Kinderen en Rechten 2021

 

Getuigenis van Nathalie Augustina - Misbruik door de top van politiek

 

Published March 12, 2021

 

Rumble  Nathalie Augustina vertelt hoe ze van jongsafaan systematisch seksueel misbruikt werd door de top van de Nederlandse politiek, leden van het koningshuis en allerlei leden van de adel en rijken uit de samenleving.

 

Source:

https://rumble.com/vekv0z-getuigenis-van-nathalie-augustina-misbruik-door-de-top-van-politiek.html

Bewijs voor pedofilie en moord door Jaap van Dissel

 

Published March 12, 2021 

 

Source:

https://rumble.com/velf0z-bewijs-voor-pedofilie-en-moord-door-jaap-van-dissel.html

 

Advocaten voor het gevecht met jeugdzorg:

 

GGD

 

Rijksvaccinatieprogramma

Per 1 januari 2010 is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (Rijksvaccinatieprogramma) voor kinderen van 4 tot 18 jaar overgegaan naar de Stichting CJG Rijnmond (Centrum voor Jeugd en Gezin). U kunt het CJG rechtstreeks mailen, op: info@centrumvoorjeugdengezin.nl.

Gaat uw vraag over kinddossiers? Dan kunt u uw vraag mailen naar: ca@cjgrijnmond.nl

 

Source:

 

 

Source:

 

Geachte directeur/ directrice:

 

De WHO (World Health Organization) heeft onlangs het begrip 'toestemming' geherdefinieerd waarin wordt gesteld dat de fysieke aanwezigheid van een kind of adolescent, met of zonder ouder bij een vaccinatiesessie, zal worden opgevat als 'toestemming'. Dit omvat ook zgn. vaccinatiedagen op school waarbij het kind op school aanwezig is, ook nadat de ouders nadrukkelijk en/of schriftelijk geen toestemming hebben gegeven om te vaccineren.

Als verpleegkundige, leerkracht, rector, manager etc. heeft U, persoonlijk de plicht en verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de kwaliteit van de toestemming bij de initiatie, leiding of uitvoering van vaccinatiesessies op uw school of evenement.

De herdefinitie van de WHO is in directe overtreding met de Nederlandse grondwet artikel 11, 'Onaantastbaarheid lichaam', waarin wordt gesteld dat :

 

1): “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.”

Volgens de, in eenvoudig Nederlands herschreven Grondwet, betekent het:

“Iedereen is de baas over zijn eigen lichaam. De overheid mag niets met je lichaam doen, als je dat niet wilt. Ook anderen mogen niets met je lichaam doen, als je dat niet wilt. Niemand mag je bijvoorbeeld pijn doen. Ook mag niemand je medicijnen geven als je dat niet wilt. Zelfs medische keuring, of het knippen van je haren mag niet, als je daarvoor geen toestemming geeft.

In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) staat dat een dokter je niet mag behandelen zonder je toestemming. In deze wet staat ook dat de dokter alles in begrijpelijke taal uit moet leggen, zowel mondeling als schriftelijk.”

De organisatie Privacy First heeft het volgende gezegd:

 

2): “Verplichte vaccinatie leidt tot inbreuk op integriteit van het lichaam.

De rechten op lichamelijke integriteit en onaantastbaarheid van het lichaam zijn onder meer verankerd in onze Grondwet en in Europese verdragen. In de discussie omtrent het vaccineren zou het dus moeten gaan over deze principiële benadering van de inbreuk op de integriteit van het lichaam van de individuele burger.”

Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam wordt ook in een aantal Internationale verdragen bekrachtigd:

 

3):  Universele verklaring over bio-ethiek en mensenrechten:

  • VN Artikel 3 - Menselijke waardigheid en mensenrechten 1. Menselijke waardigheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden moeten volledig worden gerespecteerd. 2. De belangen en het welzijn van het individu moet prioriteit hebben boven het enige belang van wetenschap of samenleving.
  • VN Artikel 28 - Weigering van handelingen die in strijd zijn met de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en menselijke waardigheid:

 

Niets in deze verklaring mag worden geïnterpreteerd als implicerend voor een staat, groep of persoon elke claim om deel te nemen aan een activiteit of om een handeling uit te voeren die in strijd is met mensenrechten, fundamentele vrijheden en menselijke waardigheid.

  • VN Artikel 6 - Toestemming: elke preventieve, diagnostische en therapeutische medische interventie mag alleen worden uitgevoerd met voorafgaande, vrije en geïnformeerde toestemming van de betrokken persoon, op basis van adequate informatie. De toestemming moet, waar gepast, uitdrukkelijk zijn en door de betrokken persoon te allen tijde kunnen worden ingetrokken en om welke reden dan ook zonder nadeel of vooroordeel.
  • VN Artikel 19 - Eenieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.
  • VN Artikel 2 - Eenieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.

Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.

Bovendien in verschillende geschriften (waaronder de Bijbel) kan ik aantonen dat men geen rechten heeft om iemand maar ook iets aan te doen en te verplichten en zo ook niet met de zogenaamde menselijke wetten en regels die men tegen ons gebruiken.

The written תּוֹרָה (Torah “teaching”) provided the ancient Hebrew people with a code of religious and moral laws.

The תּוֹרָה / Torah of מֹשֶׁה Moses is written as a legal binding document, not as a religious book. (De Thora van Mozes is geschreven als een juridisch bindend document, niet als een religieus boek.)

Hebrew kings, like everyone else, had to obey the Ten Commandments and the other laws of the Torah. The written Torah, not the whims of kings, was considered the law of the land. The Torah does not recognize the idea of kings ruling by divine right. (link nr. 7)

 

Op basis van voorgaande is het overduidelijk dat een kind NIET zelf in staat is om toestemming te geven voor een medische handeling en de onaantastbaarheid van zijn lichaam te beschermen.

Tot slot wil ik wijzen op de Neurenberg Code, waarin een set van 10 ethische principes is opgesteld. Het belangrijkste en eerste punt is: de vrijwillige toestemming van het individu is absoluut essentieel. “De plicht en verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de kwaliteit van de toestemming rust op elk persoon die het experiment initieert, leidt of ermee bezig is.”

Na het Neurenberg tribunaal zijn o.a. ambtenaren, artsen en verpleegkundigen berecht, bestraft en tot de dood veroordeeld voor hun rol in het initiëren, leiden of uitvoeren van orders en maatregelen die leed hebben berokkend aan mensen en/of de dood tot gevolg hebben gehad.

Als verpleegkundige, leerkracht, rector, manager heeft U persoonlijk de plicht en verantwoordelijkheid, voor het vaststellen van de kwaliteit van de toestemming bij de initiatie, leiding of uitvoering van vaccinatiesessies op uw school of evenement.

De uitvaardiging van de WHO is in overtreding met de rechten van mensen zoals genoemd in de Nederlandse Grondwet, Europese en Internationale verdragen.

Dit houdt in dat u persoonlijk verantwoordelijk bent indien vaccinatie nadelige gevolgen heeft voor kinderen die gevaccineerd worden zonder nadrukkelijke, vrijwillige en geïnformeerde toestemming van hun ouders. (Mattheus 18)

 

4): Feiten over vaccinaties:

  1. Vaccinaties zijn onvermijdelijk onveilig heeft het Hogerhof in de VS besloten in 2011. ( Zie ook in 2018 bij link nr. 6)
  2. Flauwvallen, hartstilstand, stoppen met ademhalen, verlammingsverschijnselen, ontwikkelen van een lichamelijke of mentale problemen of auto-immuun ziektes en dood behoren tot bijwerkingen die zijn gemeld en gerapporteerd in registratie systemen voor bijwerkingen na vaccinaties. In Nederland is dat het Bijwerkingencentrum Lareb 5).
  3. Er bestaat een ernstige onder rapportage van nadelige gevolgen die door experts in de FDA en Harvard wetenschappers wordt geschat op 1 in 39 gevallen.
  4. Vaccins zijn “NIET” onderzocht op carcinogeen (kankerverwekkend) of mutageen potentieel, of potentiele schade op de vruchtbaarheid”- zoals vermeldt in bijsluiters.
  5. S. GOVT LOSES LANDMARK VACCINE LAWSUIT: Case 1:18-cv-03215-JMF Document 18 Filed 07/09/18

 

Ik geef nadrukkelijk geen toestemming dat mijn kind wordt gevaccineerd. Indien u de aanwezigheid van mijn kind tijdens een vaccinatiesessie interpreteert als toestemming, bent u in overtreding en wordt u persoonlijk verantwoordelijk gehouden. U kunt zich na ontvangst van mijn brief niet beroepen op gebrek aan kennis.

 

Naam ouder:                                                                                    Naam kind:                                                       

 

datum:

 

Tekenen ter kennisneming :

 

naam:

 

functie:

 

plaats:

 

datum:

 

handtekening:

 

 

  1. https://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvkl1oucfq6v2/vgrnblu821m2
  2. https://www.privacyfirst.nl/over-ons/columns/item/1121-vaccinatie-en-inperkingrecht-op-lichamelijke-integriteit.html
  3. http://portal.unesco.org/en/ev.php-URL_ID=31058&URL_DO=DO_TOPIC&URL_SECTION=201.html
  4. https://childrenshealthdefense.org/wp-content/uploads/Undeniable-VaccinationFacts-for-Legislators.pdf
  5. https://www.lareb.nl/nl/news/meldingen-van-bijwerkingen-na-vaccinaties-rvp2017/
  6. https://olis.leg.state.or.us/liz/2019R1/Downloads/CommitteeMeetingDocument/168629
  7. https://www.crf-usa.org/bill-of-rights-in-action/bria-16-4-a-the-hebrews-and-the-foundation-of-western-law

 

WET DEELGEZAG

Kabinet wil bezuiniging op kinderbijslag om kosten UWV en SVB te dekken

22-01-2021

 

Source:

 

Hoe kom je legaal onder een vaccinatie uit?

 

1) "Weiger" een vaccin niet, anders wordt u verzet verweten.

2) Vraag de arts of het vaccin ook MRC-5 bevat.

Als dat zo is, en dat is zo want dat zit in ieder vaccin, dan heb je het recht om te weigeren want dit zijn geaborteerde foetuscellen en ander DNA.

3) Vraag of er een kans is op een latrogene reactie* van het vaccin.

*(een bijwerking die wordt veroorzaakt door meerdere verbindingen of geneesmiddelen die op elkaar inwerken) 

Als de dokter zegt: "Ja, dat is zo"(want dat doen ze allemaal), dan is dat uw "anti vaccinatiekaart". 

Bedankt de dokter vriendelijk voor het aanbod en loop weg.

 

Bedenk dat artsen de eed van Hippocrates hebben afgelegd en dat ze die moeten eerbieden. Dit is hoe wij legaal en respectvol de verplichte vaccinatie kunnen weigeren.

 

Source:

 

Agenda 21

 

Deuteronomy 34:

And Joshua the son of Nun was full of the spirit of wisdom; for Moses had laid his hands upon him: and the children of Israel hearkened unto him, and did as the LORD commanded Moses.

 

Exodus 28:
3 And thou shalt speak unto all that are wise hearted, whom I have filled with the spirit of wisdom, that they may make Aaron's garments to consecrate him, that he may minister unto me in the priest's office.

 

Isaiah 11:
2 And the spirit of the LORD shall rest upon him, the spirit of wisdom and understanding, the spirit of counsel and might, the spirit of knowledge and of the fear of the LORD;

 

Ephesians 1:
17 That the God of our Lord Jesus Christ, the Father of glory, may give unto you the spirit of wisdom and revelation in the knowledge of him:

 

Exodus 31:
3 And I have filled him with the spirit of God, in wisdom, and in understanding, and in knowledge, and in all manner of workmanship,

 

Exodus 35:
31 And he hath filled him with the spirit of God, in wisdom, in understanding, and in knowledge, and in all manner of workmanship;

 

Ecclesiastes 2:
26 For God giveth to a man that is good in his sight wisdom, and knowledge, and joy: but to the sinner he giveth travail, to gather and to heap up, that he may give to him that is good before God. This also is vanity and vexation of spirit.

 

Daniel 5:
11 There is a man in thy kingdom, in whom is the spirit of the holy gods; and in the days of thy father light and understanding and wisdom, like the wisdom of the gods, was found in him; whom the king Nebuchadnezzar thy father, the king, I say, thy father, made master of the magicians, astrologers, Chaldeans, and soothsayers;

14 I have even heard of thee, that the spirit of the gods is in thee, and that light and understanding and excellent wisdom is found in thee.

 

Luke 1:
17 And he shall go before him in the spirit and power of Elias, to turn the hearts of the fathers to the children, and the disobedient to the wisdom of the just; to make ready a people prepared for the Lord.

 

Luke 2:
40 And the child grew, and waxed strong in spirit, filled with wisdom: and the grace of God was upon him.

 

1 Corinthians 2:
4 And my speech and my preaching was not with enticing words of man's wisdom, but in demonstration of the Spirit and of power:

 

1 Corinthians 12:
8 For to one is given by the Spirit the word of wisdom; to another the word of knowledge by the same Spirit;

 

 

 

Identiteitsfraude valt onder 231b SR:

 

Bwb-id:

BWBR0001854

 

Officiele titel:

Wet van 3 maart 1881

 

Citeertitel:

Wetboek van Strafrecht

 

Ook bekend als:

Sr, WvSr, WvS

 

Soort regeling:

Wet

 

Wetsfamilies:

Wetboek van Strafrecht

 

Eerst verantwoordelijk ministerie:

Veiligheid en Justitie

 

 

Geldigheidsdatum:

15 oktober 2020

 

Ingangsdatum:

20 april 2016

 

Titel XII. Valsheid met geschriften, gegevens en biometrische kenmerken

 

Artikel 231b Hij die opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijn de biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

 

Source:

 

 

Biometrie

Biometrische persoonsgegevens zijn persoonsgegevens die het resultaat zijn van een specifieke technische verwerking van fysieke, fysiologische of gedragsgerelateerde kenmerken van een persoon. Op grond hiervan is eenduidige identificatie van die persoon mogelijk. Of wordt zijn/haar identiteit bevestigd.

Voorbeelden van biometrische persoonsgegevens zijn vingerafdrukken of gezichtsafbeeldingen. Deze lichaamskenmerken zijn uniek. Daarom kunnen organisaties ze gebruiken om mensen te identificeren. En ook om te controleren of iemand is wie hij/zij zegt te zijn (authenticatie).

Toepassing biometrie

De meest gangbare en toegepaste vormen van biometrie zijn de vingerafdruk, de iris- of netvliesscan, stemherkenning en de gezichtsscan. Organisaties zetten deze vormen van biometrie vaak in voor identificatie bij toegangscontrole.

Ook kunnen organisaties bepaalde gedragskenmerken gebruiken voor identificatie. Bijvoorbeeld de manier waarop iemand een handtekening zet.

Waarborgen privacy

Het waarborgen van de privacy van een individu is van groot belang bij de inzet van biometrie. De unieke lichaamskenmerken zijn te herleiden naar één individu. Biometrische gegevens bevatten vaak ook meer informatie dan strikt noodzakelijk is voor bijvoorbeeld identificatie. Zo kan er uit bepaalde lichaamskenmerken ook afgeleid worden wat iemands gezondheidstoestand of ras is.

Wetgeving

De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) regelt de verwerking van biometrische persoonsgegevens. Daarnaast bevat de Uitvoeringswet AVG (UAVG) nadere bepalingen hierover.

Bijzondere persoonsgegevens

De AVG bepaalt dat de verwerking van biometrische persoonsgegevens een verwerking van bijzondere persoonsgegevens is. Volgens de AVG is het verwerken van biometrische gegevens om iemand te identificeren in beginsel verboden.

Nederland heeft in de UAVG bijkomende voorwaarden hierover vastgesteld. Het verbod op het verwerken van biometrische gegevens is in Nederland niet van toepassing als de verwerking noodzakelijk is voor authenticatie of beveiligingsdoeleinden.

 

 

Bekijk binnen het onderwerp Biometrie

 

 

Nieuws

Alle nieuwsberichten over het onderwerp 'Biometrie'

 

 

Alle antwoorden op mijn vragen Vragen over gezichtsherkenning

 

Alle antwoorden op mijn vragen Vragen over biometrie

 

 

Adressen

 

De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG


De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

 

Source:

 

De Leerplichtwet 1969 regelt in principe dat alle jongeren onderwijs krijgen en dat zij worden voorbereid op een zelfstandig functioneren in de maatschappij. 

 

Leerplicht

Portaal Onderwijs

 

Leerplicht is de wettelijke verplichting om kinderen onderwijs te laten volgen. Wanneer sprake is van de verplichting om dit aan een school te doen, wordt dit schoolplicht genoemd. Leerplicht en schoolplicht verschillen van land tot land, waarbij in sommige landen thuisonderwijs wel toegestaan is en in andere landen niet of slechts onder bepaalde voorwaarden.

De inburgeringswet in Nederland valt niet onder de leerplichtwet, maar betekent in de praktijk wel de verplichting tot leren voor veel nieuwkomers en oudkomers, met sancties voor wie hier niet aan voldoet.

 

De eerste leerplichtwet in Nederland werd aangenomen in 1900 en trad in werking op 1 januari 1901. Deze wet verplichtte kinderen van 5 tot 12 jaar tot het volgen van onderwijs. De leerplicht startte dus bij de aanvang van het schooljaar nadat de kinderen ten volle 5 jaar geworden zijn. Voor sommige kinderen werden uitzonderingen gemaakt, zoals voor boerenkinderen tijdens de oogsttijd. Dochters mochten ook thuisblijven om het gezin te verzorgen.

De leerplichtwet van 1900 werd met 50-49 stemmen aangenomen, doordat een tegenstander (Francis David Schimmelpenninck) van zijn paard was gevallen en daardoor niet kon stemmen. Het paard is verstandiger dan zijn meester zeiden voorstanders van de leerplichtwet. Tegelijk lieten de liberalen het doodzieke Kamerlid Jacob Johan van Kerkwijk (1830-1901), die vóór zou stemmen, met een rijtuig naar Den Haag brengen. Vooral onder de christelijke partijen was verzet, omdat zij het bestaansrecht van christelijke scholen bij wet geregeld wilden hebben. Dit gebeurde pas bij de Grondwetswijziging van 1917 (Artikel 23 van de Grondwet). De socialisten waren ook tegen de wet, maar dan omdat zij de wet niet ver genoeg vonden gaan. De leerplichtwet 1900 kende als speciale vorm van onderwijs ook nog het huisonderwijs (zoals dat in adellijke families toen nog voorkwam) als geldige vorm van onderwijs, mits door een bevoegde onderwijzer gegeven. Had dat huisonderwijs er niet in gestaan, dan zouden diverse Kamerleden tegen hebben gestemd.

In 1928 werd de leerplicht verlengd van 6 naar 7 jaar en in 1942 naar 8 jaar.

Deze leerplicht gold overigens niet voor "trekkende" kinderen zoals van schippers, zigeuners en kermisvolk. Zij werden pas in de volgende aanpassing meegenomen (Leerplichtwet 1969).

 

Source:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Leerplicht

 

 

Schoolwet:

De Schoolwet van Van der Palm bracht vanaf 1801 het onderwijs in Nederland binnen de invloedssfeer van het landsbestuur. Naar beginselen van de Verlichting werd klassikaal niet-leerstellig onderwijs onder toezicht van schoolopzieners de norm. De opvoeding naar christelijke deugden was als tweede doelstelling op den duur niet houdbaar, en in een langdurige schoolstrijd viel het nationaal onderwijs uiteen in een neutraal openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs van protestanten en katholieken. De verschillende fasen in dit proces werden neergelegd in de schoolwetten van 1857, 1878, 1890 en 1920. De voorlopig laatste schoolwet voegde in 1985 het kleuteronderwijs bij het basisonderwijs, maar liet met zijn schoolwerkplannen weinig ruimte aan de creatieve onderwijzer.

 

Onder de Republiek der Verenigde Nederlanden was het onderwijs een private zaak. Kinderen uit gegoede kringen kregen naar de begrippen van toen behoorlijk onderwijs van de huisleraren of in klasjes bij de leraar thuis. Voor de minder gegoeden waren er in de steden en grotere dorpen scholen die uitgingen van diaconie, vroedschap, ambachtsheer of particuliere "schoolhouders". De onderwijzers werden betaald door de leerlingen, die zij hielpen met de kunst van het schrijven en het rekenen. Maar vooral werd er godsdienstonderricht gegeven.

Ten tijde van de opkomst der Patriotten richtte de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuyzen de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen op. Deze club van vooraanstaande burgers begon met het stichten van scholen waarop les werd gegeven naar de beginselen van de Verlichting. In 1795 richtten zij in Haarlem de eerste Kweekschool voor onderwijzers op.

 

In 1796 kwam "Het Nut" met het advies aan de jonge Bataafse Republiek tot de invoering van een nationaal onderwijs. Ook de nieuwe leiders zelf zagen voor de overheid een taak en een belang bij de inrichting van het schoolwezen. Zij stelden een Commissie in 'voor de zaken van het onderwijs'. In hun Staatsregeling van 1798 droegen ze aan de overheid de zorg op voor het openbaar onderwijs, en in de regering kwam in het volgend jaar een Agent van nationale opvoeding, ofwel minister van onderwijs. Na het mislukken van Th. van Kooten werd de Leidse hoogleraar Johannes van der Palm benoemd, die in 1801 de eerste Schoolwet gereed had. Van der Palm was al begonnen met het werven van schoolopzieners toen er weer een omwenteling plaatsgreep. De radicale patriotten werden uit de regering "gebonsd", en de wet bleef liggen.

Van der Palm zelf bleef echter onder de nieuwe regering-Gogel aan, en begon toch maar vast met de invoering van zijn onderwijsbestel. Hij benoemde Adriaan van den Ende tot "hoofdopziener", feitelijk directeur-generaal van het schoolwezen. Deze ex-predikant was tot dan toe lector natuurkunde aan Teyler's Stichting in Haarlem geweest. In opdracht van de Agent schreef hij een "Handboek voor de onderwijzers op de openbare lagere scholen binnen het Bataafsche Gemeenebest". Van der Palm stuurde hem naar Pruisen, om daar het onderwijs van de filantropijnen te bestuderen. In 1804 kreeg Van den Ende als "Commissaris tot zake van het modern onderwijs" opdracht om het wetsontwerp te herschrijven. Het nieuwe voorstel werd uiteindelijk door het Wetgevend Lichaam van Rutger Jan Schimmelpenninck in 1805 goedgekeurd en trad het volgend jaar in werking.

 

De meesters hadden steeds hoofdelijk onderwijs gegeven in de overvolle leslokalen, aan leerlingen van alle leeftijden, die gewoon door elkaar zaten. Van den Ende schreef geleidelijke invoering van het klassikaal onderwijs voor. Lijfstraffen werden vervangen door een systeem van lichte tuchtiging en vooral beloningen. Voorts verbood de wet leerstellig godsdienstonderricht. Dit moesten de kerken voortaan zelf maar geven buiten schooltijd. De school moest "algemeen christelijke deugden" aankweken en mocht geen enkele richting aanstoot geven.

De onderwijzers dienden te solliciteren in een vergelijkend examen: de meest bekwamen in rekenkunst, taalkundig ontleden, opstel schrijven en schoonschrift kregen een aanstelling. Ze werden voortaan benoemd door gemeente of ambachtsheer, en betaald door een schoolfonds met deelname van de overheid. Dit gebeurde naar bekwaamheid; die werd bepaald aan de hand van vier rangen. Ze kwamen onder toezicht te staan van schoolopzieners, voorlopers van de inspecteurs van het onderwijs. De schoolopzieners waren meestal notabelen, die tegen een geringe vergoeding eens per jaar de scholen bezochten en ook de opleiding van onderwijzers organiseerden. Van der Ende coördineerde hun werk op het departement.

De ouders betaalden schoolgeld. In de steden werden armenscholen geopend waar het onderwijs gratis was. Op het platteland moesten de schoolopzieners zorgen voor gratis toegang van arme kinderen tot de dorpsscholen. Van leerplicht was nog geen sprake, en de deelname aan het onderwijs door de lagere standen liet dan ook veel te wensen over.

De wet-Van den Ende ging uit van nationaal onderwijs met een algemeen christelijk karakter. Voor de stichting van bijzondere scholen was een vergunning nodig van de provincie. In de praktijk werd deze wel verleend aan particuliere fondsen, zoals weeshuizen, diaconieën en "het Nut". Particuliere schoolhouders echter, die het onderwijs geheel uit schoolgeld moesten bekostigen, werden tegengewerkt.

Buiten de werking van de wet bleven de Joodse scholen. Daar stond het leerstellig godsdienstonderwijs nog centraal, aangevuld met algemene vakken. Dit werd toegestaan omdat men moeilijk kon verwachten dat joodse ouders hun kinderen zouden laten onderwijzen in "algemeen christelijke deugden". Ook de katholieke scholen in de Zuidelijke Nederlanden bleven in de jaren 1814-1830 buiten de werking van de Schoolwet. De achterstand en het verzet van de RK Kerk werden door de regering van koning Willem I te groot geacht. Wel werden daar verbeteringen in de geest van de wet aangebracht onder leiding van Adriaan van den Ende.[1]

Het verzet tegen de Schoolwet groeide. De Afscheiding van 1834 en de emancipatie van de katholieken vroegen om eigen scholen. Kinderen werden soms naar illegale godsdienstscholen gestuurd in plaats van naar de staatsschool. Het Réveil daarentegen streefde een hervorming na van de staat in het algemeen en het openbaar onderwijs in het bijzonder in protestantse zin. Guillaume Groen van Prinsterer bepleitte de "openbare school met den bijbel" en nam voor lief, dat die bijbel in de zuidelijke provincies een "paapse" uitleg zou krijgen.

De nieuwe koning Willem II kwam het verzet een beetje tegemoet. Hij gaf opdracht aan een gemengde commissie de mogelijkheden te onderzoeken om de toelating van bijzondere scholen te verruimen. Voor samenwerking van protestanten en rooms-katholieken was de tijd echter nog niet rijp, en de commissie bracht weinig verheldering. De regering kwam vervolgens met een Koninklijk Besluit van 2 januari 1842, waarin geestelijken in staat werden gesteld om schoolboeken te keuren. Schoollokalen werden een uur per dag beschikbaar gesteld voor naschools godsdienstonderwijs.

 

Ook de liberaal Thorbecke was voor vrije schoolkeuze en schoolvorming. Hij nam dit beginsel in 1848 op in zijn grondwetsherziening: "Het geven van onderwijs is vrij behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid der onderwijzers en het toezicht der overheid, beide door de wet te regelen". De minister vroeg de gemeentes om soepeler om te gaan met het geven van vergunningen. In zijn kabinetsperiode werden 150 scholen met de Bijbel gesticht.

Al in 1829 had Thorbecke ervoor gepleit de bijzondere school tot regel te maken. Alleen waar de ouders niet zelf konden voorzien in een passende school, moest de staat zorgen voor het onderwijs. Maar in 1848 hielden de conservatieven, een deel van zijn eigen liberalen en zelfs Groen van Prinsterer vast aan de staatsschool als regel, de bijzondere school als uitzondering. En zo kwam art. 194 te luiden: "Het openbaar onderwijs is onderwerp van voortdurende zorg der regering. De inrichting van het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld. Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoende openbaar lager onderwijs gegeven."

In 1853 ging, na de Aprilbeweging, in Den Haag een andere wind waaien. Het conservatieve kabinet-Van Hall ging weer uit van de nationale school. Het moest echter wel een wet maken ter uitvoering van Thorbeckes grondwetsartikel. Minister Van Reenen introduceerde in zijn wetsontwerp de Neutrale staatsschool. "Het openbaar onderwijs moet zich onthouden van iets te onderwijzen, te doen dat kwetsend kan zijn voor enige godsdienstige of toe te laten gezindheid. Er kunnen naar plaatselijke behoefte openbare scholen worden ingericht voor kinderen van gelijke godsdienstige richting". Hij vulde zo de vrijheid van onderwijs in met de "nationale school voor kinderen van gelijke gezindte." De openbare gezindte-school van Groen dus, maar dan als handreiking en niet als norm.

In de loop van de parlementaire behandeling wilde de minister zijn neutrale staatsschool toch weer toerusten met godsdienstige beginselen: "Het onderwijs wordt dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van godsdienst en zedelijkheid". Deze formulering was voor de liberalen te christelijk en voor de conservatieven niet christelijk genoeg. Vanuit de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk werd weer een volkspetitionnement gestart. Het christelijk karakter van de staatsschool moest worden vastgelegd in de wet. Met de verontrusting van de kerkelijke achterban viel het kennelijk nogal mee, want er werden 9000 handtekeningen aangeboden. Maar toen greep de koning in. Willem III liet weten, dat hij geen wet zou bekrachtigen die tegen de godsdienstige gevoelens van het volk indruiste. Het kabinet trad af.

 

De koning gaf opdracht aan Just van der Brugghen "om in de geest van de nieuwe grondwet de staatsrechtelijke regeling van het onderwijs te ontwerpen". Daarmee gaf hij min of meer de oplossingsrichting aan. Deze conservatieve rechtbankpresident had in Nijmegen sinds 1846 al verscheidene scholen met de Bijbel gesticht, waaronder een kweekschool voor onderwijzers.

De nieuwe minister van binnenlandse zaken Van Rappard kwam dan ook met een wet waarin de oprichting van scholen door de ouders vrij werd gegeven. Verder bleef de formulering van Van Reenen overeind: "Het schoolonderwijs wordt onder het aanleren van gepaste en nuttige kundigheden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen en aan hun opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden".

De wet gaf ook een uitbreiding van het verplichte lesprogramma met de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en zingen, die tot dan toe alleen op de burgerscholen werden gegeven. Het aantal kinderen per klas werd gesteld op 70. De eisen van vakbekwaamheid der onderwijzers werden aangescherpt. Er kwam voor de betere leerlingen nog een aanvulling op de lagere school die de plaats moest innemen van de Franse school: de MULO.

Het wetsontwerp had zelfs voorzien in enige rijkssteun voor het bijzonder onderwijs. Een amendement van de liberalen haalde deze echter weer uit de wet. Met steun van Groen, want aan subsidie kunnen voorwaarden worden verbonden. En een beperkte vrijheid was geen echte vrijheid.

Onder invloed van het ultramontanisme kwamen de bisschoppen in 1868 met een mandement, waarin ze verklaarden "dat het niet-Katholieke onderwijs met den dag voor de Katholieke jeugd meer en meer onbruikbaar, uiterst gevaarlijk dreigt te worden.' Zij dragen de geestelijkheid op om in hun parochies al het mogelijke te doen om tot de oprichting van eigen scholen te komen. De katholieken dankten hun emancipatie aan de liberalen. maar de schoolkwestie, en een paar jaar later de ontwikkelingen in Italië (bezetting van de Pauselijke Staat) leidden in Nederland tot een breuk.

De liberalen van hun kant deden er alles aan, om te bevorderen dat de openbare school een neutrale school zou zijn. Het conservatieve ministerie van Jan Heemskerk probeerde met wat concessies links en rechts de gemoederen nog te bedaren. De liberalen echter behaalden bij de verkiezingen van 1877 zo'n eclatante overwinning, dat ze met kleine stappen geen genoegen meer namen. Heemskerk moest "se soumettre ou se demettre". Het werd het laatste.

 

Source:

 

STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nr. 29777
30 mei
2017

Source:

 

Loco Parentis in de plaats van de ouders

Source:

 

Jeugdzorg 1901-2015

Masterscriptie Privaatrechtelijke Rechtspraktijk

Source:

 

Beroep op vrijstelling leerplicht

Ouders met richtingbezwaren kunnen een beroep op de vrijstelling doen door
burgemeester en wethouders hiervan in kennis te stellen. Deze kennisgeving moet de
richtingbezwaren bevatten. In de huidige situatie maakt het ontbreken van zicht op het
onderwijs en de kwaliteit ervan, in combinatie met de verantwoordelijkheid van
gemeenten voor de jeugdzorg, dat er conflicten ontstaan tussen ouders en gemeenten,
bijvoorbeeld ten aanzien van de oproep van gemeenten om het beroep op de vrijstelling
te komen toelichting in een gesprek (zie paragraaf 4.1). Dit is meermaals onderwerp van
gesprek geweest in de Tweede Kamer.
14 Met dit wetsvoorstel wil de regering de rechtszekerheid van ouders met richtingbezwaren waarborgen, door helder vast te
leggen en te communiceren welke stappen er nodig zijn om een beroep te kunnen doen op de vrijstelling. Tegelijk wil de regering gemeenten in positie brengen om hun verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, waar nodig, waar te kunnen maken. 

 

1. Inleiding

De regering vindt het recht van ouders om voor hun kind het onderwijs te kiezen dat bij
hen past van grote waarde. Dat is de basis van de vrijheid van onderwijs. Het sluitstuk
daarvan is dat ouders de vrijheid hebben in voorkomende gevallen thuisonderwijs te
geven door op grond van richtingbezwaren vrijgesteld te worden van de leerplicht.
Daarom wil de regering deze vrijstelling op grond van richtingbezwaren behouden.
Tegelijkertijd ziet de regering het als haar taak om zeker te stellen dat ieder kind het
recht op onderwijs niet wordt ontzegd en om waarborgen te bieden voor onderwijs van
voldoende kwaliteit voor álle jongeren. Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat een
vrijstelling van de leerplicht uitsluitend geldig is als de ouders zorgdragen voor
onderwijs. Dit onderwijs moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen ten aanzien van de
inhoud van het onderwijs, de ouder die het onderwijs verzorgt en de omstandigheden
waaronder het onderwijs plaatsvindt. Ouders worden verplicht aan te tonen dat er
sprake is van het geven van onderwijs dat aan de genoemde kwaliteitseisen voldoet
door middel van een jaarlijks op te stellen onderwijsplan. De Inspectie van het onderwijs
houdt hier toezicht op.

 

Het recht op onderwijs is niet wettelijk gewaarborgd

Het staat ouders vrij om zelf onderwijs voor deze jongeren in te richten

 

1.2 Voorstel op hoofdlijnen

Om te garanderen dat ook jongeren die zijn vrijgesteld van de leerplicht onderwijs van
voldoende kwaliteit ontvangen, wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld dat een beroep op
de vrijstelling uitsluitend gedaan kan worden als de ouders zorgdragen voor onderwijs.
Dit onderwijs moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen ten aanzien van de inhoud van
het onderwijs, de ouder die het onderwijs verzorgt en de omstandigheden waaronder het
onderwijs plaatsvindt. Ouders worden verplicht aan te tonen dat sprake is van het
verzorgen van onderwijs dat aan de genoemde kwaliteitseisen voldoet, door middel van
een jaarlijks op te stellen onderwijsplan.

 

Voorgesteld wordt om de inspectie toe te laten zien op de uitvoering van het onderwijs.
Om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen is toezicht noodzakelijk en worden de
eisen op consistente en consequente wijze gehandhaafd. Door een gespecialiseerd
onderdeel van de inspectie wordt toezicht gehouden op dit onderwijs. Bij het beroep op
de vrijstelling onderzoekt de inspectie of er wordt voldaan aan de voorschriften en geeft
daartoe een verklaring van geen bezwaar af. Inspecteurs beoordelen jaarlijks de
onderwijsplannen en brengen een bezoek aan de locatie waar het onderwijs wordt
gegeven, mits daarvoor toestemming is gegeven door de ouders indien het een woning
betreft. Het oordeel van de inspectie komt tot stand op basis van een objectief en
integraal onderzoekskader dat wordt opgesteld in samenspraak met het
thuisonderwijsveld. Hierin worden alle kwaliteitseisen meegenomen. Indien er geen
positief oordeel over het onderwijs is, of de inspectie niet in staat wordt gesteld om zich
een oordeel te vormen, wordt er een melding gedaan aan de ouders en burgemeester en
wethouders, en vervalt de vrijstelling.

 

Source:

 

Vrijstelling van de inschrijvingsplicht Leerplichtwet 1969

 

De leerplichtambtenaar kan, wanneer nodig, namens burgemeester en wethouders vrijstelling van schoolbezoek geven. Een ouder moet daarvoor een beroep doen op vrijstelling van de inschrijvingsplicht. In onder andere de volgende situaties is vrijstelling van schoolinschrijving mogelijk:

  • uw kind is op medische gronden niet geschikt om tot een school toegelaten te worden;
  • als ouder hebt u zwaarwegende bedenkingen tegen de richting van het onderwijs;
  • uw kind heeft een schoolinschrijving in het buitenland.

Vrijstelling van inschrijving op medische gronden

Artikel 5 sub a Leerplichtwet 1969
U doet een beroep op vrijstelling wanneer de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school dan wel een instelling toegelaten te worden.

Op grond van artikel 7 van de Leerplichtwet 1969 moet u bij een beroep op vrijstelling van inschrijving op medische gronden een verklaring inleveren. Ook moet een rapportage van een behandelend arts / pedagoog / psycholoog bijgevoegd worden, waaruit blijkt dat uw kind niet geschikt wordt geacht om tot een school of instelling toegelaten te worden. Deze rapportage mag niet ouder zijn dan drie maanden. Uw beroep op vrijstelling wordt door een door de gemeente benoemde onafhankelijk deskundige beoordeeld.
Download: Aanvraagformulier Kennisgeving beroep op vrijstelling van inschrijvingsplicht (5 sub a)

Vrijstelling van inschrijving vanwege overwegende bedenkingen

Artikel 5 sub b Leerplichtwet 1969
U doet een beroep op vrijstelling wanneer u bedenkingen heeft tegen de richting van het onderwijs, op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen scholen waarop uw kind geplaatst zou kunnen worden. Dit moet duidelijk uit het formulier blijken.
Download: Aanvraagformulier Kennisgeving beroep op vrijstelling van inschrijvingsplicht (5 sub b)

Vrijstelling van inschrijving vanwege het volgen van onderwijs in het buitenland

Artikel 5 sub c Leerplichtwet 1969
U doet een beroep op vrijstelling wanneer uw kind als leerling van een school of inrichting van onderwijs buiten Nederland ingeschreven staat en deze school geregeld bezoekt. Zorg ervoor dat u een ingevulde en ondertekende verklaring van de buitenlandse schooldirectie meestuurt. Zo is duidelijk dat uw kind op die school ingeschreven is en daar dagelijks lessen volgt. Deze kennisgeving moet jaarlijks plaatsvinden tot het schooljaar waarin uw kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Download: Aanvraagformulier Kennisgeving beroep op vrijstelling van inschrijvingsplicht (5 sub c)

 

Source:

Vrijheid

Adam Kokesh 

DNA Deception

When they were sued last year for storing baby blood samples without parental consent, Texas health officials said they'd done it for medical research. They never said they turned over the blood spots to the federal government to help build a vast DNA database. A Texas Tribune review of nine years' worth of e-mails and internal documents on the Department of State Health Services’ newborn blood screening program, released after the state settled the case so quickly that it never reached the discovery phase, shows an effort to limit the public’s knowledge of the program.

FEB. 22, 20105 AM CENTRAL
 
SHARE
REPUBLISH

 

 

Credit: Rodolfo Clix

 

 

When state health officials were sued last year for storing infant blood samples without parental consent, they said it was for medical research into birth defects, childhood cancer and environmental toxins. They never said they were turning over hundreds of dried blood samples to the federal government to help build a vast DNA database — a forensics tool designed to identify missing persons and crack cold cases. 

A Texas Tribune review of nine years' worth of e-mails and internal documents on the Department of State Health Services’ newborn blood screening program reveals the transfer of hundreds of infant blood spots to an Armed Forces lab to build a national and, someday, international mitochondrial DNA (mtDNA) registry. The records, released after the state agreed in December to destroy more than 5 million infant blood spots, also show an effort to limit the public’s knowledge of aspects of the newborn blood program, and to manage the debate around it. But the plaintiffs who filed the lawsuit never saw them, because the state settled the case so quickly that it never reached the discovery phase.

DSHS spokeswoman Carrie Williams says that while the department’s general philosophy was to save blood spots for public health research, “we did not have an exclusive policy.” She says DSHS participated in the project because officials believed it would help in missing-persons cases — and knew the blood spots could not be linked back to a particular individual. “Our understanding of mtDNA is that it’s not used to pinpoint exactly who a person is, but can help determine origins,” Williams says. “Our intentions were good ones.”

But Jim Harrington, the civil rights attorney who filed the blood spot lawsuit last year on behalf of five Texas parents, believes DSHS meant to deceive the public. When he was negotiating with state officials, he says, he specifically asked what research the blood spots were being used for — and there was no mention of the federal mtDNA project. He says he was stunned by how quickly the state settled the lawsuit. “Sometimes there are slam-dunk cases, but I’d never seen this kind of case settle without discovery,” says Harrington, director of the Texas Civil Rights Project. “This explains the mystery of why they gave up so fast.”

 

For decades, the state has screened newborns for a variety of birth defects, pricking their heels and collecting five drops of blood on a paper card. Until 2002, the cards were thrown out after a short storage period. But starting that year, the state health department began storing blood spots indefinitely, for “research into causes of selected diseases.” Four years later, DSHS began contracting with Texas A&M University’s School of Rural Public Health to warehouse the cards, which were accumulating at a rate of 800,000 a year. State health officials never notified parents of the changes; they didn’t need consent for the birth-defect screening, so they didn’t ask for it for research purposes. The agency’s rationale was that it let parents who asked opt out of the newborn blood screening and de-identified all of the samples before shipping them off.

Over the last several years, researchers have requested Texas baby blood spots for a variety of medical projects: to study the gene involved in club foot, to inspect the DNA of infants who develop childhood cancer, to examine prenatal lead exposure. Those are the projects state health officials have touted repeatedly before lawmakers and critics. But the least publicized of these research projects is arguably the most interesting. Between 2003 and 2007, the state gave 800 de-identified blood samples to the Armed Forces DNA Identification Laboratory (AFDIL) to help create a national mtDNA database.

MtDNA is extremely valuable in forensics because it’s easier to find and extract from human cells than nuclear DNA. In addition to blood, it can be identified in hair, bones, teeth and damaged or degraded biological samples and can be used to identify victims of mass disasters or to solve long-since-cold criminal cases. But it’s only as valuable as its sample size. AFDIL scientists, in conjunction with the research branch of the Justice Department, approached Texas in a $1.9 million effort to expand the country’s mtDNA database — part of the President’s DNA Initiative launched under George W. Bush. The researchers wanted “anonymous and maternally unrelated” blood samples from Texas Caucasians, African-Americans and Asians — and from Hispanics and Native Americans in particular — to round out their genetic record. The researchers also took samples from prison populations and infant blood screening in other states, including Florida, Minnesota and California. They did not pay Texas for the samples.

Eventually, research proposals indicate, federal officials hoped to be able to share this data worldwide, “for international law enforcement and investigation in the context of homeland security and anti-terrorism efforts.”

Whether Texas officials were concerned about the perception of the project, or simply didn’t think it was newsworthy, they never mentioned it. In presentations, in public reports and in e-mails sent to reporters as recently as last year, state health officials never brought up the federal project — even when they discussed the merits of roughly two dozen medical research projects designed to “unlock the causes of childhood disorders” like autism and diabetes.    

In November, when The Texas Tribune first filed an open-records request with DSHS to review blood spot records, the agency said the information requested was confidential. Two weeks later, when the lawsuit settlement was formally signed, the Tribune asked again, and this time the agency relented. But the box of documents officials turned over hardly referenced the mtDNA project, aside from a single e-mail referencing a “US Department of Justice/National Institute of Justice and the Armed Forces Institute of Pathology/Armed Forces DNA Identification Laboratory.” When the Tribune pressed health officials about the missing research files, they produced them, saying it was an oversight, and that the documents had been overlooked in their initial search.

 

The records the agency initially released paint a portrait of an agency that walked on eggshells around the baby blood spot collection — from 2001, when lawmakers first debated whether to warehouse the cards, through last year, when they passed a law in response to the civil rights lawsuit giving parents better options to opt out.

In 2001, when the Legislature considered a newborn-blood-spot collection bill that state health officials didn’t like, they took action. In an e-mail chain, an associate commissioner described how she and another official “planted questions” and “planted a note” with sympathetic lawmakers (former state Reps. Bob Glaze, D-Gilmer, and Glen Maxey, D-Austin) before a public hearing. “I suspect this bill will die …” wrote the official, who no longer works for the state. (The bill didn’t make it out of committee.) Glaze couldn't be reached for comment. Maxey said he couldn't recall the bill but routinely met with health department staffers to pick their brains about pertinent bills.

E-mails indicate that in 2003, when the agency started to release blood spots for outside research, officials knew they had a parental consent issue on their hands — but tried to avoid it. When a researcher proposed a project, the director of birth defects monitoring wrote that he’d “prefer to not have to go through” the process of getting consent. Another agency official responded that parents "never consented for blood spots to be used for research. … On the other hand, I believe [the health department] already uses (deidentified?) blood spots for some research, so that might not be a big deal.”

In 2006, when the agency was beginning to store blood spots at Texas A&M, the university asked for permission to put out a press release announcing it. The agency balked. “What do you think of this idea? Makes me a bit nervous,” the manager of the birth defects surveillance division wrote in an e-mail to five of his colleagues. Another responded: “This makes me nervous. Genetic privacy is a big ethical issue & even though … approval is required for use of the spots in most situations and great care is taken to protect the identity of the spots, a press release would most likely only generate negative publicity.” One official asked the university not to do it; the university agreed.

When asked about the e-mails, agency officials said a decision not to send out a press release “isn’t an indication of our level of openness.” “We don’t routinely do news releases about every agency initiative or contract,” Williams says, “and obviously this is a sensitive topic.” But they acknowledged that staff members are not permitted to “plant” questions with lawmakers. Given that the e-mail exchange happened in 2001, and that the employee no longer works for the agency, Williams says, “there is no way for me to definitively tell if there was any punishment.”

Scientists say baby blood spot research is incredibly valuable, and that the genetic origins of human diseases can be traced through mtDNA samples if there are enough available. They say there are fail-safe methods for stripping identifying information from the samples, so they could never be used for illicit purposes. The problem, some say, is that scientists have used the public’s unease with the subject as an excuse not to talk about it. “As scientists, we’ve failed in teaching people about genetics in the United States,” says Dr. Bennett Van Houten, a molecular oncologist at the University of Pittsburgh Cancer Institute who formerly worked at the University of Texas Medical Branch in Galveston. “We need to work harder at that — at teaching them the facts.” 

Williams says that at the direction of lawmakers last session, parents now receive more information at the hospital about the storage and use of bloodspots and are given a better opportunity to opt out. While the agency is destroying more than 5 million baby blood spots collected before the new legislation took effect, she says, officials are not asking outside researchers — including those at the Armed Forces lab — to return the samples they were given. But they must destroy them when they are done with them.

“The core mission is to screen all babies for life-threatening disorders,” Williams says. “We care deeply about this mission, and we have made some changes and are moving forward.”

 

Source: