gedood en hun bezittingen onteigend. Dit alles druist in tegen de rechten die zelfs door de meest wrede en tirannieke vorsten worden geëerbiedigd.

    De beroering die in ons land was ontstaan, was door toedoen van de genoemde regenten en hun aanhang in 1566 gesust. Velen, die zich hadden ingezet voor de onafhankelijkheid van dit land, zijn toen verjaagd of omgebracht. De koning had derhalve geen enkele reden om ons land aan te vallen. Toch wilde hij alle privileges van het land vernietigen en streefde hij ernaar als een tiran te kunnen heersen over dit land, zoals hij ook doet in Indië en in andere landen die hij onlangs heeft veroverd. Daarom ook heeft hij de hertog van Alva met een groot leger naar hier gestuurd.

    Deze Alva is berucht wegens zijn wreedheid en is een van de grootste vijanden van dit land. Bij zijn komst werd hij vergezeld door een aantal gelijkgezinden die als adviseurs moesten dienen. Uit dit alles blijkt dat de koning weinig genegenheid voelt voor zijn goede onderdanen en handelt in strijd met de verplichtingen die hij als vorst, beschermer en herder dient na te komen. Al is hij hier eervol ontvangen door de arme inwoners, die van hem niets dan goedertierenheid verwachtten, zoals de koning dikwijls in zijn brieven had geveinsd; al had de koning de bedoeling om tot ieders genoegen in alles orde op zaken te stellen; ook al was er bij het vertrek van de hertog van Alva uit Spanje een vloot in gereedheid gebracht om hem uit te leiden en een in Zeeland om hem te verwelkomen (wat het land veel geld heeft gekost), ten einde de onderdanen te misleiden.
    Toch heeft de hertog, die een vreemdeling is en niet van koninklijken bloede, terstond na zijn komst verklaard dat de koning hem benoemd had tot bevelhebber en landvoogd, hetgeen tegen de privileges en tradities indruist. Hij heeft zijn voornemens voldoende duidelijk gemaakt door terstond de belangrijkste steden en burchten te bezetten. Hij heeft kastelen en vestingen in de belangrijkste en machtigste steden gebouwd, ten einde deze steden in bedwang te houden. Hij heeft de meest vooraanstaande heren op last van de koning ontboden, onder het mom dat hij, in het belang van ons land, hun advies wilde inwinnen.
    Degenen die aan zijn oproep gehoor gaven, heeft hij gevangen genomen en uit Brabant, waar zij gevangen zaten, weggevoerd. Hij heeft hen in staat van beschuldiging gesteld, hoewel hij niet de bevoegdheid had hen te berechten. Tenslotte heeft hij hen ter dood veroordeeld en in het openbaar terechtgesteld, zonder hen volledig te horen. De andere, (Stadhouder Willem van Oranje) die beter op de hoogte was van de schijnheiligheid van de Spanjaarden, hield zich buiten het land. Zijn bezittingen zijn in beslag genomen en hijzelf is vogelvrij verklaard.


    Dit deed Alva ten einde te voorkomen dat de arme inwoners, al dan niet met behulp van vorsten die de onafhankelijkheid van dit land voorstaan, tegen het Spaanse gezag in opstand komen.
    Hij heeft nog talloze andere edelen en vooraanstaande burgers om het leven gebracht of verjaagd met het doel beslag te kunnen leggen op hun goederen.

     

    Aan vrouwen en kinderen wordt veel overlast bezorgd door Spaanse soldaten die in hun huizen in garnizoen liggen. De inwoners worden gedwongen tot het betalen van allerlei belastingen. Ze worden gedwongen nieuwe kastelen te bouwen en de steden te voorzien van vestingwerken, die dienen voor hun eigen onderdrukking. Men wordt gekweld doordat men de honderdste, twintigste en tiende penningen moet opbrengen, waarmee de soldaten worden betaald. Deze soldaten zijn zowel Spanjaarden als mensen die hij uit ons volk heeft gerekruteerd.

     

    Alva zet hen in tegen hun landgenoten en tegen degenen die met gevaar voor eigen leven de onafhankelijkheid van het land verdedigen. Dit alles deed hij om ervoor te zorgen dat de onderdanen geen enkel middel overbleef om zijn plannen te dwarsbomen, zodat hij de opdracht die hij in Spanje had gekregen, namelijk het land te behandelen als veroverd gebied, des te beter kon uitvoeren.


    Hij heeft ook in de belangrijkste plaatsen de rechtsorde aangepast aan de Spaanse gewoonten en daarmee de privileges van dit land geschonden. Hij heeft nieuwe raden in het leven geroepen en tenslotte de tiende penning ingesteld voor de handel en nijverheid, waarmee hij ons land, dat volledig op handel en nijverheid is aangewezen, naar de ondergang heeft gevoerd. Dit alles heeft hij gedaan ondanks de talloze remonstranties die door elk gewest afzonderlijk en door het land als geheel bij hem zijn ingediend.

     

    Alva zou deze maatregel ook met geweld hebben doorgevoerd, ware het niet dat Holland en Zeeland door toedoen van de Prins van Oranje, diverse edelen en andere rechtschapen inwoners, zich onmiddellijk tegen hem hadden gekeerd en zich aan de zijde van de prins hadden geschaard.

     

    Later heeft de Spaanse koning landvoogd Requesens naar deze landen gestuurd om de tirannie van Alva met bedekte middelen voort te zetten. Alva en Requesens hebben getracht Holland en Zeeland te onderwerpen door de andere provinciën, die ze reeds in hun macht hadden, daarbij in te schakelen.

    Requesens heeft, onder het mom van muiterij tegen zijn persoon, Spaanse soldaten in Antwerpen gelegerd. Zij hebben daar zes weken op kosten van de burgerij geleefd en Requesens heeft de bevolking gedwongen de door hem geëiste soldij, in totaal vierhonderdduizend gulden bedragende, op te brengen, ten einde verlost te worden van het Spaanse geweld. Daarna heeft hij deze soldaten opgedragen verder ten strijde te trekken. Hij wilde eerst Brussel innemen om vanuit de residentie van de prins te kunnen opereren. Toen het leger daar niet in slaagde, heeft hij de stad Aalst en vervolgens Maastricht overmeesterd. Daarna hebben de soldaten Antwerpen overvallen en geplunderd, ze hebben er moorden gepleegd en brand gesticht. De meest tirannieke en wrede vijanden van het land zouden het niet erger hebben kunnen doen. Ze hebben niet alleen enorme schade toegebracht aan de arme bevolking, maar ook aan alle naties die in Antwerpen handelsbelangen hadden.

    Na de dood van Requesens heeft de Raad van State op last van de Spaanse koning het bestuur over dit land aanvaard. Deze Raad heeft in het bijzijn van Jeronimo de Roda de Spanjaarden tot vijanden van het land verklaard. Niettemin is deze Roda, krachtens zijn autoriteit of krachtens een geheime instructie uit Spanje, aanvoerder geworden van de Spanjaarden. Buiten de Raad van State om beroept hij zich op de naam en het gezag van de koning, vervalst hij diens zegel en gedraagt hij zich in het openbaar als landvoogd en plaatsvervanger van de koning. Dit vormde voor de Staten de reden om met de Prins en de Staten van Holland en Zeeland een verbond te sluiten ten einde de Spaanse vijand eensgezind te bestrijden en te verdrijven. Dit verbond is door de Raad van State goedgekeurd.

     

    De Staten hebben, als goede onderdanen, na diverse nederige remonstranties, de Spaanse koning verzocht het onheil dat reeds geschied was en nog stond te geschieden, onder ogen te zien. Ook is hem gesmeekt de Spanjaarden uit ons land te laten vertrekken en degenen te straffen die de ondergang van de belangrijkste steden hadden bewerkstelligd en andere vormen van groot overlast hadden veroorzaakt. Dit is hem verzocht als troost voor hen die geleden hebben en als voorbeeld voor anderen. De koning reageerde door te stellen dat dit alles tegen zijn wil was geschied, dat hij zou straffen met de dood en de rust in het land zou herstellen, zoals dat een goedertieren vorst betaamt. Hij heeft nochtans geen recht gesproken of straffen opgelegd. Integendeel, alles bleek te zijn geschied met toestemming van de koning en de Spaanse Raad. Uit onderschepte brieven is gebleken dat de koning aan Roda en anderen geschreven heeft dat hij niet alleen hun daden goedkeurde, maar hen prees en beloofde hen te zullen belonen. In het bijzonder Roda werd geprezen om zijn bijzondere diensten, hetgeen de koning hem en zijn dienaren duidelijk heeft doen blijken.

     

    In dezelfde tijd heeft de koning zijn bastaardbroer don Juan van Oostenrijk naar ons land gestuurd als ware hij van zijn bloede.

    Dit heeft hij gedaan om de ogen van de onderdanen nog meer te verblinden. Deze don Juan van Oostenrijk wendde voor de Pacificatie van Gent goed te keuren, de bevoegdheden van de Staten te respecteren, de Spanjaarden te doen vertrekken, de aanstichters van het geweld te straffen en de rust en onafhankelijkheid te herstellen. In werkelijkheid probeerde hij de Staten te ontbinden en het ene gewest na het andere te onderwerpen. Dit is kort daarna, door de kracht van God, die alle tirannie haat, ontdekt door middel van onderschepte brieven, waaruit bleek dat hij van de koning opdracht had gekregen de orders van Roda op te volgen. Om alle schijn van samenspanning te vermijden werd hem elk contact met Roda verboden.


    Hij kreeg voorts de opdracht zich vreedzaam te gedragen tegenover de vooraanstaande edelen en hen voor zich te winnen. Dit moest hij blijven doen tot hij Holland en Zeeland in zijn macht had, om vervolgens met de andere gewesten te kunnen doen wat hij wilde.

     

    Don Juan van Oostenrijk had tegenover de Staten gezworen de Pacificatie van Gent en het Eeuwig Edict te eerbiedigen. Niettemin heeft hij met alle middelen geprobeerd de Nederlandse soldaten, die destijds de belangrijkste vestingen en steden bezet hadden, met grote beloften voor zich te winnen, ten einde deze te kunnen veroveren. Op die manier had hij de meeste soldaten al voor zich gewonnen en het grootste deel van de steden in zijn macht gekregen.
    Aldus probeerde hij degenen die zich zouden willen onttrekken aan de oorlog tegen de Prins en de gewesten Holland en Zeeland, te dwingen de wapens op te nemen. Dit alles zou een burgeroorlog tot gevolg hebben, wreder dan welke oorlog dan ook. Deze oorlog brak uit vóór hij zijn voornemens had uitgevoerd.
    Aangezien deze oorlog niet het door hem beoogde resultaat had, is hij een nieuwe oorlog begonnen, die nog steeds voortduurt. Dit alles is geschied ondanks het feit dat hij bij zijn komst de mond vol had van vrede.

    Het voorafgaande heeft ons afdoende wettige aanleiding gegeven om de Koning van Spanje af te zweren en een andere machtige en goedertieren vorst te ontbieden om ons land te beschermen. Ons land heeft al meer dan twintig jaar in chaos verkeerd en is door zijn koning in de steek gelaten. We zijn niet behandeld als onderdanen, maar als vijanden, die proberen hun eigen vorst op gewelddadige wijze ten val te brengen.

    Na het overlijden van don Juan van Oostenrijk heeft de baron van Selles duidelijk verklaard de Pacificatie van Gent, die don Juan van Oostenrijk gezworen had, niet te willen erkennen. Hij heeft dan ook voortdurend strengere eisen voorgesteld. Steeds hebben we door middel van remonstranties en met tussenkomst van de belangrijkste vorsten uit de christenheid geprobeerd tot een overeenkomst met de koning te komen.

    Onlangs zijn onze gezanten bijeen geweest in Keulen, in de hoop door bemiddeling van de keizer en de keurvorsten de vrede en enige vrijheid, met name op religieus gebied, te bewerkstelligen. De ervaring heeft ons geleerd dat we met remonstranties en onderhandelingen bij de koning niets kunnen bereiken, aangezien deze slechts misbruikt worden om tweedracht in het land te zaaien. Door deze tweedracht kan hij des te gemakkelijker ons land onderwerpen en met de grootst mogelijke agressie zijn voornemens uitvoeren.

    Later is zijn agressieve houding wel gebleken uit de banvloek die de koning heeft uitgesproken, waarin hij ons en alle inwoners die zich inzetten voor de Verenigde Nederlanden voor rebellen verklaart. Daardoor hebben wij ons leven en onze goederen verbeurd. Op het leven van de prins heeft hij bovendien een grote som geld gezet. Dit alles heeft als doel om ons tot wanhoop te drijven en alom gehaat te maken en tenslotte de handel lam te leggen.

    Wij hebben dan ook de hoop op verzoening volledig opgegeven en zijn verder van elke hulp verstoken. Noodgedwongen hebben we andere middelen gehanteerd om de rechten, privileges, tradities en vrijheden van het vaderland te beschermen. Dit was noodzakelijk om het leven en de eer van vrouwen, kinderen en nageslacht veilig te stellen en om te voorkomen dat ze slaven zouden worden van de Spanjaarden. We hebben dan ook met recht de Spaanse koning afgezworen.

    Op grond van de voorafgaande overwegingen en door de nood gedwongen zijn we overeengekomen de koning van Spanje krachtens het recht vervallen te verklaren van zijn rechten ten aanzien van ons land. Van nu af aan zullen we hem niet meer moeien in kwesties betreffende deze landen. Ook zullen wij zijn titel als vorst niet meer gebruiken of toestaan dat iemand deze gebruikt. We hebben dienovereenkomstig de ambtenaren, rechters, ambachtsheren, leenmannen en alle andere inwoners van dit land ontslagen van de eed die zij aan de koning van Spanje hebben gezworen.

    De meeste gewesten in dit land hebben het gezag geaccepteerd van de hertog van Anjou; aartshertog Matthias heeft de landvoogdij neergelegd, hetgeen door ons is aanvaard. We eisen dan ook dat niemand voortaan de naam, de titel en het zegel van de Spaanse koning meer zal gebruiken. Tevens hebben we aan alle landen opgedragen om de titel en naam van de landsheer en de Landraad te voeren, zolang de hertog van Anjou nog niet is gearriveerd. Tot het moment dat de landsheer en de Landraad in functie zijn, dienen zij onze naam te voeren. In Holland en Zeeland zal men ressorteren onder de prins van Oranje en de Staten van Holland en Zeeland tot de tijd dat de Landraad zal zijn ingesteld. Daarna zullen ze zich voegen naar de orders van de Landraad en de hertog van Anjou.

     

    Men zal in aangelegenheden betreffende de landsregering – waarmee de Landraad zal worden belast – niet meer het zegel van de Spaanse koning gebruiken. In zaken die het gewestelijk bestuur raken zal door de gewestelijke en andere raden de naam en het zegel van het betreffende gewest worden gebruikt. Alle brieven en bescheiden die niet aan deze voorwaarden voldoen, zullen nietig verklaard worden. Ten einde dit alles beter te kunnen realiseren, bevelen we dat heden alle zegels van de koning van Spanje ingeleverd worden bij de Staten of bij degenen die door de Staten daarmee zijn belast, op straffe van arbitrale correctie.


    Wij bevelen bovendien dat in geen enkele munt de naam, de titel of het wapen van de koning van Spanje geslagen zal worden. Alleen de muntslag en de vorm, die door ons vastgesteld zullen worden voor een nieuwe gouden en zilveren penning, mogen worden toegepast.

     

    Voorts bevelen wij alle bestuurders in dit land zich te beschouwen als ontslagen van de eed die zij de Spaanse koning hebben gezworen. Voortaan zijn zij slechts verantwoording verschuldigd aan de Staten of verplicht een nieuwe eed te zweren aan hun speciale gevolmachtigde. Daarmee zweren zij ons trouw tegen de Spaanse koning en zijn aanhangers, overeenkomstig de verklaring die is opgesteld door de Staten-Generaal. De bestuurders van de gewesten die met de komst van de hertog van Anjou hebben ingestemd, zullen tot de komst van de hertog in hun ambt worden gehandhaafd. De bestuurders van de gewesten die de hertog niet accepteren, zullen uit hun ambt worden ontheven. Er zal worden nagegaan of hun opvolgers de privileges van het land hebben geschonden dan wel zich aan onbetamelijk gedrag hebben schuldig gemaakt.

     

    Aan alle bewindvoerders en hun plaatsvervangers verzoeken we dringend deze ordonnantie in hun gehele rechtsgebied af te kondigen, zodat niemand kan voorwenden niet op de hoogte te zijn. We dringen erop aan deze ordonnantie volledig te doen navolgen en de overtreders onverwijld te straffen; immers, dit alles hebben wij gedaan in het belang van het land. Aan alle betrokkenen geven we de bevoegdheid en de opdracht om bestraffend op te treden.

     

    Aan deze oorkonde hebben wij ons zegel bevestigd.

    Aangeboden in onze vergadering te ‘s-Gravenhage, 26 juli 1581, ter ordonnantie van de Staten.

    Was getekend, J. van Asseliers

     

     Plakkaat van Verlatinghe (1581)

     

     

     

    Plakkaat van Verlatinghe
    26 juli 1581


    De Staten Generael van de geunieerde Nederlanden. Allen dengenen die dese tegenwoordighe sullen sien ofte hooren lesen, saluyt.

    Alsoo een yegelick kennelick is, dat een Prince van den lande van Godt gestelt is hooft over zijne ondersaten, om deselve te bewaren ende beschermen van alle ongelijk, overlast ende ghewelt gelijck een herder tot bewaernisse van zijne schapen: En dat d'ondersaten niet en sijn van Godt geschapen tot behoef van den Prince om hem in alles wat hy beveelt, weder het goddelick of ongoddelick, recht of onrecht is, onderdanig te wesen en als slaven te dienen: maer den Prince om d'ondersaten wille, sonder dewelcke hy egeen Prince en is, om deselve met recht ende redene te regeeren ende voor te staen ende lief te hebben als een vader zijne kinderen ende een herder zijne schapen, die zijn lijf ende leven set om deslve te bewaren. En so wanneer hy sulx niet en doet, maer in stede van zijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken, t'overlasten, heure oude vryheyt, privilegien ende oude herkomen te benemen, ende heur te gebieden ende gebruycken als slaven, moet ghehouden worden niet als Prince, maer als een tyran ende voor sulx nae recht ende redene magh ten minsten van zijne ondersaten, besondere by deliberatie van de Staten van den lande, voor egheen Prince meer bekent, maer verlaeten ende een ander in zijn stede tot beschermenisse van henlieden voor overhooft sonder misbruycken ghecosen werden:

    Te meer so wanneer d'ondersaten met ootmoedighe verthooninghe niet en hebben heuren voorsz. Prince konnen vermorwen, noch van zijn tirannich opset gekeeren ende also egeen ander middel en hebben om heure eighene, heure huysvrouwen, kinderen ende naecomelinghen aengeboren vryheyt (daer zy na de wet der natueren goet ende bloet schuldigh zijn voor op te setten), te bewaren ende beschermen, gelijck tot diversche reysen uut gelijcke oorsaecken in diversche landen, ende tot diversche tijden geschiet, en d'exempelen ghenoegh bekent zijn: twelck principalick in dese voorsz. landen behoort plaetse te hebben ende stadt te grijpen, die van allen tijden zijn gheregeert geweest ende hebben ook moeten geregeert worden navolgdende den eedt by heure Princen t'heuren aencome gedaen, na uutwijsen heurer privilegien, costumen ende ouden hercomen: hebbende oock meest alle de voorsz. landen haren Prince ontfangen op conditien, contrackten ende accoorden ende welcke brekende, oock nae recht den Prince van de heerschappye van den lande is vervallen.

    Nu ist also, dat den Coninck van Spaengien, nae het overlijden van hooger memorie Keyser Kaerle de vijfde, van wien hy alle dese Nederlanden ontfanghen hadde, vergetende de diensten die so sijn Heer vader, als hy, van dese landen ende ondersaten derselver hadden ontfanghen, deur dewelcke besondere de Coninck van Spaengien soo loffelicke victorien teghens zijne vyanden verkregen hadde, dat zijnen naem ende macht alle de wereldt deur vernaemt ende ontsien wert: vergetende oock de vermaninge die de voorsz. Keiserlicke Majesteydt hem t'anderen tijden ter contrarien hadde ghedaen, heeft dien van den Raede van Spaengien (neffens hen wesende) die deurdien zy in dese landen en vermochten egheen bevel te hebben te gouverneren oft de principale staten te bedienen, gelijck zy in de Coninckrijcken van Napels, Sicilien, tot Milanen, in Indien ende ander plaetsen, onder des Conincks geweldt wesende, deden, kennende den meestendeel van hen den rijckdom ende macht derselver, hadden eenen nijt teghens dese voorsz. landen ende de vryheyt derselver in hen herte genomen, ghehoor ende gheloof ghegheven, denwelcken Raedt van Spaengien, oft eenighe van de principale van dien, den voorsz. Coninck tot diversche reysen voor ooghen ghehouden hebben, dat voor zijn reputatie ende Majesteyt beter was, dese voorsz. landen van nieuws te conquesteren, om daerover vryelick ende absolutelick te moghen bevelen (t'welck is tyranniseren nae zijn beliefte) dan onder alsulcken conditien ende restrictien (als hy hadde in 't overnemen van de heerschappye van deselve landen moeten zweeren) die te regeren. Welcke volgende den Coninck zedert alle middelen ghesocht heeft dese voorsz. lande te brenghen uyt heure oude vryheydt in een slavernye onder 't gouvernement van de Spaegnaerden: hebbende eerst, onder 't decxsel van de religie, willen in de principaelste ende machtighste steden stellen nieuwe bisschoppen, deselve begiftende ende doterende met toevoeginghe ende incorporatie van de rijckste abdyen, ende hen bysettende negen canonicken, die souden wesen van zijnen Raedt, waeraf de drie souden besonderen last hebben over d'inquisitie, door dewelcke incorporatie deselve bisschoppen (die souden moghen geweest hebben sowel vreemdelingen als ingheborene) souden hebben ghehadt d'eerste plaetsen ende voysen in de vergaderinge van de Staten van de voorsz. landen ende geweest zijne creaturen, staende tot zijne bevele ende devotie: ende deur de voorsz. toegevoechde canonicken de Spaensche inquisitie ingebrocht, dewelcke in dese landen altijt so schrickelick ende odieus, als de uuterste slavernye selve, gheweest is, so een yegelijck is kennelick: sodat de voorsz. Keyserlicke Majesteyt deselve t'anderen tijden den landen voorgeslagen hebbende, deur die remonstrantie die men aen Zijne Majesteyt daerteghens gedaen heeft (thonende d'affectie die hy zijne ondersaten was toedraghende) die heeft laten varen: maer niettegenstaende diversche remonstrantien, so by perticulire steden ende provincien, alsoock van eenige principale heeren van den lande, namentlic den heere van Mongtiny ende den grave van Egmondt, tot dien eynde by consente van de hertoghinne van Parma, doen ter tijt regente over deselve landen, by advijse van den Rade van State ende Generaliteyt, na Spaengien tot distincte reysen gesonden, mondelinge gedaen: ende dat ook den voorsz. Coninck van Spaengien deselve mondelinghe goede hope hadde ghegheven van, naevolgende haer versoeck, daerinne te versien, heeft ter contrarien corts daernaer by brieven scherpelick bevolen de voorsz. bisschoppen, op zijn indignatie, terstont t'onfangen ende te stellen in de possessie van heure bisdommen ende geincorporeerde abdyen, de inquisitie te werck te stellen daer se te vooren was, ende d'ordonnantie van het concilie van Trenten (die in vele poincten contrarieerden de privilegien van de voorsz. landen) t'achtervolgen. Twelck gekomen zijnde ter ooren van de ghemeynte, heeft met redenen oorsake ghegheven van een groote beroerte onder haer ende eenen aftreck van de goede affectie, die zy als goede ondersaten den voorsz. Coninck van Spaengien ende zijne voorsaten altijdt toeghedragen hadden, besonder aenmerckende dat hy niet alleenlick en sochte te tyranniseren over hunne personen ende goet, maer ooc over heure conscientien, waervan zy verstonden niemant, dan aen Godt alleene, ghehouden te wesen rekeninge te gheven oft te verantwoorden: waerdeur ende uut medelijden van de voorsz. ghemeynte, de principaelste van den adel van den lande hebben in den jare 1566 seker remonstrantie overghegheven, versoeckende dat, om de ghemeynte te stillen ende alle oproer te verhoeden, Zijne Majesteydt soude de voorsz. poincten, ende besonder nopende de rigoureuse ondersoeckinge ende straffe over de religie willen versoeten, daerinne thoonende de liefde ende affectie die hy tot zijne ondersaten, als een goedertieren Prince was draghende. Ende om t'selfde al naerder ende met meerder authoriteyt den voorsz. Coninck van Spaegnien te kennen te gheven ende te verthoonen hoe nootelick het was voor het lants welvaren, ende om t'selfde te houden in ruste, sulcke nieuwicheden af te doen ende het rigeur van de contraventie van den placcate, op de saken van der religien gemaeckt, te versoeten, ter begeerte van de voorsz. Gouvernante, Rade van State ende van de Staten Generael van alle de landen, als ghesanten zijn nae Spaengnien gheschikt gheweest den Marckgrave van Berghen ende den voorsz. heere van Montigni in stede van dewelcke ghehoor te gheven ende te versiene op de inconvenienten die men voorghehouden hadde (die mits het uutstal van daerinne in tijts te remedieren so den noot uut heyschte, alreede onder de gemeynte meest in alle de landen begonst waren hen t'openbaren) heeft, door opruyen van den voorsz. Spaenschen Raedt, de persoonen, de voorsz. remonstrantie ghedaen hebbende, doen verclaren rebel ende schuldig van het crym van lesae Majestatis ende alsoo strafbaer in lijf ende goet: hebbende daerenboven de voorsz. heeren ghesanten namaels (meynende de voorsz. landen deur 't gheweldt van den Hertogh van Alve gheheelick gebrocht te hebben onder zijn subjectie ende tyrannye) tegens alle gemeyne rechten, oock onder de wreetste ende tyrannichste Princen altijt onverbrekelick onderhouden, doen vanghen, dooden ende heure goeden confisqueren.

    Ende al wast alsoo dat meest de beroerte in dese voorsz. landen deur toedoen van de voorsz. regente ende heure adherenten in 't voorsz. jaer 1566 opghestaen, was gheslist, ende veele die de vryheyt des lants voorstonden, verjaeght, ende d'andere verdruct ende t'onder ghebrocht, soodat den Coninck egheen oorsake ter werelt meer en hadde, om de voorsz. landen met gewelt ende wapenen t'overvallen: nochtans om sulcken oorsake die den voorseyden Spaenschen Raet langhen tijdt ghesocht ende verwacht hadde (so opentlick de opgehouden ende gheintercipieerde brieven van den ambassadeur van Spaengien, Alana, in Vrankrijck wesende, aen de Herthoginne van Parma, doen ter tijt geschreven, dat uutwijsden) om te niet te mogen doen alle des landts privilegien, dat nae heuren wille by Spaengnaerden tyrannichlick te mogen gouverneren, als de Indien ende nieuwe geconquesteerde landen, heeft deur ingeven ende raedt van deselve Spaengnaerden (thoonende de cleyne affecktie die hy zijnen goeden ondersaten was toedraghende, contrarie van 't gene hy heur, als heur Prince, beschermer ende goede herder schuldigh was te doen) nae dese landen, om deselve t'overvallen, gheschickt met groote heyrcracht den Hertogh van Alva, vermaert van strafheyt ende crudelitett, een van de principale vyanden van deselve landen, verselschapt, om als Raden neffens hem te wesen, met persoonen van gelijcke natuere ende humeuren.

    Ende al wast so dat hy hier in de landen sonder slach oft stoot is gecomen ende met alle reverentie ende eere is ontfanghen van de arme inghesetene, die niet en verwachten dan alle goedertierenheyt ende clementie, ghelijck den Coninck hen dickwils met zijne brieven gheveynsdelick hadde toegheseyt: jae dat hy selfs van meyninge was te comen in persoone, om in als tot ghenoeghe van eenen yeghelicken ordre te stellen: hebbende oock ten tijden van het vertreck van den Hertoghe van Alve nae dese landen een vlote van schepen in Spaegnien, om hem te voeren, ende een in Zeelant om hem tegens te comen, tot grooten excessiven coste van den lande doen toereeden, om zijne voorsz. ondersaten t'abuseren ende te beter in 't net te brengen: heeft niettemin den voorsz. Hertoghe van Alve terstont na zijn comste, wesende een vreemdelinck, ende niet van den bloede van den voorsz. Coninc, verclaert gehadt commissie van den Coninck te hebben van opperste Capiteyn, ende corts daernaer van Gouverneur Generael van den lande, teghens de privilegien ende oude hercomen desselfs. Ende openbarende ghenoegh zijn voornemen, heeft terstont de principale steden ende sloten met volcke beset, casteelen ende sterckten in de principaelste ende machtichste steden, om die te houden in subjectie, opgherecht, de principaelste heeren, onder 't decksel van heuren raet van doen te hebben ende te willen employeren in den dienst van den lande, uut last van den Coninck vriendelick ontboden: die hem gehoor ghegheven hebben, doen vanghen, tegens de previlegien uut Brabant, daer se ghevanghen waren, ghevoert, voor hem selven (niet wesende heuren competenten rechter) doen betichten, ten lesten, sonder hen volkomelick te horen, ter doot veroordeelt ende openbaerlick en schandelick doen dooden: d'andere, beter kennisse van de gheveynstheyt der Spaengaerden hebbende, hun uuten lande houdende, verclaert verbeurt te hebben lijf ende goet, voor sulcks hun goet aenveerdt ende gheconfisqueert, omdat de voorsz. arme inghesetene hun niet en souden, t'ware met hare stercten oft Princen die heure vryheyt souden moghen voorstaen, connen oft mogen teghens 't Paus geweld behelpen, behalvens noch ontallicke andere edelmans ende treffelicke borghers, die hy soo om den hals ghebrocht als verjaeght heeft, om hunne goeden te confisqueren. De reste van de goede inghesetene, boven den overlast die zy in heur wijfs, kinderen ende goeden leden, deur gemeyne Spaensche soldaten t'heuren huyse in gharnisoen ligghende, travaillerende met sovele diversche schattinghe, so mits heur bedwinghende tot gheldinghe tot de bouwinghe van de nieuwe casteelen ende forticicatie van de steden tot heure eyghen verdruckinghe, als met opbrenghen van honderste, twintighste ende thiende penninghen, tot betalinghe van den crijghslieden, so by hen medegebracht, als die hy hier te lande oplichte, om t'employeren tegens heur mede landtsaten en degene die het lants vryheyt met perijckel van heuren lijve aventuerden voor te staene, opdat, de voorsz. ondersaten verarmt wesende, egeen middel ter werelt en soude overblijven om zijn voornemen te beletten ende d'instrucktie, hem in Spaegnien gegeven, van het lant te trackteren als van nieuws geconquesteert, te beter te volbrenghen. Tot welcken eynde hy oock begonst heeft in de principale plaetsen d'ordre van justitie nae de maniere van Spaegnien (dierecktelick teghens de previlegien van den lande) te veranderen, nieuwe Raden te stellen ende ten lesten wesende buyten alle vreese, soo hem dochte, eenen thienden penninck fortselick willen oprechten op de coopmanschappen ende handtwercken, tot gantsche verderfenisse van den lande, gheheelick op de voorsz. coopmanschap ende handtwerck staende, nietthegenstaende menichvuldighe remonstrantien, by elck landt in 't particulier, ende oock by allegader in 't generael hem ter contrarien ghedaen: hetwelck hy oock met ghewelt soude volbracht hebben, ten ware gheweest dat deur toedoen van mijnen heere den Prince van Orangien ende diversche edelmans ende andere goede ingheborene, by den voorsz. Hertogh van Alve uuten lande gebannen, Zijne Vorst[elijke] G[enade] volgende ende meest in haren dienst wesende, ende andere inghesetene, wel gheaffectioneerde tot de vryheyt van het voorsz. vaderlant, Hollant ende Zeelandt corts daernaer niet meest en hadde hem afghevallen ende hun begeven onder de bescherminghe van den voorsz. heere Prince, tegens dewelcke twee landen den voorsz. Hertoge van Alve duerende zijn gouvernement, ende daernaer den groten Commandeur (die naer den voorsz. Hertogh van Alve, niet om te verbeteren, maer om denselven voet van tyrannie by bedeckter middelen te vervolghen, den voorsz. Coninck van Spaegnien hier te lande gheschickt hadde) hebben d'andere landen, die zy met heure garnisoenen ende opgerechte casteelen hielden in de Spaensche subjectie, bedwongen om heure persoonen ende alle heure macht te ghebruycken om die te helpen t'onderbrenghen, dies niet meer deselve landen, die zy tot heure assistentie als vooren emploeyeerde, verschoonende, dan oft se heur selfs vyanden waren gheweest: latende de Spaengnaerden, onder 't decksel van ghemutineert te zijne, ten aensien van den grooten Commandeur in de stadt van Antwerpen gheweldichlick comen, daer ses weken lanck, tot laste van de burgheren, nae hunne discretie teeren ende daerenboven tot betalinghe van heure gheheyschte soldije, dieselve borgheren bedwinghende binnen middelen tijden (omme van het gheweldt van deselve Spaegnaerden ontslaghen te wesen) vier hondert duysent guldenen op te brengen, hebbende daernaer de voorsz. Spaensche soldaten, meerder stouticheydt ghebruyckende, hen vervoordert de wapenen openbaerlick teghens het landt aen te nemen, meynende eerst de stadt van Bruessele inne te nemen ende in stede van d'ordinarise residentie van den Prince van den lande, daer wesende, aldaer haren roofnest te houden, t'welk haer niet gheluckende, hebben de stadt van Aelst overweldigtt, daernaer de stadt van Maestricht ende de voorsz. stadt van Antwerpen gheweldichlick overvallen, ghesaccageert, gepilleert, ghemoort, gebrant en soo getrackteert, dat de tyrannichste ende crueelste vyanden van den lande niet meer oft arger en souden connen doen, tot onuutsprekelicke schade niet alleenlick van de arme ingesetene, maer oock van meest allen de natien van der werelt, die aldaer hadden haer coopmanschap ende ghelt. Ende niettegenstaende dat de voorsz. Spaegnaerden by den Rade van State (by denwelcken doen ter tijt mits de doot van den voorsz. grooten Commandeur te voren geschiet, het gouvernement van den lande was uut laste ende commissie van den voorsz. Coninc van Spaegnien aenveert) ten byzijne van Hieronomo de Rhoda, om heur overlast, fortse ende gewelt, 'twelck zy deden, verclaert ende ghecondicht waren voor vyanden van den lande, heeft denselven Rhoda uut zijne authoriteydt (oft, soo 't te presumeren is, uut krachte van seker secrete instrucktie die hy van Spaegnien hebben mochte) aenghenomen hooft te wesen van de voorsz. Spaegnaerden ende heure adherenten: ende (sonder aensien van den voorsz. Raet van Staten) te gebruycken den naem ende authoriteyt van den Coninck, te conterfeyten zijnen zegel, hem openbaerlick te dragen als gouverneur ende lieutenant van den Coninck, waerdeur de Staten zijn geoorsaeckt geweest ten selven tijde met mijnen voorsz. heere den Prince ende de Staten van Hollant ende Zeelant t'accorderen:

    welck accoort by den voorsz. Raede van State, als wettige gouverneurs van den lande, is gheapprobeert ende goetgevonden geweest, om gelijkerhant ende eendrachtelick de Spangnaerden, des ghemeynen landts vyanden, te moghen aenvechten ende uut den lande verdrijven, niet latende nochtans, als goede ondersaten, binnen middelen tijden by diversche ootmoedighe remonstrantien neffens den voorsz. Coninck van Spaegnien, met alder vlijt ende alle bequame middelen moghelick wesende, te vervolghen ende bidden, dat den Coninck ooge ende regardt nemende op de troublen ende inconvenienten, dier alrede in dese landen gheschiedt waren ende noch apparentelick stonden te gheschieden, soude willen de Spaegnaerden doen vertrecken uuten lande ende straffen degene die oorsake geweest hadden van het saccagheren ende bederven van zijne principale steden ende andere onuutsprekelicke overlasten die zijn arme ondersaten geleden hadden, tot een vertroostinge van degene dien t'overkomen was ende tot een exempel van andere:

    maer den Coninck, al was 't, dat hy met woorden hem gheliet of teghens zijnen danke en wille t'selfde gheschiet was ende dat hy van meyninghe was te straffen de hoofden daeraf ende voortane op de ruste van den lande met alle goedertierenheydt (als een Prince toebehoordt) te willen ordre stellen, heeft nochtans niet alleenlick egheen justitie oft straffe over deselve doen doen, maer ter contrarien ghenoegh met der daet blijckende, dat met zijnen consente ende voorgaenden Raede van Spaegnien al gheschiedt was, is by opghehouden brieven corts daernaer bevonden, dat aen Rhoda ende andre capiteynen (oorsake van 't voorsz. quaet) by den Coninck selve gheschreven wort, dat hy niet alleenlick heur feyt goet vont, maer heur daeraf prees ende beloefde te recompenseeren, besondere den voorsz. Rhoda, als hem gedaen hebbende eenen sonderlinghen dienst, ghelijck hy hem oock tot zijnder wedercoomste in Spagnien ende alle andere (zijne dienaers van de voorsz. tyrannie in des landen gheweest hebbende) metter daet heeft bewesen. Heeft oock ten selven tijde (meynende des te meer d'oogen van de ondersaten te verblinden) den Coninck in dese landen gesonden voor gouverneur zijnen bastaerdtbroeder Don Johan van Oistenrijck, als wesende van zijnen bloede, diewelcke onder 't decksel van goet te vinden ende t'approberen d'accord tot Gent gemackt, het toeseggen van de Staten voor te staene, de Spaengaerden te doen vertrecken ende d'auteurs van de ghewelden ende desordren in dese voorsz. landen gheschiedt te doen straffen ende ordre op de ghemeyne ruste van den lande ende heur oude vryheyd te stellen, sochte de voorsz. Staten te scheyden ende d'een landt voor, d'ander naer t'onder te brenghen, soo corts daernaer door de ghehenghenisse Gods (vyand van alle tyrannie) ondeckt is door opghehouden en gheintercipieerde brieven, daerby bleeck dat hy van den Coninck last hadde om hem te reguleren na de instructie ende het bescheet dat hem Roda soude gheven, tot meerder gheveynsthedt verbiedende, dat se malcanderen niet en souden sien oft spreken ende dat hy hem soude neffens de principaele heeren minlick draghen ende deselve winnen, totter tijt toe dat hy deur heure middel ende assistentie soude mogen Hollant ende Zeelandt in zijn gewelt crijgen, om dan voorts metten anderen te doen na zijnen wille. Gelijc oock Don Johan, niettegenstaende hy de pacificatie van Gent ende seker accoord, tussen hem ende de Staten van alle de landen doen gemaeckt, hadde solempnelick in presentie van alle de voorsz. Staten belooft ende gesworen t'onderhouden, contrarie van dien alle middelen sochte om de Duytsche soldaten, die doen ter tijdt alle de principaelste stercten ende steden hadden in bewaernissen, deur middel van hunne colonellen, die hy hadde tot zijnen wille ende devotie, met groote beloften te winnen ende so deselve stercten ende steden te krijghen in zijn gheweldt, ghelijck hy den meestendeel alreede ghewonnen hadde ende de plaetsen hiel voor hem toeghedaen, om deur dien middel deghene die hen t'soecken souden willen maken, om den voorsz. heer Prince ende die van Hollandt ende Zeelandt oorloge te helpen aendoen, feytelick daertoe te bedwinghen ende also een straffer ende crueelder inlandtsche oorloge te verwecken, dan oyt te vooren hadde geweest, twelk (gelijck 't ghene dat geveynsdelick ende teghens de meyninge uutwendichlick gehandelt wort, niet langhe en can bedeckt blijven) uutbrekende eer hy volcomelick zijne intentie geeffectueert hadde, heeft t'selve nae zijn voornemen niet connen volbrengen, maer nochtans een nieuwe oorloghe in stede van vrede (daer hy hem t'zijner koemste af vanteerde) verweckt, noch jeghenwoordelick duerende.

    Alle t'welck ons meer dan ghenoegh wettighe oorsake ghegeven heeft om den Coninck van Spaegnien te verlaten ende een ander machtigh ende goedertieren Prince, om de voorsz. landen te helpen beschermen en voor te staen, te versoecken, te meer dat in alsulcken desordre ende overlast de landen bat dan twintigh jaren van heuren Coning zijn verlaten geweest ende ghetrackteert niet als ondersaten, maer als vyanden, heur soeckende heur eyghen heer met cracht van wapenen t'onder te brengen, hebbende oock naer de aflijvicheydt van Don Johan deur den Baron van Selle, onder 't decksel van eenighe bequame middelen van accoorde voor te houdene, ghenoegh verclaert de Pacificatie van Gendt, die Don Johan uut zijnen naem besworen hadde, niet te willen advoyeren en alsoo daghelicks zwaerder conditien voorgheslaghen. Dien niettegenstaende hebben niet willen laten by schriftelijcke ende ootmoedighe remonstrantien, met intercessie van de principaelste Princen van Kerstenrijck sonder ophouden te versoecken met den voorsz. Coninck te reconcilieren ende accorderen, hebbende oock lestmael langhe tijdt onse Ghesanten ghehadt tot Colen, hopende aldaer, deur tusschenspreken van de Keyserlicke Majesteydt en de Keurvorsten die daer mede ghemoeyt waren, te verkrijghen eenen versekerden peys, met eenighe gracelicke vryheyt, besondere van der religie (de conscientie ende Godt principalic raeckende), maer hebben by experientie bevonden, dat wy met deselve remonstrantien ende handelinghen niet en consten yet van den Coninc verwerven, maer dat deselve handelingen ende communicatien alleenlick voorgheslaghen werden ende dienden om de landen onderlinghe twistich te maecken ende te doen scheyden d'een van den anderen, om des te gevoechelicker d'een voor ende d'ander naer t'onder brenghen ende heur eerste voornemen nu met alder rigeur teghens haer te werke te stellen: t'welck naederhant wel openbaerlick gebleken is by seker placcaet van proscriptien, by den Coninck laten uutgaen, by denwelcken wy ende alle de officiren ende ingesetene van de voorsz. geunieerde landen ende heure partye volgende (om ons tot meerder desperatie te brenghen, alomme odieus te makene, de trafficque ende handelinge te beletten) verclaert worden voor rebellen, en als sulcx verbeurt te hebben lijf ende goet, settende daerenboven op het lijf van den voorsz. heere Prince groote sommen van penninghen, soodat wy gantselick van alle middele van reconciliatie wanhopende ende oock van alle andere remedie ende secours verlaten wesende, hebben, volghende de wet der natueren, tot beschermenisse ende bewaernisse van onsen ende den andere landtsaten rechten, privilegien, oude hercomen ende vryheden van ons vaderlant, van het leven ende eere van onse huysvrouwen, kinderen ende nacomelingen, opdat se niet en souden vallen in de slavernye van de Spaegnaerden, verlatende met rechte den Coninc van Spaegnien, andere middelen bedwongen geweest voor te wenden, die wy tot onse meeste versekeringe ende bewaernisse van onse rechten, privilegien ende vryheden voorsz. hebben te rade gevonden.

    Doen te wetene, dat wy t'gene voorsz. overgemerckt ende door den uutersten noot, als voore gedrongen zijnde, by gemeynen accoorde, deliberatie ende overdrage, den Coninc van Spaegnien verclaert hebben ende verclaren mits desen, ipso jure, vervallen van zijne heerschapye, gerechticheyt ende erffenisse van de voorsz. landen ende voortaene van egeene meyninghe te zijne denselven te kennen in eenige saken, den Prince, zijne hoocheyt, jurisdictie ende domeynen van dese voorsz. landen raeckende, zijnen naem als overheer meer te gebruycken oft by yemanden toelaten gebruyckt te worden, verclarende oock dien volghende alle officiers, justiciers, smale heeren, vassalen ende alle andere ingesetene van den voorsz. lande, van wat conditie oft qualiteyt die zijn, voortane ontslagen van den eede die zy den Coninck van Spaegnien, als heere van dese voorsz. landen gheweest hebbende, moghen eenichsins ghedaen hebben oft in hem ghehouden wesen.

    Ende gemerckt uut oorsaken voorsz. den meestendeel van de geunieerde landen, by gemeynen accoorde ende consente van heure leden, hebben hun begheven ghehadt onder de heerschappye ende gouvernemente van den Doorluchtighen Prince den Hertogh van Anjou op seker conditien ende poincten, met Zijne Hoogheyt aenghegaen ende ghesloten, dat oock de Doorluchticheyt van den Eertzhertogh Matthias het gouvernement generael van den lande in onse handen heeft geresigneert ende by ons is geaccepteert gheweest, ordonneren ende bevelen allen justiciers, officiers ende andere die t'selfde eenichsins aengaen ende raken mag, dat zy voortaene den naem, titele, groote ende cleyne zeghelen, contre-zeghelen ende cachetten van den Coninck van Spaegnien verlaten ende niet meer en gebruycken en dat in plaetse van dien, soo langhe de Hoocheydt van den voorsz. Hertogh van Anjou, om noodelicke affairen, het welvaren van dese voorsz. landen rakende, noch van hier absent is (voor so vele den landen met de Hoogheyt van den voorsz. Hertogh van Anjou gecontrackteert hebbende aengaet) ende andersins d'andere by maniere van voorraet ende provisie sullen aennemen ende ghebruycken den tytele ende naem van 't hooft ende landtraet, en middelertijdt dat t'selve hooft ende Raeden volcomelik ende dadelick ghenoemt, beschreven ende in oeffeninghe van hennen staet ghetreden sullen zijn, onsen voorsz. name.

    Welverstaende dat men in Hollandt ende Zeelant sal ghebruycken den naem van hoogh geboren Vorst den Prince van Oraengien ende de Staeten van deselven landen, totter tijt toe den voorsz. landtraedt datelick sal inghestelt wesen, en sullen hun alsdan reguleren achtervolghende de consenten, by hun-lieden, op de instrucktie van den lantraet ende contrackt, met Zijne Hoogheyt aengegaen, ende in plaetse van des voorsz. Conincks zeghelen, men voortaene gebruycken sal onsen grooten zeghel, contre-zeghel ende cachetten in saecken, raeckende de ghemeyne regeringhe, daertoe den landtraedt volghende heure instructie sal gheauthoriseert wesen: maer in saecken, raeckende politie, administratie van juistitie ende andere particuliere, in elck lant besondere, sal gebruyckt worden by de Provinciale ende andere Raden den naem ende titele ende zeghel van den lande respectivelick, daer t'selfde valt te doene, sonder ander, al op de pene van nulliteyt van de brieven, bescheeden oft depeschen, die contrarie van t'gene voorsz. is, ghedaen oft gheseghelt zullen wesen. Ende tot beter ende sekerder volcominghe ende effectuatie van t'gene voorsz. is, hebben gheordonneert ende bevolen, ordonneren ende bevelen mits desen, dat alle des Conincks van Spaegnien zeghelen, in dese voorsz. geunieerde landen wesende, terstont nae de publicatie van desen, ghebrocht sullen moeten worden in handen van de Staten van elcke van de voorsz. landen respecktivelick oft denghenen, die daertoe by deselve Staten specialick sullen wesen ghecommitteert ende geauthoriseert, op pene van arbitrale correcktie. Ordoneren ende bevelen daerenboven, dat voortaene in egeenderhande munte van de voorsz. gheunieerde landen sal gheslaghen worden den naem, titele ofte wapenen van den voorsz. Coninck van Spaegnien, maer alsulcken slagh ende forme als gheordonneert sal worden tot eenen nieuwen gouden ende silveren penninck met zijne ghedeelten. Ordoneren ende bevelen insghelijcks den president ende andere heeren van den Secreeten Raede, mitsgaders alle andere cantselers, presidenten ende heeren van den Raeden provinciael ende alle die presidenten oft eerste rekenmeesters ende andere van allen de rekenkameren, in de voorsz. landen respecktive wesende, ende alle andere officiers ende justiciers, dat zy (als heur voortaene ontslagen houdende van den eedt, die zy den Coninc van Spaegnien hebben respectivelic naer luyt heurer commissien gedaen) schuldich ende gehouden sullen wesen in handen van den Staten 's lants, daeronder zy respective resorteren, oft heur speciale gecommitteerde te doen eenen nieuwen eedt, daermede zy ons sweeren ghetrouwicheydt teghens den Coninck van Spaegnien ende allen zijne aenhanghers, al naervolghende het formulair, daerop by de Generale Staten gheraempt.

    Ende sal men de voorsz. raeden, justiciers ende officiers, geseten onder de landen (met de Hoocheydt van den Hertogh van Anjou ghecontrackteerdt hebbende, van onsent wegen) gheven ackte van continuatie in hunne offitien, ende dat by maniere van provisie, totter aencompste toe van zijne voorsz. Hoogheyt, in plaetse van nieuwe commissien, inhoudende cassatie van heure voorgaende, ende voorsz. raeden, justiciers ende officiers, gheseten in den landen, met zijne voorseyde Hoogheyt niet ghecontrackteert hebbende, nieuwe commissien onder onsen naem ende zeghel, ten ware nochtans dat d'impetranten van heure voorsz. eerste commissien wedersproken ende achterhaelt werden van contraventie der previlegien des landts, onbehoorlickheyt oft ander diergelijcke saecken.

    Ontbieden voorts den president ende luyden van den Secreten Raede, cancelier van den Hertoghdomme van Brabandt, mitsgaders den cantseler van den Furstendomme Gelre ende Graeffschap Zutphen, (president ende luyden van den Raede in Vlaenderen), president ende luyden van den Raede in Hollant, rentmeesteren oft de hooghe officieren van Beoist- ende Bewesterschelt van Zeelant, president ende Raede in Vrieslant, den schoutet van Mechelen, president ende luyden van den Raede van Utrecht ende allen anderen iusticieren ende officieren wien dat aengaen mach, heuren stedehouderen ende eenen yeghelicken van henlieden besondere, soo hem toebehooren sal, dat zy dese onse ordonnantie condighen ende uutroepen over alle den bedrijve van heure jurisdictie ende daer men is gewoonlick publicatie ende uutroepinge te doene, sodat niemant des cause van ignorantie pretenderen en mach, ende deselve ordonnantie doen onderhouden ende achtervolghen onverbrekelick ende sonder infracktie, daertoe rigoreuselick bedwinghende die overtreders in der manieren voorsz. sonder verdrach oft dissimulatie: want wy tot welvaren van den lande also hebben bevonden te behooren. Ende van des te doene ende wes daeraen cleeft, gheven wy u ende elcken van u die 't aengaen mach, volcomen macht, authoriteydt ende sonderlingh bevel. Des t'oorconde hebben wy onsen zegel hieraen doen hanghen.

    Ghegheven in onse vergaderinghe in 's Gravenhaghe, den sessentwintichsten Julij MDLXXXI. Op de plijcke stont gheschreven: Ter ordonnantie van de voornoemde Staten.
    Ende ghetekent, J. van Asseliers.


    Source:

    Wikisource
    Engelfriet.net