People's LAW

Matthew 16: (New International Version)
23. Jesus turned and said to Peter, “Get behind me, Satan! You are a stumbling block to me; you do not have in mind the concerns of God, but merely human concerns.”


Isaiah 29:
13. Wherefore the Lord said, Forasmuch as this people draw near me with their mouth, and with their lips do honour me, but have removed their heart far from me, and their fear toward me is taught by the precept (instructions) of men:

 

Isaiah 29: (NLT)
13. And so the Lord says, "These people say they are mine. 
They honor me with their lips, but their hearts are far from me.
And their worship of me is nothing but man-made rules learned by rote.[fn] (lines memorized)"

 

Je moet alles kunnen onderbouwen voordat je tot aktie/betaling wel of niet over gaat.

 

Er moet een oprecht eerlijk systeem zijn en dat is er momenteel helemaal niet meer.

Met de verklaring van verbondenheid verklaart u dat u weet dat de wetten van het Koninkrijk der Nederlanden ook voor u gelden.
Als u afstand moet doen van de nationaliteit die u nu hebt: een verklaring dat u afstand zult doen als u Nederlander bent geworden.


Met de verklaring van verbondenheid verklaart u dat u weet dat de wetten van het YHWH ook voor u gelden.
Als u afstand moet doen van de nationaliteit die u nu hebt: een verklaring dat u afstand zult doen als u Hebreeuws bent geworden.

 

Dat je juridisch verhouding met de overheid wijzigt.

Je trekt je toestemming tot besturen in.

Gratie Gods gaat boven alles. 1 Corinthians 1:4

 

 

Capitis Deminutio Maxima _Media_Minima

 

Deminutio capitis

Deminutio capitis heet in het romeinse recht de vermindering van de drieledige rechtsbevoegdheid van een vrij man. De deminutio capitis maxima ontneemt de status libertatis, civitatis en familiae en maakt krijgsgevangen Romeinen buiten romeins gebied, de dediti per patrem patratum en de fures manifesti tot slaaf. De deminutio capitis media of minor ontneemt de status civitatis en familiae aan hem die het burgerschap van een andere stad verkiest (reiectio civitatis), en aan vogelvrij verklaarden (aqua et igni interdictio). De deminutio capitis minima wijzigt alleen de status familiae, als iemand b.v. door adoptie onder het gezag van een ander geplaatst (alieni iuris) of door emancipatio juridisch zelfstandig (sui iuris) wordt.

 

Lit. Leonhard (PRE 3, 1523-1526). P. F. Girard, Manuel élémentaire de droit romain (Paris 1906) 190-198. F. Desserteaux, Études sur la formation historique de la capitis deminutio 1-3 (Paris 1909-1928). W. W. Buckland, A Text-Book of Roman Law from Augustus to Justinian³ (Cambridge 1966) 134-141. [A.J.Janssen]

Eerlijke verkiezingen! Van Meijeren (FVD) SLOOPT plan voor vroegtijdig stemmen

https://youtu.be/uUOMxIlrm4g

Mevr van Leijten geeft hier dus toe dat stemmen dus een mandaat geven is! Zie 09:05 min.

Maar mevr van Leijten heeft gelijk.

De volksvertegenwoordigers hebben van mij geen Mandaat gehad dus zij hebben inderdaad niet het mandaat om namens mij besluiten te mogen nemen.

Dat ze in veronderstelling zijn dat zij denken dat wel te hebben is een gebrek bij hun.

Maar hun keuzes vanuit hun eigen wil is niet namens mij en dat heb ik dan ook ACTIEF aan de Kiesraad aangegeven.

En met mij vele andere :D artikel 6:172 BW is niet van toepassing op mij :)

 

Mandaat

BETEKENIS & DEFINITIE

Een mandaat, mandatum in het Latijn, is een opdracht of een volmacht. Voordien was het de voogdij van staat over een ander gebied, die in naam van de Volkenbond werd uitgeoefend.

Voornoemd is in de Verenigde Naties (VN) overgenomen in de vorm van trustschap. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties kan een VN-macht met een begrensd mandaat naar een conflictgebied sturen. In administratief recht is het mandaat het verschijnsel dat uitoefening van overheidsbevoegdheid door het overheidsorgaan wordt opgedragen aan een ondergeschikt overheidsorgaan. Dit gebeurt zonder dat overdracht van verantwoordelijkheid plaatsvindt. Het mandaat van Amnesty International is het actievoeren tegen schendingen van de mensenrechten, dit gebeurt onafhankelijk.

 

 

Wet uit 1829 artikel 11 wet algemene bepalingen.
Dus zelfs een onrechtvaardige wet.
Die wetten moeten gehandhaafd worden door de rechters.
Dat betekend dat wij geen onafhankelijke rechtsspraak hebben.

Boek 3 Artikel 61 (3:61 BW)

 Volmacht verlening en schijn van volmacht

 

  1. Een volmacht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleend.
  2. Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.
  3. Indien een volgens wet of gebruik openbaar gemaakte volmacht beperkingen bevat, die zo ongebruikelijk zijn dat de wederpartij ze daarin niet behoefde te verwachten, kunnen deze haar niet worden tegengeworpen, tenzij zij ze kende.

 Toelichting

Een volmacht wordt door de volmachtgever verleend aan de gevolmachtigde. Hier zijn geen vormvereiste aan verbonden. Er dient alleen sprake te zijn van een wil en een verklaring, de wilsvertrouwensleer. De volmacht kan dus zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden verleend.

Schijn van volmachtverlening

De gevolmachtigde verricht rechtshandelingen in de naam van de volmachtgever met een derde, de wederpartij. Die wederpartij vertrouwt erop dat er sprake is van een volmachtverlening, maar soms is daar geen sprake van. De pseudo-volmachtgever wil dan helemaal niet gebonden zijn aan de rechtshandelingen die in zijn naam zijn verricht. Het feit dat er geen volmacht is verleend, kan echter niet aan de wederpartij worden tegengeworpen indien de schijn van volmachtverlening door de pseudo-volmachtgever is gewekt. Dit kan door een actieve handeling, maar ook door een nalaten. Bijvoorbeeld door een bepaalde situatie te laten voort bestaan en/of niet in te grijpen. Hierbij is niet van belang of sprake is van enige vorm van verwijtbaarheid.

 

Lex Superior
Hogere wetgeving gaat voor op lagere wetgeving.
Artikel 93 & 94 Grondwet

Source:

 

Uvrm is een ‘verklaring’ (publiekrechtelijk)

 

Evrm is verdrag (privaatrechtelijk)

 

Publiekrecht zijn mensenrechten en strafrecht.

Bestuursrecht noemen ze publiekrechtelijk, maar komt tot stand via privaatrechtelijke machtiging aan een vertegenwoordiger die je vervolgens onder het mom van publiekrecht de wet voor gaat schrijven.

 

Strafrecht is de wet

Civiel recht is wetgeving

en bestuursrecht is regelgeving (Bestuursrecht 1994 er zijn 10 boeken, burgerrecht, zakelijk handelen in persoon/in burger) 

 

Rechtsverkeer = privaatrecht = civielrecht  = burgerrecht

 

Artikel 20. UVRM. Eenieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering. Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren. 

Die politieke verenigingen zijn verenigingen en mag niet gedwongen worden om daartoe te behoren.

Platform en een vereniging met geldsysteem.

 

Alles wordt onder vereniging bestempeld: Artikel 8 GW Vrijheid van vereniging

Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.

 

 

 

Ja,…ze noemen alles wet maar dat is te verwarrend.

  • De wet is strafrecht (publiekrechtelijk) en geldt voor allen art.2 SR
  • wet-geving is civiel /BW (privaatrechtelijk)vrije keuze.
  • regel-geving (bestuursrechtelijk) machtiging via privaat

De kunst is inzicht/overzicht te verkrijgen wat wat is.

 

Waar is de privaatrechtelijke machtiging om mij te vertegenwoordigen onder het mom van publiekrecht om mij de wet voor te gaan schrijven. Heb ik soms zonder mijn medeweten een machtiging van besturen aan u gegeven?

 

Is er een verbintenis van wat voor denkbare aard dan ook, die tevens voldaan heeft aan de pre-contractuele mededelingsplicht,…..waarbij er een afdwingbaar recht zou bestaan?

Dat vraag je aan tegenpartij via art.21 RV

Zij vorderen dus aan hun de bewijslast art.150 RV

 

 

Ik wil hier toch wel even iets opmerkelijks inbrengen waar ik enige poos geleden achter kwam. Dat betreft die doorkruising van publiek naar privaatrecht (of andersom). Is het je opgevallen dat in BW 1 artikel 19e de publiekrechtelijke verplichting is ingebracht om de pasgeborene aan te geven bij de gemeente?

Het is de geboorteaangifte die als dwang vanuit publiekrecht in het privaatrechtelijke deel van de wet is geplaatst.

Daar volgt dan ook nog eens dwang op, want als je het niet doet dan krijg je met artikel 448 strafrecht te maken.

Kijkend naar de waarheidsplicht, dan is dit iets dat bevraagt moet worden.

Waarom is die doorkruising van publiek en privaat op die manier in de wet verankert?

Het is dus de willekeur die vanaf het begin al wordt ingezet door dit corrupte systeem.

Sterker nog, de corruptie is in het systeem ingebouwd, verankerd.

Bedenk dat ze ± 20 jaar hebben gedaan over het schrijven van de BW's.

Waar is de correctheid? Nou, dat is nooit de bedoeling geweest.

Maar gelukkig duurt eerlijkheid altijd het langst. In dit geval heeft het even geduurd voordat we ons met de corruptie van het systeem zijn bezig gaan houden, er was een corona-crisis voor nodig.

 

Hoe dan ook, de ham-vraag is en blijft: wat doet die publiekrechtelijke dwingelandij in het privaatrecht?

Dat is toch de plek waar burgers onderling hun zaken moeten regelen?

Als iemand hier een antwoord op heeft, dan verneem ik dat uiteraard graag.

 

UCC

 

Where in the old testament is this saying that we have to obey mans laws.

 

Leviticus 18:

4 Ye shall do my judgments, and keep mine ordinances, to walk therein: I am יְהֹוָה your God / אֱלֹהִים / 'elohiym.

 

Ezekiel 11:

20 That they may walk in my statutes, and keep mine ordinances, and do them: and they shall be my people, and I will be their God.

 

Matthew 5:

17 Think not that I am come to destroy the law, or the prophets: I am not come to destroy, but to fulfil (realise / Execute).

 

on employment:
religious examption, continuous exemption
pre existing health condition: Discrimination
Avoiding discrimination: reasonable accomodation (remote work)

 

social credit score

 

Presidential Documents

Federal Register / Vol. 85, No. 109 / Friday, June 5, 2020 / Presidential Documents 34951
Executive Order 13926 of June 2, 2020
Advancing International Religious Freedom

 

Source: 

 

 

 

:RR294568221US.

Source:

 

 

Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten

 

 

Four Corners of Law

This article is about the street intersection. For the legal term, see Four corners (law).

The Four Corners of Law is a term commonly used to refer to the intersection of Meeting and Broad Streets in Charleston, South Carolina.[1] It was coined in the 1930s by Robert Ripley, creator of Ripley's Believe it or Not![2] and refers to the buildings occupying the four corners of the intersection:

  1. St. Michael's Anglican Church (Charleston, South Carolina), constructed between 1752 and 1761, stands on the southeast corner of the intersection.
  2. On the northeast corner of the Four Corners is Charleston City Hall, constructed in the Adamesque style between 1800 and 1804.
  3. Across the street, on the northwest corner, stands the Charleston County Courthouse. Originally constructed in 1753 as South Carolina's provincial capital, the building was rebuilt in 1792 for use as a courthouse.
  4. On the southwest corner is the United States Post Office and Federal Courthouse, built in 1896.[1]

The term "Four Corners of Law" represents the presence of institutions representing federal, state, local and ecclesiastical law on each corner of the intersection.[1]

 

References

  1. ^ a b c "GSA – U.S. Post Office and Courthouse, Charleston, SC". General Services Administration. Retrieved 5 January 2012.
  2. ^ Barefoot, Daniel W. (1999). Touring South Carolina's Revolutionary War Sites. John F. Blair. p. 75. ISBN 9780895874795. OCLC 41439715.

Source:

 

Soorten wetten

 

  • Grondwet: de basiswet van elk land waarin de belangrijkste hoofdlijnen staan. De wetten behoren daarmee niet in strijd te zijn.

     

  • Organieke wet: een door de Grondwet voorgeschreven wet.

     

  • Raamwet (ook: kaderwet): wet die slechts het raam of kader aangeeft, maar de verdere uitwerking overlaat aan nadere regeling bij verordening of algemene maatregel van bestuur.

     

  • Wet in formele zin: een wet gemaakt in samenwerking tussen Staten-Generaal
    (= Eerste en Tweede Kamer) en de Kroon (=regering en koning/koningin).

     

  • Wet in materiële zin: een wet die geen formele zaken regelt. Meestal verordening en soms reglement genoemd.

     

  • Algemene wet: wet met algemene regels.

     

  • Bijzondere wet: wet met regels over een specifiek onderwerp; bij afwijking van de algemene wet gaat de bijzondere wet vóór.

 

Burgerlijk Wetboek Boek 7

Artikel 925    

  • 1. Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal duren. Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering.

  • 2. Persoonsverzekering is de verzekering welke het leven of de gezondheid van een mens betreft.

 

Persoonsverzekering. Dit is een in art. 7:925 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek gedefinieerd begrip: de verzekering welke het leven of de gezondheid van een mens betreft. Voorbeelden van persoonsverzekering zijn de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de levensverzekering en de ongevallenverzekering.

 

Persoonsverzekering is de verzekering welke het leven of de gezondheid van een mens betreft. Een ziektekostenverzekering is een persoonsverzekering. Omdat het concrete schade in de vorm van ziektekosten vergoedt, is er sprake van een schadeverzekering.

 

Source:

 

Lawsuit Russel JAY GOULD and David Wynn Miller 2012

overheid

  • De overheid is een overkoepelende term voor alle instituten en instanties waarbij de uitvoerende en de wetgevende macht berusten.

    De overheid is met andere woorden verantwoordelijk voor het creëren, stemmen en amenderen van wetten, maar ook voor de uitvoering ervan. De overheid regelt en controleert het samenleven van mensen in een land, regio, stad of gemeente.

    Overheden zijn complexe systemen die bestaan uit verschillende, vaak onafhankelijk instituten en diensten die de burger zowel bedienen als controleren. Voorbeelden van overheidsinstellingen zijn het parlement, de regering, de politiediensten en (openbare) scholen.


    Omdat de overheid in dienst staat van alle burgers en met al hun belangen moet rekeninghouden, werkt ze soms traag en omslachtig.

 

  • De huidige “overheid” is een corporatieve bezettingsmacht, omdat het diens geld leent. Landen zijn niet soeverein, maar slavenkolonies van bankiers.

 

  • Regelgevend orgaan dat het bestuur van een land, provincie of gemeente vormt. Onderscheiden worden dan ook uit de rijksoverheid (de staat: regering en parlement) en de lagere overheden (provincies, de gemeenten en instellingen zoals waterschappen).

 

  • collectieve sector is dat deel van de economie, waarvan de uitgaven worden gefinancierd uit de middelen die door alle mensen samen zijn opgebracht.

 

Four Corners of Law in Charleston, SC - "Ask Bob"

Ecclesiastical Law (defined)

 

Ecclesiastical Law is the body of law derived from canon and civil law and administered by the ecclesiastical courts.  Ecclesiastical law governs the doctrine of a specific church, usually, Anglican canon law.  Ecclesiastical law is also termed as jus ecclesisasticum or law spiritual.

Ecclesiastical courts were established to hear matters concerning the religion.  The jurisdiction exercised by ecclesiastical courts played a major role in the development of the English legal system.  Their duties and work were not limited to the controlling of clergies and doctrines of the Church.  Before the Reformation, the ecclesiastical courts had significant jurisdiction.  In matters relating to matrimonial causes and testate and intestate succession, the law remained significant and relevant until the mid of the nineteenth century.

Since ecclesiastical courts were not established in the United States, the code of laws enforced in such courts could not be considered part of the common law that existed in the colonies.  It has also been stated that the canon and civil laws administered by the ecclesiastical courts of England should be grouped along with the unwritten laws of England which were adopted and used in certain jurisdiction.  Therefore, it is argued  that such laws should be employed where the rule of the ecclesiastical courts is deemed to be better law than the rule announced by a common law court.

 

Source: 

 

Het canoniek recht is het kerkelijke recht dat door de Katholieke Kerk, de Anglicaanse Kerk en de orthodoxe kerken is vastgesteld en wordt toegepast door de kerkelijke rechtbanken.

 

Source:

 

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

 

Datum publicatie Organisatie Jaargang en nummer Rubriek Datum ondertekening 21-10-2019  09:00 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Staatsblad 2019, 346 AMvB 30-09-2019

 

Artikel 5 Afleggen van de eed of belofte

  • 1.Formulieren overeenkomstig welke de ambtenaren ingevolge artikel 7 van de wet een eed of belofte afleggen, zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

  • 2.De overheidswerkgever bepaalt volgens welke van de formulieren, bedoeld in het eerste lid, de eed of belofte wordt afgelegd. Hierbij is slechts van belang of een formulier, mede gelet op de functie, passend is.

  • 3.Voor zover het formulier daarin niet voorziet, heeft de ambtenaar in elk geval de mogelijkheid om de eed of de belofte af te leggen, waarbij de eed wordt bekrachtigd met de woorden «Zo waarlijk helpe mij God Almachtig» en de belofte wordt bekrachtigd met de woorden «Dat verklaar en beloof ik».

  • 4.Het formulier wordt ten minste ondertekend door de ambtenaar die de eed of belofte aflegt en door degene die de overheidswerkgever vertegenwoordigt.

  • 5.De overheidswerkgever draagt zorg voor archivering van een ondertekend formulier.

  • 6.De overheidswerkgever stelt een procedure vast omtrent de wijze van het afleggen van de eed of belofte.

 

Source:

 

Bij de Gratie Gods Prinse van Oranje en Nassau’: ‘Ziet mij hier aangekomen en gereed om, onder de Goddelijke Bijstand, u in het genot van uw vorige onafhankelijkheid en welvaart te helpen herstellen.’

 

Source:

 

Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal

 

Geldend van 25-03-1992 t/m heden

     

    Wet van 27 februari 1992, houdende bepalingen inzake de beëdiging van de ministers, de staatssecretarissen en de leden van de Staten-Generaal bij de aanvaarding van hun ambt

    Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

    Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

    Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 47 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (Stb. 1985, 453) de ministers, de staatssecretarissen en de leden van de Staten-Generaal alvorens hun betrekking te aanvaarden, een eed of belofte van trouw aan de Koning en het Statuut afleggen en dat voorts ingevolge de artikelen 49 en 60 van de Grondwet (Stb. 1987, 458), de wet dient te bepalen de wijze waarop de ministers, de staatssecretarissen en de leden der Staten-Generaal bij de aanvaarding van hun ambt een eed dan wel verklaring en belofte afleggen;

    Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

     

    Artikel 1

    Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de ministers en de staatssecretarissen ten overstaan van de Koning de volgende eden of verklaringen en beloften af:

    "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot minister (staatssecretaris) te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

    Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.

    Ik zweer (beloof) dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig!"

    (Dat verklaar en beloof ik!").

     

    Artikel 2     

    Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de leden der Staten-Generaal in de vergadering van de kamer waarin zij zijn verkozen, de volgende eden of verklaringen en beloften af:

    "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (verklaar en beloof), dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

    Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.

    Ik zweer (beloof) dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig!"

    (Dat verklaar en beloof ik!").

     

    Artikel 3    

    Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

     

    Artikel 4    

    Deze wet kan worden aangehaald als Wet beëindiging ministers en leden Staten-Generaal.

     

    Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

     

    Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 februari 1992

    Beatrix

    De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

    R. F. M. Lubbers

    De Minister van Binnenlandse Zaken,

    C. I. Dales

    De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

    E. M. H. Hirsch Ballin

    Uitgegeven de vierentwintigste maart 1992

    De Minister van Justitie,

    E. M. H. Hirsch Ballin

     

    Source: 

     

    Een brief sturen met deze inhoudt hieronder:

    Ik zou graag de eed van trouw en ambtseed willen aanvragen onder voor alle momenteel actieve gemeentelijke aanklagers en gemeentelijke openbare verdedigers van de stad en de gemeentelijke rechtbank van (Plaatsnaam) die gemachtigd zijn om op te treden op basis van een resolutie die is aangenomen en uitgevoerd door de gemeenteraad.

     

    Wat is een motie of amendement?

     

    Wat is een motie?

    Ieder raadslid kan in de raadsvergadering een motie indienen. In de motie wordt een wens, verzoek of opdracht geformuleerd. De indiener van de motie kan zijn motie mondeling toelichten, daarna komen de andere fracties aan het woord als ze dat willen. Ze geven dan aan wat ze van de motie vinden en of ze van plan zijn om met de motie in te stemmen. Na het debat over het onderwerp, wordt er over de motie gestemd. Als een meerderheid van de raad de motie aanneemt, wordt de motie in de regel uitgevoerd door het dagelijks bestuur van de gemeente, dat is het college van burgemeester en wethouders. Het aannemen van een motie is dus een middel van de gemeenteraad om invloed uit te oefenen op het beleid.

    Definitie motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens, verzoek of opdracht wordt uitgesproken.

     

    Wat is een amendement?

    Een amendement is een voorstel voor een tekstuele wijziging van een voorstel dat in de gemeenteraad aan de orde is. Anders gezegd: het gaat om het wijzigen van een paar zinnen, letters of cijfers in het voorstel. Zo’n wijziging in de oorspronkelijke tekst kan vergaande consequenties hebben. Zo kan er in plaats van 1 miljoen, 3 miljoen uitgegeven worden aan een nieuw zwembad, omdat de gemeenteraad het amendement heeft aangenomen.

    Definitie amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of een ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen.

     

    Source:

    Antigone (Sophocles)


    Antigone (Grieks: Ἀντιγόνη) is een klassieke tragedie van de dichter/tragicus Sophocles over Antigone uit de Griekse mythologie. Het motto van het stuk: om gelukkig te worden moet je verstandig handelen (maar wat is verstandig handelen...) en de goden niet tarten (maar wat is de goden tarten...).

    Het centrale thema van het stuk: Het individuele geweten versus de staatswetten; de morele of goddelijke wetten versus de menselijke wetten.

     

    Source:

     

     

    Wolters Kluwer verkoopt gemaakt rechten naar 180 landen over de hele aarde.

    Constitutionele toetsing

    Constitutionele toetsing door de rechter houdt in dat de rechter toetst (of mag toetsen) of wetten al dan niet in overeenstemming zijn met de Grondwet. Het huidige artikel 120 van de Grondwet bepaalt dat de rechter niet mag beoordelen of wetten en verdragen in strijd zijn met de Grondwet. Nederland kent momenteel, anders dan bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk en Scandinavische landen dus geen constitutionele toetsing door de rechter. De constitutionele toetsing wordt in Nederland overgelaten aan de wetgever: de wetgever, dus Tweede en Eerste Kamer en de regering, moeten er op letten dat de wetten die zij maken niet in strijd zijn met de Grondwet.

    Wel kent de Grondwet de mogelijkheid tot verdragtoetsing. Het huidige artikel 94 stelt dat Nederlandse wetgeving niet van toepassing is als deze in strijd is met internationale verdragen. Door deze bepaling heeft de afgelopen decennia het internationaal recht een belangrijke plaats ingenomen in de nationale rechtsontwikkeling van de grond- en mensenrechten.

    Tussen 2002 en 2018 lag er een voorstel tot Grondwetsherziening klaar om constitutionele toetsing mogelijk te maken, maar dat haalde de eindstreep niet.In 2018 pleitte de Staatscommissie parlementair stelsel in haar eindrapport voor het instellen van een Constitutioneel Hof. In reactie op het advies van de staatscommissie heeft het kabinet echter besloten om hiertoe geen voorstel tot wijziging van de Grondwet te doen. Wel zal het kabinet aanvullend vergelijkend onderzoek uitvoeren naar verschillende varianten van constitutionele toetsing in andere landen.

     

    Source:

     

    NOT TO DESTROY THE LAW OR THE PROPHETS.

     

    Rule of law

     

    Constitutional Law - Rule of Law

    Lecture 5 Nuremberg Charter 1945
    PDF – 119,1 KB 371 downloads

    SODOM & GOMORRAH | « As it was so shall it be » 2020 (4K Ultra HD) Documentary [SHARE]

    Source:

     

    Babylonian Law

     

    Source:

     

    What is religion and belief?

     

    All religions, arts and sciences are branches of the same tree. All these aspirations are directed towards ennobling man's life, lifting it from the sphere of mere physical existence and leading the individual towards freedom.
    Albert Einstein

     

    Belief is a state of the mind when we consider something true even though we are not 100% sure or able to prove it. Everybody has beliefs about life and the world they experience. Mutually supportive beliefs may form belief systems, which may be religious, philosophical or ideological.
    Religions are belief systems that relate humanity to spirituality.

     

    The following definition from Wikipedia provides a good overview of the many dimensions of religion:


    Religion is a collection of cultural systems, belief systems, and worldviews that relate humanity to spirituality and, sometimes, to moral values.

    Many religions (NOT THE religion) have narratives, symbols, traditions and sacred histories that are intended to give meaning to life or to explain the origin of life or the universe. They tend to derive morality, ethics, religious laws or a preferred lifestyle from their ideas about the cosmos and human nature. […]

     

    Many religions (NOT THE religion) have organised behaviours, clergy, a definition of what constitutes adherence or membership, congregations of laity, regular meetings or services for the purposes of veneration of a deity or for prayer, holy places (either natural or architectural), and/or scriptures. The practice of a religion may also include sermons, commemoration of the activities of a god or gods, sacrifices, festivals, feasts, trance, initiations, funerary services, matrimonial services, meditation, music, art, dance, public service, or other aspects of human culture. However, there are examples of religions for which some or many of these aspects of structure, belief, or practices are absent.1

     

    Beliefs in the spiritual dimension of life have existed since time immemorial. Many human societies have left us historical evidence of their systems of belief, whether it was worship of the sun, of gods and goddesses, knowledge of good and evil or of the sacred. Stonehenge, the Bamiyan Buddhas, the Almudena Cathedral in Madrid, Uluru at Alice Springs, the Bahá'í Gardens of Haifa, Fujiyama, the sacred mountain of Japan, Kaaba in Saudi Arabia or the Golden Temple in Amritsar all bear testament to the human experience of spirituality, which may be an objective reality or a result of the human yearning for an explanation of the meaning of life and our role in the world.
    In the simplest sense, religion describes "the relationship of human beings to what they regard as holy, sacred, spiritual or divine".2 It is usually accompanied by a set of organised practices which foster a community of people who share that faith. As discussed above, belief is a broader term and it also includes "commitments which deny a dimension of existence beyond this world".3

     

    Religions and other belief systems in our environment have an influence on our identity, regardless of whether we consider ourselves religious or spiritual or not. At the same time, other parts of our identity, our history, our approach to other religions and groups considered "different" will influence how we interpret that religion or belief system.

     

    Religions and related social and cultural structures have played an important part in human history. As mental structures, they influence the way we perceive the world around us and the values we accept or reject. As social structures, they provide a supporting network and a sense of belonging. In many cases, religions have become the basis of power structures and have become intertwined with it. History, remote and recent, is full of examples of "theocratic" states, be they Christian, Hindu, Muslim, Jewish or other. The separation between state and religion is still recent and only partly applied: there are official state religions in Europe and de facto state religions. In most cases this does not pose a particular problem as long as it is tempered by values of tolerance.

     

    Statistics on religion or belief adherents can never be very accurate, considering the dynamic nature of this pattern as well as the fact that many people among us live in contexts where freedom of religion and belief is not enjoyed. The statistics below are, therefore, intended to exemplify the diversity of the global picture. The figures indicate the estimated number of adherents of the largest religions4:

     

    Source:

     

    ARTIKEL 12

    In Nederland mag zonder de toestemming van de bewoner een woning niet binnengetreden worden, behalve als de wet dat toestaat of als de rechter er toestemming voor geeft. (Sorry?! Dan ook niet)

     

    TEKST GRONDWET

    1OOOOO

    Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.

    2

    Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.

    3

    Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.

     

    TOELICHTING

    Vooraf
    Art. 12 Gw omschrijft wat doorgaans het huisrecht wordt genoemd. Het vormt samen met de artikelen 10, 11 en 13 Gw wat je bij wijze van spreken de 'harde kern' van onze grondrechten zou kunnen noemen. Van deze vier is art. 10 Gw een soort kapstokartikel. Het artikel is zo geformuleerd dat het het in de praktijk mogelijk maakt om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Denk aan mobiele telefoons, internet, cameratoezicht en het mogen fouilleren van burgers.

    Huisrecht
    Het ‘huisrecht’ in artikel 12 is in wezen een uitwerking van de bescherming van de persoonlijke vrijheid van de burger die in grote lijnen in art. 10 Gw geregeld is.
    De woning hoort tot de persoonlijke levenssfeer. Niemand mag je huis binnengaan zonder jouw toestemming. Gebeurt dat toch, dan is er volgens art. 138 Wetboek van Strafrecht sprake van huisvredebreuk. Het eerste lid van art. 138 WvS zegt:
    Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

    Definitie woning
    Wat is een woning? De uitleg van het begrip woning wordt erg bepaald door de omstandigheden die van geval tot geval kunnen verschillen. Daarom heeft de wetgever dan ook afgezien van het zoeken naar een sluitende definitie.
    Volgens de jurisprudentie wordt dat de definitie bepaald door de bestemming die eraan wordt gegeven. Met andere woorden: een woning is een woning als je erin woont. Dus ook een woonwagen, een caravan, een woonboot, een barak, zelfs een hotelkamer kan een woning zijn. Wel moet de ruimte ook echt bewoond worden. Het niet in gebruik zijn maakt dat een ruimte ophoudt een woning te zijn.
    Overigens, in 1981 heeft de Hoge Raad de bijzondere uitspraak gedaan dat zelfs als de hoofdbewoner overleden is, maar de woning nog in de oorspronkelijke staat verkeert, de woning als zodanig ‘in gebruik’ is (HR 14.04.1991, NJ 1981/421).

    Huisbezoek bijstandsgerechtigden
    De Participatiewet uit 2015 is de opvolger van de oude Algemene bijstandswet. De wet biedt de mogelijkheid om de woon-en leefsituatie van een bijstandsgerechtigde te onderzoeken. Zo’n onaangekondigd huisbezoek is aan regels gebonden. Zo moet er moet ‘een redelijke grond’ zijn voor het binnentreden van de woning, de betrokkene moet weten waarom het huisbezoek plaatsvindt en moet daarvoor toestemming geven.
    Bij het huisbezoek mag niet zonder meer alles worden doorzocht. Uit de jurisprudentie blijkt bijvoorbeeld dat voor het openen van kasten en laden expliciete toestemming van de betrokkene nodig  is. Ook moet eerst worden nagegaan of bepaalde spullen daadwerkelijk van de betrokken bijstandsgerechtigde zijn voor ze mogen worden ingezien
    Samenvattend: op grond van de Participatiewet is er niet alleen toestemming nodig om de woning van een bijstandsgerechtigde binnen te treden, maar ook voor sommige andere handelingen in de woning is expliciet toestemming vereist.

     


    TOELICHTING OP ONDERDELEN

    'Bij of krachtens wet'
    De term ‘bij of krachtens wet’ in art. 12 lid 1 Gw is de vaste formule in de Grondwet dat een en ander geregeld moet zijn in een wet, een aanwijzing of een beschikking. In dit geval is het uitgewerkt in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) uit 1994.

    De wet zegt dat alleen bepaalde vertegenwoordigers van de overheid  in specifieke gevallen zonder expliciete toestemming mogen binnenkomen. Zo mag de politie binnentreden met een schriftelijke machtiging van een officier van justitie, een hulpofficier of de burgemeester.


    'Behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen'
    In art. 12 lid 2 Gw staat dat alleen een formele wet de uitzonderingen mag regelen op de voorafgaande legitimatie en de mededeling van het doel van het binnentreden. Dit gebeurt in de Algemene wet op het binnentreden.
    Art. 1 lid 2 Awbi luidt als volgt:
    Indien de naleving van (…) deze verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.

    'Schriftelijk verslag'
    Art. 12 lid 3 Gw regelt het in een schriftelijk verslag verantwoording afleggen over het binnentreden. Zo’n verslag mag alleen achterwege blijven als de nationale veiligheid ernstig in het geding is.

    'Tegen de wil of zonder toestemming'
    Art. 12 Gw is in 2002 aangepast. In de oude tekst stond de zinsnede ‘tegen de wil van de bewoner’. Dit zou kunnen betekenen dat je rechtmatig mag binnentreden als de bewoner niet thuis is om zijn wil te uiten. In 2002 is daarom ‘tegen de wil van de bewoner’ vervangen door ‘zonder toestemming van de bewoner’.

     

    ACTUEEL

    Strafrechtelijke ontruiming kraakpanden

    Op 1 oktober 2010 is de Wet kraken en leegstand in werking getreden. De nieuwe wet stelt kraken strafbaar ongeacht de duur van de leegstand. Tot dan toe was kraken slechts strafbaar in het eerste jaar dat het pand leeg stond. De nieuwe wet bestempelt kraken tot een misdrijf, terwijl het daarvoor slechts als overtreding te boek stond. De straf voor kraken wordt onder de nieuwe wet maximaal één jaar gevangenisstraf, terwijl het maximum daarvoor op vier maanden lag.

    De Wet kraken en leegstand wilde het mogelijk maken om gekraakte panden strafrechtelijk te laten ontruimen. Sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2009 was dat enige tijd niet meer mogelijk. De Hoge Raad bleek namelijk van mening dat er geen ’voldoende kenbare en specifieke’ wettelijke grondslag was om inbreuk te maken op het ook aan krakers toekomende huisrecht. Dit zorgde er op dat moment voor dat ontruiming door de politie niet meer mogelijk was.

    De wetgever heeft de Wet kraken en leegstand inmiddels op dit punt aangepast. Iedere opsporingsambtenaar is voortaan bevoegd om een gekraakt pand te betreden en de daar aanwezige personen te verwijderen. In de oude situatie was ontruiming alleen mogelijk via een civielrechtelijke procedure.

     

    JURISPRUDENTIE

    Het Arm-arrest

    Rond art. 12 Gw is een er klassiek arrest in de Nederlandse rechtspraak dat inmiddels al meer dan zestig jaar oud is... Zelfs als je met één arm binnen de woning geweest bent, valt dat volgens de Hoge Raad onder binnentreden van de woning.

    In de nacht van 27 op 28 mei 1954 geeft monteur B zijn echtgenote ‘opzettelijk gewelddadig een slag op het hoofd, ten gevolge waarvan zij pijnlijk werd aangedaan’. Hij bedreigt haar en zegt het weer te zullen doen. Een getuige waarschuwt de politie waarbij hij ‘het niet geraden achtte de echtgenoten die nacht samen in huis te laten’.
    Een rijksveldwachter en een gemeenteveldwachter snellen naar de woning om B aan te houden. Ze vinden dat hierbij zoveel haast geboden is dat ze de komst van de officier van justitie niet afwachten.
    De verdachte en zijn vrouw laten in eerste instantie de politiemannen binnen. Als B echter hoort waarvoor beide heren komen, ontzegt hij hen het verblijf in de woning. De agenten gaan vrijwillig weg. B gaat daarop in de deuropening staan schelden. De agenten besluiten de man alsnog te arresteren.
    De verdachte verzet zich hevig. Het optreden van de veldwachters gaat gepaard met enig ‘rukken en trekken’ van de kant van B, zoals het arrest het zo mooi verwoord en wel in ‘tegenovergestelde richting als die waarheen de genoemde politiemannen hem wilden brengen’. B staat hierbij e in de deuropening van zijn woning en de politiemannen zijn ‘zoal niet met hun voeten, dan toch met één arm of beide armen binnen de woning zijn geweest’.

    Was de arrestatie van B rechtmatig? De zaak werd tot voor de Hoge Raad uitgevochten en staat in de jurisprudentie te boek als het Armarrest. Zelfs als je met één arm binnen de woning geweest bent, valt dat volgens de Hoge Raad onder het binnentreden van de woning. Niet de ‘vage en voor meerdere uitleg vatbare begrippen als huisrecht en vrijheid van woning zijn een waarborg, maar de concrete formulering het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner’, aldus de Hoge Raad. B ging dan ook vrijuit.

    • Uitspraak Hoge Raad uit 1956 niet digitaal beschikbaar (HR 07.02.1956, NJ 1956/147)

    In 1954 ging het uiteraard uitsluitend over het fysiek binnentreden van een woning. In het tijdperk van hacken van computers, afluisteren van buitenaf met microfoons en vele andere technieken is het basisstandpunt ongewijzigd gebleven: ook het op deze manier binnnendringen van buitenaf is niet geoorloofd.

     


    EUROPEES RECHT

    Vooraf

    • Staatsrechtelijk is de Nederlandse wetgeving inclusief Grondwet ondergeschikt aan het Europees recht. Mochten Nederlandse wetten de burger echter méér garantie bieden, dan heeft hij aanspraak op de meest vergaande bescherming, in dit geval van de Nederlandse wet. Lees meer over de relatie tussen Grondwet en Europese grondrechten en de manier waarop de rechter daarmee om gaat.
    • De integrale teksten van de verdragen en andere regelgeving hieronder vindt u bij de downloads.

    Europees Verdrag Rechten van de Mens

    • Art. 8 EVRM  Dit artikel geeft in lid 1 in een enkele zin de basis van de bescherming van de privacy:
      'Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.'[
      Verder laat het EVRM het over aan de nationale wetgevers (lid 2).

    Handvest Grondrechten Europese Unie

    • Art. 7 Hv   Dit artikel wordt wel een 'corresponderende bepaling' voor art. 8 EVRM genoemd omdat inhoud en reikwijdte dezelfde is.

     

    Source:

     

    Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ontstaan ...

    https://www.amnesty.nl/encyclopedie/universele-verklaring-rechten-mens-ontstaan-actualiteit

    Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd ontworpen door de VN Commissie voor Mensenrechten en aangenomen op 10 december 1948.

     

    Rechtspraak niet meer openbaar

    NRC-columnist Folkert Jensma schreef in de krant van 1 augustus 2020:
    Toen ik drie weken geleden een strafzitting bijwoonde, drong het tot me door. De rechtspraak is nu al drie maanden niet meer openbaar. De burger mag er helemaal niet meer bij. Journalisten mogen naar binnen, mits tevoren aangemeld en met niet meer dan drie tegelijk. (…)
    Twee maanden geleden mailde een lezer die de strafzaak over de moord op haar kapper had willen bijwonen, dat ze nul op het rekest kreeg. Die zitting was digitaal te volgen, onder meer voor journalisten, maar zij mocht niet inloggen. De rechtbank vreesde dat deze burger via Skype de zitting ook zou opnemen. Er was weliswaar niets wat daar op wees, maar de rechtbank zag grote privacy-bezwaren. Geen risico’s met Twitter of YouTube filmpjes. Klagen hielp niet. De rechters waren onverbiddelijk. (20.08.20)

    De openbaarheid van de rechtszittingen en  bij het uitspreken van vonnissen staat vanaf het prille begin in de Nederlandse Grondwet.
    Hoe zit het nu de beperkingen vanwege de coronamaatregelen waar Jensma over schreef?
    We zetten een aantal feiten op een rijtje.

     

    Vrijheid van mondkapje

    Art. 6 Gw regelt de vrijheid van godsdienst. In tijden van corona blijkt het een effectief middel om een aantal regels die voor de rest van de Nederlanders gelden, een bijzondere draai te geven. Het begon met de uitzondering voor gebedsruimten waar wél meer dan 30 mensen bij elkaar mochten komen. Nu de mondkapjesplicht in binnenruimten een feit is, blijkt art. 6 in staat om kerkgangers met onbedekt gelaat hun godsdienst te laten belijden.
    Kun je onder het motto van godsdienstvrijheid elk gedrag achter de kerkdeur beschermen? Hoogleraar staatsrecht Aalt Willem Heringa vindt van niet. Hij zei er dit over in de Volkskrant van 23 november 2020: ‘De wetgever mag desgewenst het belijden in gemeenschap wel degelijk regelen als zo’n beperking noodzakelijk is ter bescherming van de rechten van anderen en hun gezondheid.’ (30.11.2020)

     

    Source:

    The Dutch court system

    Dit klopt volgens iemand die ik ken niet helemaal

    Ik zelf heb hier geen kennis genoeg voor het lijkt volgens mij wel een soort van wel te kloppen????

     

    http://www.legislation.gov.uk/aep/Cha2/18-19/11

     

    Black's Law Dictionary 4th Ed. 1968:

     

    Tweede Boek. Misdrijven

    Titel XXVIII. Ambtsmisdrijven

    Artikel 365 De ambtenaar die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie
    .

    Titel XVIII. Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid

    1.Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:
    1°. hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden;
    2°. hij die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden.
    2.In het geval onder 2° omschreven wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is.

    Tweede Boek. Misdrijven

    Titel XVIII. Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid

    1.Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
    1°. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
    2°. degene die een ander werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
    3°. degene die een ander aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
    4°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;
    5°. degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of zijn organen tegen betaling beschikbaar te stellen dan wel ten aanzien van een ander enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen of zijn organen tegen betaling beschikbaar stelt, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
    6°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander;
    7°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de verwijdering van organen van een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat diens organen onder de onder 1° bedoelde omstandigheden zijn verwijderd;
    8°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met of voor een derde tegen betaling of de verwijdering van diens organen tegen betaling, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
    9°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde of van de verwijdering van diens organen.
    2.Uitbuiting omvat ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten.
    3.De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien:
    1°. de feiten, omschreven in het eerste lid, worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
    2°. degene ten aanzien van wie de in het eerste lid omschreven feiten worden gepleegd een persoon is die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt dan wel een ander persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt;
    3°. de feiten, omschreven in het eerste lid, zijn voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld.
    4.Indien een van de in het eerste lid omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, wordt gevangenisstraf van ten hoogste achttien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
    5.Indien een van de in het eerste lid omschreven feiten de dood ten gevolge heeft, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
    6.Onder kwetsbare positie wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.
    7.Artikel 251 is van overeenkomstige toepassing.
     
    [De ambtenaar die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie
     
    Misbruik van gezag is wat hier van belang is. Als de ambtenaar gewoon de wet volgt dan is dit geen misbruik van gezag, maar dan is dit een (eenzijdige) rechtshandeling die volgt uit de wet.
    Bestuursrecht, is ook wet. Als we het strafrecht van Nederland aanvaarden, dan moeten we ook al haar andere wetten aanvaarden.
     

    Deuteronomium 24:

    10 Wanneer gij aan uw naaste iets zult geleend hebben, zo zult gij tot zijn huis niet ingaan, om zijn pand te pand te nemen;

    11 Buiten zult gij staan, en de man, dien gij geleend hebt, zal het pand naar buiten tot u uitbrengen.

    12 Doch indien hij een arm man is, zo zult gij met zijn pand niet nederliggen.

    13 Gij zult hem dat pand zekerlijk wedergeven, als de zon ondergaat, dat hij in zijn kleed nederligge, en u zegene; en het zal u gerechtigheid zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods.

    14 Gij zult den armen en nooddruftigen dagloner niet verdrukken, die uit uw broederen is, of uit uw vreemdelingen, die in uw land en in uw poorten zijn.

    15 Op zijn dag zult gij zijn loon geven, en de zon zal daarover niet ondergaan; want hij is arm, en zijn ziel verlangt daarnaar; dat hij tegen u niet roepe tot den HEERE, en zonde in u zij.

     

    Deuteronomy 24:

    10 When thou dost lend thy brother any thing, thou shalt not go into his house to fetch his pledge.

    11 Thou shalt stand abroad, and the man to whom thou dost lend shall bring out the pledge abroad unto thee.

    12 And if the man be poor, thou shalt not sleep with his pledge:

    13 In any case thou shalt deliver him the pledge again when the sun goeth down, that he may sleep in his own raiment, and bless thee: and it shall be righteousness unto thee before the LORD thy God.

    14 Thou shalt not oppress an hired servant that is poor and needy, whether he be of thy brethren, or of thy strangers that are in thy land within thy gates:

    15 At his day thou shalt give him his hire, neither shall the sun go down upon it; for he is poor, and setteth his heart upon it: lest he cry against thee unto the LORD, and it be sin unto thee.

     

    Deuteronomy 12:

    32 What thing soever I command you, observe to do it: thou shalt not add thereto, nor diminish from it.

     

    Wet vorm van de eed

     

    Geldend van 24-08-1911 t/m heden

     

     

    Wet van 17 juli 1911, houdende voorziening in de bestaande onzekerheid ten aanzien van den vorm, waarin eeden, beloften en bevestigingen moeten worden afgelegd

    Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

    Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:

    Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat onzekerheid bestaat ten aanzien van den vorm, waarin eeden, beloften en bevestigingen moeten worden afgelegd en dat mitsdien voorziening te dier zake noodig is;

    Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

    Artikel 1
      • 2 
         

    Hij, die ter uitvoering van een wettelijk voorschrift mondeling een eed, belofte of bevestiging moet afleggen, zal:

    • a.indien hij een eed aflegt, onder het opsteken van de twee voorste vingers van zijn rechterhand, uitspreken de woorden: "Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig",

    • b.indien hij een belofte aflegt, uitspreken de woorden: "Dat beloof ik", indien hij een bevestiging aflegt, uitspreken de woorden: "Dat verklaar ik",

    tenzij hij aan zijn godsdienstige gezindheid den plicht ontleent den eed, de belofte of de bevestiging op andere wijze te doen.

    Artikel 2    

    Indien bij het wettelijk voorschrift andere uit te spreken woorden zijn vastgesteld als de in het vorige artikel voorgeschrevene, treden de bij het bijzonder wettelijk voorschrift vastgestelde voor deze in de plaats.

    Artikel 3    

    Hij, die tengevolge van een lichaams- of spraakgebrek den eed, de belofte of de bevestiging niet kan afleggen op de bij de artikelen 1 en 2 bepaalde wijze, zal den eed, de belofte of de bevestiging afleggen op een wijze, zooveel mogelijk overeenstemmende met het bij die artikelen voorgeschrevene, te bepalen door dengene in wiens handen de eed, de belofte of de bevestiging wordt afgelegd.

     

    Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

     

    Gegeven ten Paleize het Loo, den 17den Juli 1911

    WILHELMINA.

    De Minister van Justitie,

    E. R. H. REGOUT.

    Uitgegeven den vijf en twintigsten Juli 1911.

    De Minister van Justitie,

    E. R. H. REGOUT.

     

    Source:

     

    Schending van de zorgplicht

    Schending van de zorgplicht: handig instrument bij aansprakelijkheid?

    Zorgplicht is voor mij als advocaat een handig instrument in procedures. De zorgplicht is relevant voor alle ondernemers, omdat de zorgplicht geldt voor alle dienstverleners.
    Te denken valt aan de zorgplicht van de werkgever voor de werknemer om zich als ‘goed werkgever’ op te stellen, de zorgplicht van de notaris, de zorgplicht van de school tegenover de scholieren en de zorgplicht van de makelaar. Niet alleen banken hebben dus een (bijzondere) zorgplicht, maar ook in andere beroepen (en dus is kennis van zorgplicht als advocaat in advies en procedures vereist) is de zorgplicht altijd aanwezig.
    Maar wat is die zorgplicht nu precies?

    De zorgplicht is vervat in tal van wetten, maar vloeit ook voort uit (tucht)rechtspraak. De zorgplicht kan zelfs contractueel vastgelegd zijn en indien dat niet het geval is, kan een schending van de zorgplicht gestoeld worden op onrechtmatige daad. Juridisch kan de bijzondere zorgplicht voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, maar ook uit hetgeen van een redelijk handelend opdrachtnemer verwacht mag worden (artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek).
    Het is veelal een gevolg van een verschil in positie van partijen. De ene partij is vaak de ‘sterkere’ partij, heeft een informatievoorsprong, heeft veelal de zorgplicht om informatie te verstrekken en informatie toe te passen.

    Hoe zit het met de zorgplicht bij een bank?

    Bij banken is de ontwikkeling van de zorgplicht ontstaan in de jaren negentig. Banken adviseerden zeer risicovolle opties aan onwetende beleggers. De beleggers gingen casino gedrag vertonen en leden immense verliezen. Banken werden aansprakelijk gesteld wegens onrechtmatig handelen. Tot aan de Hoge Raad werd geprocedeerd, en met succes door de beleggers. Claims op de banken werden toegewezen.

    De strekking van de zorgplicht zaken was dat de maatschappelijke functie van de bank een bijzondere zorgplicht met zich meebrengt dat zij tegenover haar klanten rekening behoort te houden met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Niet alleen tegenover haar klanten, maar ook tegenover derden.
    Dus als een bank signalen krijgt dat derden gedupeerd worden met behulp van de bankrekening van de bank, dient de bank actie te ondernemen.

    Deze zorgplicht jurisprudentie is vervolgens enorm in ontwikkeling geraakt. Niet alleen geldt de zorgplicht bij opties, maar bij vrijwel alle vormen van dienstverlening, zoals bij het verstrekken van een hypotheek, het afsluiten van krediet, de verkoop van derivaten (denk ook aan renteswaps). Als advocaat gespecialiseerd in zorgplicht zaken voer ik verschillende procedures over een tal van verschillende zorgplicht aspecten.

    Het staat zelfs in artikel 2 van de algemene bankvoorwaarden (https://www.nvb.nl/publicaties/protocollen-regelingen-richtlijnen/algemene-bankvoorwaarden-abv/). Die contractuele zorgplicht is echter wederkerig. Wat betekent dat dan? Dat ook de klant zich zorgvuldig moet gedragen tegenover de bank en bijvoorbeeld medewerking moet verlenen bij onderzoeken, juiste gegevens verstrekt en (bijvoorbeeld) niet informatie achterhoudt. Inmiddels is de zorgplicht zelfs in de Wet op het financieel toezicht verankerd.Zoals op de website van de AFM staat: Hoe kan ik voldoen aan de zorgplicht?

    Zorgplicht notaris en andere dienstverleners

    Maar de zorgplicht is (dus) breed toepasbaar en is ook van toepassing op dienstverleners.
    Zo moet de notaris informatie geven over de gevolgen van de koop van (bijvoorbeeld) een woning en moet hij zich ervan gewissen dat partijen begrijpen wat hij tekent. Bij de notaris is de zorgplicht vastgelegd in de Wet op het notarisambt en wel in artikel 17:

    “De notaris oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit en behartigt de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.”

    Veelal werken dienstverleners op basis van een overeenkomst van opdracht en dan is in de Wet de zorgplicht verankerd. Zo luidt artikel 7:401 lid 1 BW:

    “De opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen.”

    Dat klinkt logisch, maar is ook erg vaag. De vraag of de dienstverlener haar zorgplicht naleeft, is dan ook sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Dat hangt af van een veelvoud van zaken. In sommige zaken zal het duidelijk zijn dat er een beroepsfout wordt gemaakt, bijvoorbeeld als de notaris vergeet om het kadaster te controleren of de advocaat die een termijn vergeet, maar in sommige gevallen is de vraag of de zorgplicht geschonden moeilijk te beantwoorden. Dat hangt dan echt af van de opdracht, wat van een andere redelijk handelend dienstverlener verwacht mag worden en dus ook van de tijd waarin de vraag speelt.

    Zorgplicht advocaat

    De advocaten van Fennek hebben ruime ervaring met zorgplicht. Aarzel niet contact op te nemen met advocaat zorgplicht (bijvoorbeeld) Jasper Hagers.

     


     
    Jasper Hagers Advocaat financieel recht jasper@fennekadvocaten.nl

     

    Source:

     

    Stemmen is volmacht geven aan vertegenwoordiger uit jouw naam te mogen handelen het is een vrije keus van JOUW burgerrecht art 3:60 BW
    Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
    Titel 3. Volmacht
    Artikel 60
    1.
    Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten.
    2.
    Waar in deze titel van rechtshandeling wordt gesproken, is daaronder het in ontvangst nemen van een verklaring begrepen.
     
    Ondanks dat ik NIET ga stemmen, zo laat ik mijn stem horen. 
     

    Exposing the fraud interpretation of Romans 13

    taught in Churches

    '

    CCHR is USELESS!!!!!! I tried them.

    Matthew Colter Lane is in unit C on the west patio. The Dr name is Andrea Wright. 

    Our dorm phone number is 512 419 2913 ask for Matthew.

    CCHR is useless. Believe me ive tried them. I was visited by the head woman in charge and she agrees with the court that I'm crazy for challenging jurisdiction. They talk a good game but are functionally worthless.

     

    I wanna say that my paperwork is outstanding. I have copies of all of it.

    NOTICE AND DEMAND FOR PROOF OF JURISDICTION
    CORPORATE DENIAL AFFIDAVIT
    NOTICE OF EXPRESS TRUST AND DEMAND OF RELEASE
    FEE SCHEDULE
    MANDATORY JUDICIAL NOTICE
    AFFIDAVIT OF REVOCATION OF SIGNATURES
    AFFIDAVIT OF TRUE FACTS

    ALL OF THEM IGNORED!!!

     

     

    Nederlands Comité voor de Rechten van de Mens

    Citizens Commission on Human Rights

     

    They are not accusing a man, woman or child, their assumptions and presumptions are regarding a persona ficta not you.

     

    There has to be a way to DECLINE psychactive meds.....you need to start with a note of non-consent to take ordered meds unless proof can be shown
    of your being 'dangerous or harmful' to others, yourself, or personal property.
    You may have to 'fight' to activley decline including writing such NOTE to your chief clinician
    and the general ward administrative staff that you do NOT consent to such and will not unless you are shown absolute proof of such necessity.

     

    That's going to be very difficult unless you are literally considered «family» to them according to the «system» rules/regulations. Psych-Hospitals literally do not allow even phone calls unless the [so-called] «patient» has listed them as an «approved» caller from whom to receive phone-calls (one of my mothers friends was only able to pull it off by referring to herself as my aunt in which in a way she does somewhat play that role but it's not a «legal» status per the «statutory» system).

     

    We would still need to know this particular hostage's NAME and perhaps even the case-number associated with it if possible in order to be able to even attempt to make any personal visits and, once more, the «mental-institutions» typically do not allow «strangers» but only so-called «family members» that the patient themselves has written down and listed as an «approved» visitor whose «relationship» is indicative of «family» member. Unfortunately, I do not have sufficient expertise on further ideas for remedies at this time, and in my case, perhaps the fact that my person's legal-name does not have «U.S. Citizen» status may have been a contributing factor as to why I was somehow able to successfully reserve rights.

     

    If we or any of us can somehow bypass those restrictions then we'll definitely want to prevent such injustice to a fellow group-member if possible. For now I am reading through the http://www.austintexastherapy.com/ web-site right away in order to see if I can't find any additional/further useful information...

     

      "Wandat" is absolutely right!!...Some-1 who's over there in Tejas should go-2-that hospital, get a power of atty signed & actually help this individual!!...

     

        Take a notary & a smart phone along, & do a very quick audio & video interview-2-establish reasonable soundness of mind (W/t's your full name? / Date of birth?...W/r were U born?...How old R-U?...W/t's 2day's date?...W/t day of the week is it?...W/r R-U rt now?...How long have U been here?...W/t color is the sky?...W/t color is grass?...Count to 10 - Now do it backwards...How many fingers am I holding up?...Say the alphabet...) NOTE: Law enforcement uses this method-2-determine reasonable mental acuity "in a pinch"...

     

       I'd be willing-2-bet that his/her court filings were done in such a way that they were interpreted as an "appearance" in court (don't believe the myth that a "special" or "limited" appearance deprives the court of jurisdiction until it is proven-2-your satisfaction - all these do is put U-@-the court's mercy while it rules on jurisdiction, & as a "party" [nominal or otherwise], U're held-2-that ruling, whether good or bad)...

     

        REMEMBER: Appearance = Joinder = Party = Jurisdiction...

     

        S/He has obviously been declared a ward of the state, & now it matter little w/t s/he signs or how s/he signs it, since s/he has been ruled incompetent - Just the same, a well-formulated POA w/ an "on-the-spot" interview preserved on audio & video seems 2B the best & viable option-4-a "fighting chance"...

     

        PLZ stop p!$$ing in the wind - Get off your @$$ & go help him/her!!

     

     

    Sanhedrin (gerechtshof)

    The Sanhedrin is NOT keeping YHWH His Torah/instructions/law that He gave to Moses.

    They do NOT use the 10 commandments.

    They make Oral laws that YHWH did NOT give to them.

     

     

    Jeremiah 1:

    5 Before I formed thee in the belly I knew thee; and before thou camest forth out of the womb I sanctified thee, and I ordained thee a prophet unto the nations.
     
    Ezekiel 18:
    30 Therefore I will judge you, O house of Israel, every one according to his ways, saith the Lord GOD. Repent, and turn yourselves from all your transgressions; so iniquity shall not be your ruin.

     

    Definition of person:
    1 : human, individual —sometimes used in combination especially by those who prefer to avoid man in compounds applicable to both sexes chairperson spokesperson
    2 : a character or part in or as if in a play : guise
    3 a : one of the three modes of being in the Trinitarian Godhead as understood by Christians
    b : the unitary personality of Christ that unites the divine and human natures
    4 a archaic : bodily appearance
    b : the body of a human being; also : the body and clothing unlawful search of the person
    5 : the personality of a human being : self
    6 : one (such as a human being, a partnership, or a corporation) that is recognized by law as the subject of rights and duties
    7 : reference of a segment of discourse to the speaker, to one spoken to, or to one spoken of as indicated by means of certain pronouns or in many languages by verb inflection
    — personhood play \ˈpər-sᵊn-ˌhu̇d\ noun
    — in person
    : in one's bodily presence the movie star appeared in person

     

    Person:

    1. A human being
    2. An entity (such as acorporation) that is recognized by law as
    having the rights and duties of a human being
    3. The living body of a human being {contraband found on the smuggler's person}

     

    Artificial person:
    An entity, such as a corporation, created by law and given certain
    legal right and duties of a human being, a being, real or imaginary, who for the purpose
    of legal reasoning is treated more or less as a human being.
    Also termed fictitious person; juristic person; legal person; moral person.

     

    Natural person:
    A human being, as distinguished from an artificial person created by law.
    Een mens, onderscheiden van een door de wet geschapen kunstmatig persoon. 

    The lie of romans 13

    that self called governments

    use for their advantage:

    For rulers are the ministers of God NOT man. Ye have to pay tribute to ministers of God.

    cijns:
    1 schatting, belasting

    2 grondrente of erfpacht.

     

    Romans 13:
    1 Let every soul be subject unto the higher powers. For there is no power but of God: the powers that be are ordained of God.
    2 Whosoever therefore resisteth the power, resisteth the ordinance of God: and they that resist shall receive to themselves damnation.
    3 For rulers are not a terror to good works, but to the evil. Wilt thou then not be afraid of the power? do that which is good, and thou shalt have praise of the same:
    4 For he is the minister of God to thee for good. But if thou do that which is evil, be afraid; for he beareth not the sword in vain: for he is the minister of God, a revenger to execute wrath upon him that doeth evil.
    5 Wherefore ye must needs be subject, not only for wrath, but also for conscience sake.
    6 For for this cause pay ye tribute also: for they are God's ministers, attending continually upon this very thing.
    7 Render therefore to all their dues: tribute to whom tribute is due; custom to whom custom; fear to whom fear; honour to whom honour.
    8 Owe no man any thing, but to love one another: for he that loveth another hath fulfilled the law.
    9 For this, Thou shalt not commit adultery, Thou shalt not kill, Thou shalt not steal, Thou shalt not bear false witness, Thou shalt not covet; and if there be any other commandment, it is briefly comprehended in this saying, namely, Thou shalt love thy neighbour as thyself.
    10 Love worketh no ill to his neighbour: therefore love is the fulfilling of the law.
    11 And that, knowing the time, that now it is high time to awake out of sleep: for now is our salvation nearer than when we believed.
    12 The night is far spent, the day is at hand: let us therefore cast off the works of darkness, and let us put on the armour of light.
    13 Let us walk honestly, as in the day; not in rioting and drunkenness, not in chambering and wantonness, not in strife and envying.
    14 But put ye on the Lord Jesus Christ, and make not provision for the flesh, to fulfil the lusts thereof.

     

    • What HIGHER POWERS we have to be subject unto

     

    Romans 13:

    13 Let every soul be subject unto the higher powers. For there is no power but of God: the powers that be are ordained of God.

    Whosoever therefore resisteth the power, resisteth the ordinance of God: and they that resist shall receive to themselves damnation.

    For rulers are not a terror to good works, but to the evil. Wilt thou then not be afraid of the power? do that which is good, and thou shalt have praise of the same:

    For he is the minister of God to thee for good. But if thou do that which is evil, be afraid; for he beareth not the sword in vain: for he is the minister of God, a revenger to execute wrath upon him that doeth evil.

    5 Wherefore ye must needs be subject, not only for wrath, but also for conscience sake.

     

    [

    Acts 10:
    42 And he commanded us to preach unto the people, and to testify that it is he which was ordained of God to be the Judge of quick and dead.
     
    Romans 13:
    1 Let every soul be subject unto the higher powers. For there is no power but of God: the powers that be are ordained of God.
     
    1 Corinthians 2:
    7 But we speak the wisdom of God in a mystery, even the hidden wisdom, which God ordained before the world unto our glory:
     
    Hebrews 5:
    1 For every high priest taken from among men is ordained for men in things pertaining to God, that he may offer both gifts and sacrifices for sins:
     
    Hebrews 9:
    6 Now when these things were thus ordained, the priests went always into the first tabernacle, accomplishing the service of God.
     
    For there are certain men crept in unawares, who were before of old ordained to this condemnation, ungodly men, turning the grace of our God into lasciviousness, and denying the only Lord God, and our Lord Jesus Christ.

    ]

     

    Higher powers:

    {

    The KJV translates Strong's G5242 in the following manner: higher (1x), better (1x), excellency (1x), pass (1x), supreme (1x).

     

    1. to have or hold over one

    2. to stand out, rise above, overtop

      1. to be above, be superior in rank, authority, power

        1. the prominent men, rulers

      2. to excel, to be superior, better than, to surpass

    }

     

    The KJV translates Strong's G1849 in the following manner: power (69x), authority (29x), right (2x), liberty (1x), jurisdiction (1x), strength (1x).

    {

    1. power of choice, liberty of doing as one pleases

      1. leave or permission

    2. physical and mental power

      1. the ability or strength with which one is endued, which he either possesses or exercises

    3. the power of authority (influence) and of right (privilege)

    4. the power of rule or government (the power of him whose will and commands must be submitted to by others and obeyed)

      1. universally

        1. authority over mankind

      2. specifically

        1. the power of judicial decisions

        2. of authority to manage domestic affairs

      3. metonymically

        1. a thing subject to authority or rule

          1. jurisdiction

        2. one who possesses authority

          1. a ruler, a human magistrate

          2. the leading and more powerful among created beings superior to man, spiritual potentates

      4. a sign of the husband's authority over his wife

        1. the veil with which propriety required a women to cover herself

      5. the sign of regal authority, a crown

    }

     

    • Who are the powers ordained by God

     

    Acts 10:
    38 “how God anointed Jesus of Nazareth with the Holy Spirit and with power, who went about doing good and healing all who were oppressed by the devil, for God was with Him.
    39 “And we are witnesses of all things which He did both in the land of the Jews and in Jerusalem, whom they[fn] killed by hanging on a tree.
    40 “Him God raised up on the third day, and showed Him openly,
    41 “not to all the people, but to witnesses chosen before by God, even to us who ate and drank with Him after He arose from the dead.
    42 “And He commanded us to preach to the people, and to testify that it is He (Yahushua called Jezus) who was ordained by God to be Judge of the living and the dead.
    43 “To Him all the prophets witness that, through His name, whoever believes in Him will receive remission of sins.”
    44 While Peter was still speaking these words, the Holy Spirit fell upon all those who heard the word.
    45 And those of the circumcision who believed were astonished, as many as came with Peter, because the gift of the Holy Spirit had been poured out on the Gentiles also.
    46 For they heard them speak with tongues and magnify God. Then Peter answered,
    47 “Can anyone forbid water, that these should not be baptized who have received the Holy Spirit just as we have?”

     

    John 15: (KJV)

    16 Ye have not chosen me, but I have chosen you, and ordained you, that ye should go and bring forth fruit, and that your fruit should remain: that whatsoever ye shall ask of the Father in my (YAHUSHUA) name, he may give it you.

      

    • Who are the real MINISTERS of God

     

    2 Corinthians 3: (KJV)

    6 Who also hath made us able ministers of the new testament (Covenant); not of the letter, but of the spirit: for the letter killeth, but the spirit giveth life.

     

    Acts 16:

    17 The same followed Paul and us, and cried, saying, These men are the servants (ministers) of the most high God, which shew unto us the way of salvation.

     

    1 Corinthians 7:

    23 Ye are bought with a price; be not ye the servants (minister) of men.

    24 Brethren, let every man, wherein he is called, therein abide with God.

     

    • Where do we have to pay ye tribute to

     

    Ezra 7:

    23 Whatsoever is commanded by the God of heaven, let it be diligently done for the house of the God of heaven: for why should there be wrath against the realm of the king and his sons?

    24 Also we inform you that it shall not be lawful to impose tax, tribute, or custom on any of the priests, Levites, singers, gatekeepers, Nethinim, or servants (ministers) of this house of God.

    And thou, Ezra, after the wisdom of thy God, that is in thine hand, set magistrates and judges, which may judge all the people that are beyond the river, all such as know the laws of thy God; and teach ye them that know them not.

    26 And whosoever will not do the law of thy God, and the law of the king, let judgment be executed speedily upon him, whether it be unto death, or to banishment, or to confiscation of goods, or to imprisonment.

     

    Deuteronomy 28:

    13 And the YHWH (LORD) shall make thee the head, and not the tail; and thou shalt be above only, and thou shalt not be beneath; if that thou hearken unto the commandments of the YHWH (LORD) thy God, which I command thee this day, to observe and to do them:

    14 And thou shalt not go aside from any of the words which I command thee this day, to the right hand, or to the left, to go after other gods to serve them.

    15 But it shall come to pass, if thou wilt not hearken unto the voice of the LORD thy God, to observe to do all his commandments and his statutes which I command thee this day; that all these curses shall come upon thee, and overtake thee:

     

    Matthew 17:
    24 And when they were come to Capernaum, they that received tribute money came to Peter, and said, Doth not your master pay tribute?
    25 He saith, Yes. And when he was come into the house, Jesus prevented him, saying, What thinkest thou, Simon? of whom do the kings of the earth take custom or tribute? of their own children, or of strangers?
    26 Peter saith unto him, Of strangers. Jesus saith unto him, Then are the children free.
    27 Notwithstanding, lest we should offend them, go thou to the sea, and cast an hook, and take up the fish that first cometh up; and when thou hast opened his mouth, thou shalt find a piece of money: that take, and give unto them for me and thee.

     

    Sovereigns can change their mind – Sue and be sued – Chap. LXII Feb 21 1871 Sec 1

    Usery is a sin but not for foreign countries in Washington D.C.

    We are all foreigners of THE STATE OF THE NETHERLANDS in WASCHINGTON D.C. (D.C. = "District of Columbia)

     

    COMPANY DATA:

    COMPANY CONFORMED NAME: STATE OF THE NETHERLANDS

    CENTRAL INDEX KEY: 0001008288

    IRS NUMBER: 000000000

    Registered at: 444 North Capitol St NW, Washington, DC 20001, USA (North Capitol Street North west)

    Question: (Read the certifications) With what federal law am I authorised to be in Washington DC under. I have no idea.

    Do not alter forms and answer with yes when they ask: "Is everything on this form true and correct".

    It is their form and you have to agree on every piece of information that is on that application for a drivers license or other licenses.

     

    Bewijs:

     

    "De Staat" is dus een bedrijf dat een bedrijfsnummer heeft in Washington DC. "STATE OF THE NETHERLANDS" CIK:0001008288 en betaald geen belasting IRS NUMBER: 000000000

     

    www.sec.gov.

    The U.S. Securities and Exchange Commission (SEC) is an independent agency of the United States federal government.

     

    What is 'Schedule 13G'

    Schedule 13G is an SEC form similar to the Schedule 13D used to report a party's ownership of stock that is over 5% of the company. Schedule 13G is shorter and requires less information from the filing party. Ownership of over 5% in a publicly traded stock is considered significant ownership, and therefore must be reported to the public.

    BREAKING DOWN 'Schedule 13G'

    To be able to file 13G instead of 13D, the party must own between 5 and 20% in the company. It must also be clearly understood that the party acquiring the stake in the company is only a passive investor and does not intend to exert control. If these criteria are not met, and if the size in the stake exceeds 20%, a 13D must be filed.

     

    Any investor with over a 20% stake must automatically file 13D, regardless of whether the intention to exert control exists. Additionally, institutional investors may be subject to stricter requirements than individual investors. Such requirements may include certification that the shares were acquired as part of normal business operations while also confirming the intent is not to exert control.

    Ownership of 5%

    A schedule 13G may also be used in situations where the security holder owns over 5%, a Form 10 has recently been registered and no other securities in that class have been acquired. In this situation, the securities holder is not required to declare the shares were acquired without the intent to effect change. If any additional acquisitions have been made since the filing of Form 10, then a Schedule 13D is required.

    If any pertinent information changes, the investor has 45 days after the closing of the calendar year to amend the information. The only expectation is if someone comes in possession of the securities due to being named a beneficiary, and with that action, is in possession of over a 10% stake or there is an increase of over 5%.

    Beneficiaries

    In the event a person acquires beneficial ownership of a 5 to 20% stake of a particular stock, he must file either Form 13D or 13G within 10 days of the acquisition. If multiple parties obtain ownership over the same securities, they can file jointly, providing all parties involved are eligible to file on the specified schedule. All parties must be properly identified and file in a timely fashion. Though joint filing is an option, individual filing is also permitted.

    Read more: Schedule 13G https://www.investopedia.com/terms/s/schedule13g.asp#ixzz55uxk3lS2 

     

    UNITED STATES. SECURITIES AND EXCHANGE COMMISSION. Washington, D.C. 20549. SCHEDULE 13G. Under the Securities Exchange Act of 1934. (Amendment No. 2). Infocus Corp.

    Source: 

     

    By order of De Nederlandsche Bank (with respect to all Paragraphs except
    Paragraphs 3-5), the Board of Governors of the Federal Reserve System, the Illinois Department
    of Financial and Professional Regulation and the New York State Banking Department, effective
    this 19th day of December 2005.

     

    STAATSMACHT / TRias Politicas

    "Staatsmacht is volgens de driemachtenleer te onderscheiden in:

    • een wetgevende macht (Vader/יְהֹוָה), (a legislative power, Father, 5 books of Moses) [Eerste en tweede kamer]
    • een uitvoerende macht (Zoon/יְהוֹשׁוּעַ) (and executive power, Son, ministers) [regering met koning]
    • een rechtsprekende macht (Heilige Geest/רוח הקדוש) (and judiciary power, Holy Ghost) [rechters].

    Daarnaast hebben staten de macht om verdragen te sluiten met andere staten."

    De rechtsprekende macht moet in handen liggen van onafhankelijke rechters. 

     

    De rechters zijn niet meer onafhankelijk.
    Van wie hebben ze het rechtssysteem dus bedacht zou je denken. Exodus 18:13-26

     

    Geloof jij in de Nederlandse wetgever.... ik niet.

    Ik heb maar 1 wetgever en ZIJN naam is יהוה en het irriteert mij dat men dat negeert in de Staat der Nederlanden en in het Koninkrijk der Nederlanden.

     

    • Capitis Deminutio Maxima = JOHN DOE (Occurs when a man's condition changes from freedom to bondage)
    • Capitis Deminutio Media = John DOE (Occurs when a man loses his rights of citizenship but not his rights to liberty)
    • Capitis Deminutio Minima = John Doe (occurs when a man's family relations alone were changed)

     

    • Canonic Law = Biblical law
    • Maritime Admiralty = law of water = is banking law
    • Civil law = Law of the land

     

    • Jurisdictie LUCHT: KERKELIJK RECHT
      CANNONIEK RECHT
      Leefregels uit de Bijbel >> Ziel
    • Jurisdictie LAND: NATUURRECHT
      Gewoonterecht Common Law
      Mensenrecht >> Mens
    • Jurisdictie WATER: MARITIEM RECHT
      Contractenrecht
      Fictie >> Persoon

                        bestuurswet

     

    Idd. Als je kiest in persona te treden.

    • Maar art.1:1 BW stelt dat je vrij en bevoegd bent …dus vraag naar de verbintenis waaruit dat afdwingbare recht volgens hun voortkomt. (aangeboren vrijheid)
    • Het bewijs van de verbintenis conform art.156 RV en die verbintenis moet voldoen aan de pre-contractuele mededeling plicht art.6:228 BW
    • Ja en Art. 1 GW heeft het over: Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid. Daar lopen ze bij mij wel degelijk overheen.
    • Als jij geen weet hebt ‘hoe’ je contractueel gebonden bent als men vordering op je komt verhalen (?) dan vraag hem daar naar via art.21 RV en heeft de tegenpartij dat te bewijzen….. Het kan best zijn dat er wel een verbintenis bestaat…maar dat is aan hun te bewijzen.
    • Zij bewijzen dat men onzin wetten die ze zelf verzonnen hebben.
    • Handelingsvoorschriften zijn het…..meer niet.
    • Okay, maar dat leren zij ons niet in de schoolbanken. Dus als je daar geen kennis van hebt dan is dat niet rechtvaardig.
    • Klopt dan gebruik je art.3:44 BW
    • Maar plicht is wat tussen jou en mij is afgesproken....nou ik heb niets afgesproken met die gasten

     

     

     

    Artikel 1:1 BW  

    • Allen die zich in Nederland bevinden, zijn vrij en bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten.

    • Persoonlijke dienstbaarheden, van welke aard of onder welke benaming ook, worden niet geduld.

     

    Art. 1 GW 

    Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

     

    Artikel 21 Rechtsvordering (21 Rv)

     Volledig en naar waarheid

     

    1. Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

     

    Artikel 156 Rechtsvordering (156 Rv)

     Akten

    1. Akten zijn ondertekende geschriften, bestemd om tot bewijs te dienen.
    2. Authentieke akten zijn akten in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door ambtenaren, aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen op die wijze te doen blijken van door hen gedane waarnemingen of verrichtingen. Als authentieke akten worden tevens beschouwd de akten, waarvan het opmaken aan ambtenaren is voorbehouden, doch waarvan de wet het opmaken in bepaalde gevallen aan anderen dan ambtenaren opdraagt.
    3. Onderhandse akten zijn alle akten die niet authentieke akten zijn.

     

    Boek 6 Artikel 162 (6:162 BW)

     Onrechtmatige daad

     

    1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
    2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
    3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
     

    Wat is een onrechtmatige daad?

    Uit artikel 6:162 BW zijn verschillende vereisten af te leiden waaraan voldaan moet zijn wil iemand een geslaagd beroep doen op een onrechtmatige daad. Er moet sprake zijn van een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid, schade, een causaal verband en er geldt een relativiteitsvereiste.

    Wanneer is er sprake van een onrechtmatige daad?

    Dit is geregeld in artikel 6:162 lid 2 BW. Het moet gaat om een inbreuk op een recht van een ander, handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Dit wordt ook wel gezien als onzorgvuldig handelen of nalaten. Je kan inbreuk maken op het recht van een ander. Denk dan vooral aan persoonlijkheidsrechten of (absolute) vermogensrechten. Niet elke inbreuk op een recht levert namelijk een onrechtmatige daad op. Er moet sprake zijn van een opzettelijke inbreuk. Iemand moet opzettelijk een inbreuk maken op jouw recht met een onrechtmatige daad.

    Als we het hebben over handelen of nalaten wat kan worden aangemerkt als onbetamelijk handelen, bestaan er verschillende categorieën waaruit dit kan bestaan. Het kan gaan om gevaarzetting, huis, tuin en keuken ongelukjes, sport en spel, een nalaten of hinder, dus iemand hinderen in zijn of haar vermogensbelangen.

    Gevaarzetting

    In 1965 heeft de Hoge Raad besloten waaruit een gevaarsituatie bestaat (Hoge Raad 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, Kelderluik). In het bekende kelderluik-arrest ging het om een horeca-leverancier die dranken kwam afleveren bij een café. Om bij de kelder te kunnen en daar de dranken neer te zetten had hij het luik van de kelder opengezet. De leverancier had dit luik gewoon open laten staan, waardoor er uiteindelijk een gast van het café in was gevallen. De cafégast liep daarbij letsel op. Deze situatie had makkelijk door de leverancier voorkomen kunnen worden, bijvoorbeeld door een stoel voor het luik te zetten. Volgens de Hoge Raad moet er met verschillende dingen rekening worden gehouden, wil er sprake zijn van gevaarzetting. Men moet rekening houden met de mate van waarschijnlijkheid dat onvoorzichtigheid van een ander kan worden verwacht. Dus, hoe groot is de kans dat iemand zelf onvoorzichtig handelt? Daarnaast moet je rekening houden met hoe groot de kans is dat daar ongevallen uit ontstaan. Als je bijvoorbeeld een bezem tegen de muur laat staan, is de kans minder groot dat iemand ernstig letsel oploopt dan als je een kelderluik open laat staan. Tevens is de ernst van de gevolgen van een eventueel ongeval van belang. Als je alleen maar struikelt maar de kans niet bestaat dat je je been breekt, zal er minder snel sprake zijn van gevaarzetting. Daarnaast moet men denken aan de te nemen veiligheidsmaatregelen en hoe bezwaarlijk die zijn. Zoals net al genoemd, een stoel voor het kelderluik zetten had deze situatie kunnen voorkomen. Dit is geen veiligheidsmaatregel die bezwaarlijk is voor de horeca-leverancier. Als de horeca-leverancier eerst een muurtje had moeten bouwen, dan was dat natuurlijk anders geweest.

    Huis, tuin en keuken ongelukjes

    Deze ongelukken zitten een klein hoekje. Wanneer is hier nou echt sprake van een onrechtmatige daad? De Hoge Raad heeft hier besloten dat het moet gaan om de vraag naar welke mate van waarschijnlijkheid de situatie tot schade zou leiden (Hoge Raad 12 mei 2000, ECLI:NL:HR:AA5784Verhuizende zusjes).  Als de kans op schade namelijk heel klein is, het is niet waarschijnlijk dat er schade zal ontstaan door deze situatie, dan is er geen sprake van een onrechtmatige daad maar gewoon van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

    Sport en spel

    Hier is duidelijk dat er terughoudender moet worden geoordeeld dat er sprake is van een onrechtmatige daad dan bij andere situaties. Je loopt bij sport- en spelsituaties meer risico om schade op te lopen, maar dat betekent nog niet dat er meteen sprake kan zijn van een onrechtmatige daad van de ander. Als iemand alleen de spelregels overtreedt, is dat nog niet voldoende om te zeggen dat er sprake is van een onrechtmatige daad. Als iemand een grove overtreding begaat, zoals bijvoorbeeld bij voetbal nog een natrap geven terwijl iemand al op de grond ligt, dan is er wel sprake van een onrechtmatige gedraging.

    Nalaten

    Iemand kan er ook voor kiezen om niets te doen. Kan er dan sprake zijn van een onrechtmatige daad? In beginsel wel. Als je weet dat er zich een gevaarlijke situatie voor gaat doen of voordoet, waardoor er een dreiging bestaat van ernstig letsel en er bestaat een noodzaak om iets te doen en je hebt ook de mogelijkheid om dat te doen maar je doet dit niet, dan is er sprake van een onrechtmatige daad. Je bent dus verplicht om in te grijpen op het moment dat er zich zo’n situatie voordoet. Hierbij moet er wel een reële verhouding bestaan tussen de moeite die iemand moet doen, de kosten die daarbij gepaard gaan en het gevaar dat zich voordoet. Als deze drie heel erg uiteenlopen, dan kan het nog zijn dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad.

    Hinder

    Hier valt hetgeen onder wat wij in het maatschappelijk verkeer onbetamelijk achten. Wat verstaan we dan echter onder hinder? Men moet kijken naar de aard, ernst en duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade. Hierbij moet je rekening houden met de verdere omstandigheden van het geval.

    Het relativiteitsvereiste

    Dit vereiste wordt geregeld in artikel 6:163 BW en zal dus altijd in samenhang met artikel 6:162 BW moeten worden gelezen. Het gaat erom dat de norm die overschreden wel moet bestaan of in het leven moet zijn geroepen ter bescherming van de schade die nu is ontstaan. Daarbij moet je kijken voor wie de norm geschreven is en tegen welke schade deze norm beoogt te beschermen.

    Als het gaat om een handeling in strijd met de wet, kan alleen degene voor wie die wet geschreven is daar een beroep op doen. Als de overtreden wet namelijk geschreven is om een patiënt te beschermen, dan kan een arts daar geen beroep op doen. Bij een inbreuk op een recht geldt hetzelfde idee. Alleen degene op wiens recht een inbreuk is gemaakt, kan een beroep doen op de onrechtmatige daad. Als jouw buurman tegen de auto van je andere buurman rijdt, kan jij niet een beroep doen op een eigendomsrecht. De auto die beschadigd is valt namelijk niet onder jouw eigendomsrecht.

    Toerekening

    Zoals reeds genoemd moet de onrechtmatige daad ook toerekenbaar zijn aan diegene die hem pleegt. Dit wordt geregeld in artikel 6:162 lid 3 BW. Hieruit blijkt dat de onrechtmatige gedraging aan drie dingen te wijten kan zijn, namelijk: schuld, een specifieke wettelijke bepaling of de in het verkeer geldende opvattingen. Als we het hebben over schuld, dan hebben we het over verwijtbaar handelen. Iemand heeft bepaalde handelingen verricht en daardoor is er nu schade ontstaan. Bij een specifieke wettelijke bepaling moet je denken aan het feit dat de toerekening gegeven wordt. Dus dat de wet al stelt dat iets toerekenbaar is. In artikel 6:165 BW wordt bijvoorbeeld duidelijk dat het feit dat iemand een geestelijke of lichamelijke tekortkoming heeft, niet afdoet aan het feit dat de onrechtmatige gedraging aan hem kan worden toegerekend.

    Schade

    Wanneer is er nou precies sprake van schade? Je zou kunnen zeggen dat de een iets anders ervaart als schade dan de ander. Echter heeft de wet hier een kader voor gegeven. In beginsel bestaat schade uit vermogensschade en ander nadeel. Dit is geregeld in artikel 6:95 BW in samenhang met artikel 6:96 BW en artikel 6:106 BW. Als er sprake is van zulks soort schade, dan is er sprake van schade in de zin van artikel 6:162 BW en kan er een beroep worden gedaan op de onrechtmatige daad.

    Causaal verband

    Tussen de geleden schade en de onrechtmatige gedraging moet een causaal verband bestaan. Er moet sprake zijn van condicio sine qua non. Dit betekent dat zonder de gedraging, de schade niet was ontstaan. Met andere woorden, het feit dat er schade is geleden is het gevolg van de onrechtmatige daad.

    Als voldaan is aan al deze vereisten, dan kan je een geslaagd beroep doen op de onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW en kan je je schade vergoed zien.

     

     Jurisprudentie

    Hoge Raad 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO4224, Jetblast
    Een waarschuwingsbordje is enkel afdoende wanneer te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden. In dat geval is geen sprake van een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW.

    Hoge Raad 27 mei 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0344, Veenbroei
    Wie de zorg voor een voor het publiek toegankelijk terrein heeft, heeft een waarschuwingsplicht tegenover het publiek, indien zich op het terrein een niet waarneembaar en voor het publiek onbekend gevaar voordoet dat de zorgdrager kent.

    Hoge Raad 23 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6219, Zeilongeval
    Ongeval op een boot tijdens een, door de studentenvereniging, georganiseerd zeilweekend. Er is geen sprake van een onrechtmatige daad van de vereniging. De Hoge Raad wijst op de eigen verantwoordelijkheid van leden die aan verenigingsactiviteit deelnemen.

     

    Boek 6 Artikel 228 (6:228 BW)

     Dwaling

     

    1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
      1. indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
      2. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
      3. indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
    2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.

     

     

    Artikel 3:44 BW

      • Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.

      • Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed.

      • Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.

      • Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.

      • Indien een verklaring is tot stand gekomen door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden van de zijde van iemand die geen partij bij de rechtshandeling is, kan op dit gebrek geen beroep worden gedaan jegens een wederpartij die geen reden had het bestaan ervan te veronderstellen.

       

      Boek 6 Artikel 162 (6:162 BW)

       Onrechtmatige daad

       

      1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
      2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
      3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

       

       

      Mandaat: 

      Uw verantwoordelijkheid nemen
      Gebieden en verbieden
      Nietig verklaren

       

      • WAKE UP from what sleep

      The Empire of "The City" - Three City States:

      London, Vatican, District of Columbia

       

      The Empire of "The City" - Three City States - London, the Vatican, and the District of Columbia. The Empire of "the City" consists of three cities, which belong to no nation or state and pay no taxes: Vatican City, the City of London (inside London), and Washington DC.

      1. Vatican City controls the world through religion,
      2. the City of London controls the world through currency,
      3. and Washington DC controls the world through force.

       

      The City of London (or the Square Mile) is a plot of land approximately a square mile in London. It is independent from England and is ruled by the City of London Corporation.

       

      Located in the center of each city is an Egyptian obelisk erect. They are: the obelisk in St. Peter’s Square, the Washington Monument, and Cleopatra’s Needle in the City of London. One question that immediately springs to mind is why is there an Egyptian obelisk, which is a tribute to the Egyptian sun god Amen-Ra, in the middle of Vatican City? Contained within these three cities is more than 80% of the world’s wealth.

       

      The Empire of “the City” is essentially the British Empire, or more accurately, the forces behind the British Empire of the past. The Empire asserts its control over its colonies (such as the US, Canada, Australia, the European Union) through complicated means.

       

      One of their means of control is to have agents of their cause in high places of influence. This cabal of powerful manipulators is known collectively as the Illuminati, the Shadow Government, the Omega Agency, the Government within the Government, and so on. It does not matter what they are called. They are there and have been actively and legislatively writing away our freedoms and also have been working towards the "New World Order". Examples of this is the Patriot Acts, H. R. Bill 1955, the European Union Constitution, and the Security and Prosperity Partnership.

       

      Source:

       

      Isaiah 29:
      18 And in that day shall the deaf hear the words of the book, and the eyes of the blind shall see out of obscurity, and out of darkness.

       

      Jeremiah 5:
      21 Hear now this, O foolish people, and without understanding; which have eyes, and see not; which have ears, and hear not:

       

      Matthew 13:
      13 Therefore speak I to them in parables: because they seeing see not; and hearing they hear not, neither do they understand.

       

      Luke 24:
      45 Then opened he their understanding, that they might understand the scriptures,

       

      Ephesians 1:
      17 That the God of our Lord Jesus Christ, the Father of glory, may give unto you the spirit of wisdom and revelation in the knowledge of him:
      18 The eyes of your understanding being enlightened; that ye may know what is the hope of his calling, and what the riches of the glory of his inheritance in the saints,

       

      • Cast off the works of darkness

       

      Matthew 18:
      15 “Moreover if your brother sins against you, go and tell him his fault between you and him alone. If he hears you, you have gained your brother.
      16 “But if he will not hear, take with you one or two more, that ‘by the mouth of two or three witnesses every word may be established.’[fn]
      17 “And if he refuses to hear them, tell it to the church. But if he refuses even to hear the church, let him be to you like a heathen and a tax collector.
      18 “Assuredly, I say to you, whatever you bind on earth will be bound in heaven, and whatever you loose on earth will be loosed in heaven.
      19 “Again I say[fn] to you that if two of you agree on earth concerning anything that they ask, it will be done for them by My Father in heaven.
      20 “For where two or three are gathered together in My name, I am there in the midst of them.”

       

      The Law Dictionary: http://thelawdictionary.org/letter/a/

      (Featuring Black's Law Dictionary Free Online Legal Dictionary 2nd Ed.)

       

       

       

       

      District Of Columbia Organic Act Of 1871 original document:

       

      Source: 

       

      PRIVACY ACT OF 1974

      The Privacy Act of 1974, 5 U.S.C. § 552a, establishes a code of fair information practices that governs the collection, maintenance, use, and dissemination of information about individuals that is maintained in systems of records by federal agencies. A system of records is a group of records under the control of an agency from which information is retrieved by the name of the individual or by some identifier assigned to the individual.

      The Privacy Act requires that agencies give the public notice of their systems of records by publication in the Federal Register. Click here to see a list of DOJ systems of records and their Federal Register citations. The Privacy Act prohibits the disclosure of a record about an individual from a system of records absent the written consent of the individual, unless the disclosure is pursuant to one of twelve statutory exceptions. The Act also provides individuals with a means by which to seek access to and amendment of their records, and sets forth various agency record-keeping requirements.

      OVERVIEW OF THE PRIVACY ACT

      The "Overview of the Privacy Act of 1974, 2015 Edition" is a comprehensive treatise of existing Privacy Act case law. Any questions regarding the Overview may be directed to the Office of Privacy and Civil Liberties staff.

      Updated July 17, 2015

       

      Source: 

       

      1. U.S. Code  Title 18  Part I  Chapter 13 › § 242

      18 U.S. Code § 242 - Deprivation of rights under color of law

      Whoever, under color of any law, statute, ordinance, regulation, or custom, willfully subjects any person in any State, Territory, Commonwealth, Possession, or District to the deprivation of any rights, privileges, or immunities secured or protected by the Constitution or laws of the United States, or to different punishments, pains, or penalties, on account of such person being an alien, or by reason of his color, or race, than are prescribed for the punishment of citizens, shall be fined under this title or imprisoned not more than one year, or both; and if bodily injury results from the acts committed in violation of this section or if such acts include the use, attempted use, or threatened use of a dangerous weapon, explosives, or fire, shall be fined under this title or imprisoned not more than ten years, or both; and if death results from the acts committed in violation of this section or if such acts include kidnapping or an attempt to kidnap, aggravated sexual abuse, or an attempt to commit aggravated sexual abuse, or an attempt to kill, shall be fined under this title, or imprisoned for any term of years or for life, or both, or may be sentenced to death.

      (June 25, 1948, ch. 645, 62 Stat. 696; Pub. L. 90–284, title I, § 103(b), Apr. 11, 1968, 82 Stat. 75; Pub. L. 100–690, title VII, § 7019, Nov. 18, 1988, 102 Stat. 4396; Pub. L. 103–322, title VI, § 60006(b), title XXXII, §§ 320103(b), 320201(b), title XXXIII, § 330016(1)(H), Sept. 13, 1994, 108 Stat. 1970, 2109, 2113, 2147; Pub. L. 104–294, title VI, §§ 604(b)(14)(B), 607(a), Oct. 11, 1996, 110 Stat. 3507, 3511.)

       

      LII has no control over and does not endorse any external Internet site that contains links to or references LII.

       

      Source: 

       

      1. U.S. Code  Title 42  Chapter 21  Subchapter I › § 1983

      42 U.S. Code § 1983 - Civil action for deprivation of rights

      Every person who, under color of any statute, ordinance, regulation, custom, or usage, of any State or Territory or the District of Columbia, subjects, or causes to be subjected, any citizen of the United States or other person within the jurisdiction thereof to the deprivation of any rights, privileges, or immunities secured by the Constitution and laws, shall be liable to the party injured in an action at law, suit in equity, or other proper proceeding for redress, except that in any action brought against a judicial officer for an act or omission taken in such officer’s judicial capacity, injunctive relief shall not be granted unless a declaratory decree was violated or declaratory relief was unavailable. For the purposes of this section, any Act of Congress applicable exclusively to the District of Columbia shall be considered to be a statute of the District of Columbia.

      (R.S. § 1979; Pub. L. 96–170, § 1, Dec. 29, 1979, 93 Stat. 1284; Pub. L. 104–317, title III, § 309(c), Oct. 19, 1996, 110 Stat. 3853.)
       

      LII has no control over and does not endorse any external Internet site that contains links to or references LII.

      Source: 

       

      Every person who, under color (= cover) of any statute, ordinance, regulation, custom, or usage, of any State or Territory or the District of Columbia, subjects, or causes to be subjected, any citizen of the United States or other person within the jurisdiction thereof to the deprivation of any rights, privileges, or immunities secured by the Constitution and laws,

       
      Use these words look them up in the black laws dictionary.

       

      Translation into DUTCH:

      Elke persoon die, (Under color/the pretext of any statute) onder het voorwendsel (dekmantel) van een statuut, verordening, reglementering, gebruik of gebruik, van een Staat of Gebied of het District of Columbia, onderwerpen of oorzaken ondergaat, elke burger van de Verenigde Staten of andere persoon binnen het rechtsgebied daarvan aan de ontneming van rechten, voorrechten of immuniteiten gewaarborgd door de Grondwet en wetten, is aansprakelijk voor de partij die gewond is geraakt in een rechtsgeding, rechtszaak in billijkheid, of een andere gepaste procedure voor verhaal, behalve dat in een actie tegen een gerechtsdeurwaarder voor een handeling of nalatigheid genomen in de hoedanigheid van officier van justitie, zal geen voorlopige voorziening worden toegestaan ​​tenzij een declaratoir besluit is geschonden of declaratoire vrijstelling niet beschikbaar was. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een congreswet die uitsluitend van toepassing is op het District of Columbia, beschouwd als een statuut van het District of Columbia.

      (RS §1979; Pub. L. 96-170, § 1, 29 december 1979, 93 Stat. 1284; Pub. L. 104-317, titel III, §309 (c), 19 oktober 1996, 110 Stat. 3853.)

       

      Source: 

       

      Compilation of social security laws:

       

      Article 45 - Freedom of movement and of residence

      1. Every citizen of the Union has the right to move and reside freely within the territory of the Member States.
      2. Freedom of movement and residence may be granted, in accordance with the Treaty establishing the European Community,
      to nationals of third countries legally resident in the territory of a Member State.

      Source: 

       

      28   U.S.C.   § 453.   Oaths  of  Justices  and  Judges

               Each justice or judge of the United States shall take the following oath or          affirmation before performing the duties of this office: “I, ________, do solemnly          swear (or affirm) that I will administer justice without respect to persons, and do          equal right to the poor and to the rich, and that I will faithfully and impartially          discharge and perform all the duties incumbent upon me as ________ under the          Constitution and laws of the United States. So help me God.”

       

      Source: 

       

      De eed of belofte van een rechter

      De rechter is een rechterlijk ambtenaar, maar er zijn ook andere rechterlijke ambtenaren. Voordat zij in dienst kunnen treden, dienen zij op grond van artikel 1g van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) een eed of belofte af te leggen. In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de vraag wie rechterlijk ambtenaar zijn en hoe de eed of belofte luidt.

      Een rechterlijk ambtenaar

      Rechterlijke ambtenaren in de zin van de Wrra zijn de in artikel 1 onder b van de Wet op de rechterlijke organisatie aangeduide rechterlijke ambtenaren (Art. 1 lid 1 onder b Wrra jo. art. 1 onder b Wet op de rechterlijke organisatie). Dat is een flinke lijst:
      - de president van de Hoge Raad,
      - de coördinerend vice-presidenten van de gerechten,
      - de vice-presidenten van de gerechten,
      - de raadsheren in de gerechten,
      - de raadsheren in buitengewone dienst bij de gerechten,
      - de raadsheren-plaatsvervangers in de gerechten,
      - de rechters in de gerechten,
      - de rechter-plaatsvervangers in de gerechten,
      - de procureur-generaal bij de Hoge Raad,
      - de plaatsvervangend procureur-generaal bij de Hoge Raad,
      - de advocaten-generaal,
      - de advocaten-generaal in buitengewone dienst,
      - de procureurs-generaal die het College van procureurs-generaal vormen, bedoeld in artikel 130 van de Wet op de rechterlijke organisatie,
      - de advocaten-generaal bij de ressortspakketten,
      - de plaatsvervangende advocaten-generaal bij de ressortspakketten,
      - de officieren van justitie en de plaatsvervangende officieren van justitie bij de arrondissementsparketten, het landelijk parket en het functioneel parket,
      - de gerechtsauditeurs bij de gerechten,
      - de griffier en substituut-griffiers van de Hoge Raad.

       

      De eed of de belofte

      Voordat een rechterlijk ambtenaar in dienst kan treden, moet hij de eed of de belofte afleggen. Welke hij kiest is om het even; beiden hebben dezelfde rechtsgevolgen. Op requisitoir van het openbaar ministerie dan wel van de procureur-generaal bij de Hoge Raad legt de rechterlijk ambtenaar ten overstaan van een gerecht, de minister van justitie of de Koning, mondeling de eed of de belofte af (Art. 9a Besluit rechtspositie rechtelijke ambtenaren). De tekst van de eed of de belofte is niet vrij, maar is vastgelegd in de eerste bijlage van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

      Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.

      Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van een benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

      Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een rechtsgeding heeft of zal krijgen waarin mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen.

      Ik zweer/beloof dat ik mijn ambt met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze uitoefening zal gedragen zoals een goed rechterlijk ambtenaar betaamt.

      Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

      Nadat de rechterlijk ambtenaar de eed of de belofte heeft afgelegd, dient hij een formulier te ondertekenen waarop bovenstaande tekst is afgedrukt. Naast de rechterlijk ambtenaar, zet ook de rechter die zitting heeft in een enkelvoudige kamer dan wel de voorzitter van de meervoudige kamer, dan wel de president van de Hoge Raad dan wel de Koning of de minister van Justitie - afhankelijk van de vraag tegenover wie de eed of belofte is afgelegd - zijn handtekening op het formulier (Art. 9a lid 3 Besluit rechtspositie rechtelijke ambtenaren). Onder de ondertekening staat nog een aanvullende tekst, die concreter maakt waartoe de rechterlijk ambtenaar zich door het afleggen van de eed of de belofte heeft verbonden. De tekst luidt als volgt:

      Krachtens de wet is de rechterlijk ambtenaar verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover hij bij de uitoefening van zijn taak de beschikking krijgt en waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens zover enig wettelijk voorschrift tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. Daarbij is de rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast verplicht tot geheimhouding van hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit. De rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast mag zich niet op enige wijze inlaten met partijen of hun advocaten, procureurs of gemachtigden over enige voor hem aanhangig geschil of een geschil waarvan hij weet of vermoedt dat deze voor hem aanhangig wordt.

      Het afleggen van de eed of de belofte door een rechter als sluitstuk van zijn benoemingsprocedure tot rechter, is dus niet slechts een mooi ritueel, maar heeft ook daadwerkelijk betekenis. Door de eed of de belofte af te leggen geeft de rechter ten overstaan van het publiek te kennen in volstrekte onafhankelijkheid recht te zullen spreken. (???LEUGEN) Ontbreekt dit sluitstuk dan is de rechter in kwestie onbevoegd.

      Bron: http://www.edwardbruheim.nl/nl/blog/2009/10/15/de_eed_of_belofte_van_een_rechter.htm

       

      Politie Nederland: 

      De eerste belofte die wordt afgenomen is de zuiveringseed. Op basis van je geloof kies je voor de eed, of de belofte. Voor mij werd het de belofte.

      Daar gaan we dan, de spreker spreekt de volgende zin uit:
      - Ik verklaar, dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb gegeven of beloofd.
      Ik beloof, dat ik, om iets in mijn betrekking te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen. -
      Terwijl de politiechef me persoonlijk en indringend aan kijkt antwoord ik: “Dat verklaar en beloof ik!”

      Als alle aspiranten de zuiveringseed hebben afgelegd volgt de ambtseed.
      - Ik beloof trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.
      Ik beloof dat ik de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften en verordeningen zal nakomen en handhaven, dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben. Ik beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden. –

      Wederom antwoord ik, als ik aan de beurt ben:’Dat beloof ik!’

      Bron: 

       

      Politie eed: 

       

      Law of the Netherlands

      The Netherlands is a civil law country. Its laws are written and the application of customary law is exceptional. The role of case law is small in theory, although in practice it is impossible to understand the law in many fields without also taking into account the relevant case law. The Dutch system of law is based on the French Civil Code with influences from Roman Law and traditional Dutch customary law. The new civil law books (which went into force in 1992) were heavily influenced by the German Bürgerliches Gesetzbuch.

      The primary law making body is formed by the Dutch parliament in cooperation with the government. When operating jointly to create laws they are commonly referred to as the legislature (Dutch: wetgever). The power to make new laws can be delegated to lower governments or specific organs of the State, but only for a prescribed purpose. A trend in recent years has been for parliament and the government to create "framework laws" and delegate the creation of detailed rules to ministers or lower governments. (e.g. a province or municipality)

      The Ministry of Security and Justice is the main institution when it comes to Dutch law.

       

      The domain of Dutch law is commonly divided in the following areas:

       

      Affidatvit in Nederland

      Source: 

       

      Staten-Generaal (Nederland) = Volksvertegenwoordiging sinds 1814

      Wetgevende macht = Staatsmacht = Trias politica (driemachtenleer)

       

      Wetgevende macht

      De wetgevende macht is een grootheid uit het staatsrecht. Deze staatsmacht bepaalt de inhoud van de wetten en het recht in een land.

      Er zijn in een staatsbestel formeel drie verschillende machten:

      In een democratie worden deze machten gescheiden, volgens het principe van de Trias politica. Dat betekent dat niet één persoon of één orgaan deze machten tegelijk kan uitoefenen. Ook wordt in een democratie de wetgevende macht door het volk in vrije verkiezingen gekozen. In een dictatuur zijn de drie machten veelal in handen van één persoon of één orgaan. Deze scheiding der machten is bedacht door de Fransman Montesquieu.

      De wetgevende macht in een land maakt de wet. De wet bestaat uit regels waar iedereen zich in dit land aan dient te houden. Zo is er in Nederland het Wetboek van Strafrecht. Verder zijn er nog bestuurlijke wetten.

      In de meeste westerse democratieën worden de wetten gemaakt in het parlement, al dan niet op voordracht van de regering.
      In Nederland moeten alle wetten door een meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer aangenomen worden, wijzigingen in de Grondwet door een meerderheid van ten minste twee derde.

      In België geldt hetzelfde voor de wetten waarvoor de federale staat bevoegd is: Kamer en Senaat moeten de wet goedkeuren. Een grondwetswijziging moet met een 2/3e meerderheid gestemd worden; sommige wetten vereisen een "gekwalificeerde" meerderheid, dus een meerderheid in elke taalgroep. Wetten waarvoor het Vlaams gewest of de Vlaamse gemeenschap bevoegd zijn, moeten alleen een meerderheid in het Vlaams parlement halen.

      Naast de wetgevende macht zijn er formeel nog de twee machten: namelijk de rechterlijke macht en de uitvoerende macht. Daarnaast is er ook feitelijk nog sprake van macht door de media en de ambtenaren. De controlerende macht, de politie en justitie controleren of mensen zich aan de door de wetgevende macht gestelde wetten houden. De rechterlijke macht spreekt recht aan de hand van de wet. Wanneer iemand zich niet aan de wet houdt, wordt hij aangeklaagd. Een rechter bepaalt of de persoon de wet overtreden heeft en bepaalt, indien nodig, de straf.

      In Nederland vormen de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Eerste kamer) en de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Tweede kamer) en de regering samen de wetgevende macht. De uitvoerende macht wordt gevormd door de koning en zijn ministers met hun ambtenaren. Toch is er geen strikte scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht. De rechterlijke macht is wel onafhankelijk.

       

      Staatsmacht

      Staatsmacht is de macht die een staat kan uitoefenen over zijn staatsvolk en zijn staatsgebied.

      Staatsmacht is volgens de driemachtenleer te onderscheiden in een wetgevende macht, een uitvoerende macht en een rechtsprekende macht. Daarnaast hebben staten de macht om verdragen te sluiten met andere staten.

      De wetgevende en rechtsprekende macht wordt uitgeoefend door het uitvaardigen van akten zoals wetten en vonnissen. De uitvoerende macht wordt fysiek uitgeoefend met als uiterste verschijningsvorm het uitoefenen van geweld door politie en leger.

      Kenmerk van staatsmacht is het oorspronkelijke karakter. Staatsmacht komt van het niveau van de staat zelf en is niet door een andere (hogere of lagere) overheid aan de staat toegekend. De staat kan staatsmacht overdragen aan overheidslichamen die zelf geen staat zijn. Zo hebben Franse departementen hun macht te danken aan de Franse staat en heeft de Europese Unie zijn macht te danken aan de 28 lidstaten.

       

      In een democratische staat geldt het staatsvolk als de legitimatiebron van de staatsmacht. Het volk geldt dan als de soeverein en heeft meestal zichzelf ooit via een grondwetgevende vergadering een grondwet gegeven om de staatsmacht van de staat in te stellen en te reguleren. Als de staatsmacht door een grondwet is ingesteld, dan spreekt men in het Frans van pouvoir constitué, de door de grondwet ingestelde macht.

       

      De trias politicadriemachtenleer of scheiding der macht(en) is een theorie van de staatsinrichting waarin de staat opgedeeld is in drie organen die elkaars functioneren bewaken. De oorspronkelijke verdeling, voorgesteld door John Locke, is die in wetgevende, uitvoerende en federatieve macht, waarvan de laatste de landsverdediging beoogt. De tegenwoordig meer gebruikelijke verdeling kent een wetgevende macht die wetten opstelt, een uitvoerende macht die het dagelijks bestuur van de staat uitoefent en een rechterlijke macht die deze uitvoering toetst aan de wet. Deze verdeling gaat terug op het werk van de Franse verlichtingsfilosoof Charles de Montesquieu, die met deze staatsinrichting een alternatief formuleerde voor het Franse absolutisme.

       

      Trias politica

      De trias politica (de scheiding der machten) is een belangrijk principe van de democratische staatsorganisatie. Het gaat terug op het oud-Griekse concept inzake de maatschappelijke organisatie, en vooral inzake de verdeling van de uitoefening van macht.

      In de vroege middeleeuwen (na de val van het Romeinse Rijk) werd Noordwest-Europa tijdens de Grote Volksverhuizing overstroomd door voornamelijk Germaanse stammen. De Germanen hadden een tribale organisatie van hun samenleving, waarbij zowat elk dorp een dorpshoofd had. In het tribale systeem werden beslissingen genomen door het dorpshoofd en een raad van dorpswijzen. Die beslissingen waren zowel wetgevend, uitvoerend als rechterlijk. Dat tribale systeem evolueerde vrij vlug tot het feodale systeem waarbij de edellieden alle macht uitoefenden; macht die zij zich in eerste plaats toe-eigenden maar die later in hun adelbrieven werd vastgelegd. In tegenstelling tot de Griekse en Romeinse formele rechtstraditie hadden de Germanen een gewoonterecht.[bron?]

      Vrij snel in deze evolutie werd de rechtspraak (op enkele belangrijke onderwerpen na) door de edelen overgedragen aan vertrouwelingen. Met de ontwikkeling van de steden in Europa ontstonden ook zogenaamde "vrijheden", gebieden die niet aan de macht van de heren onderworpen waren. Steden kregen eigen besturen, vaardigden regels uit en er ontwikkelde zich rechtspraak.

      In Engeland kregen de Edelen via het Magna Carta inspraak in het wetgevende deel van de macht en kreeg ze toezicht op de uitgaven van het koninkrijk. De koning werd vooral de uitvoerende macht toebedeeld, maar bleef een belangrijke speler in het uitvaardigen van wetten. Juist door het gewoonterecht was de wetgevende macht omgeven met een flou artistique.

      In de Lage Landen ontwikkelden zich de Staten-Generaal, die eigenlijk een uitvoerend orgaan waren, maar die gerust de voorloper van het parlement in continentaal Europa genoemd kunnen worden.

      Tot aan de Verlichting werd er eigenlijk nooit over de wijze waarop macht werd uitgeoefend gefilosofeerd. Bij de verlichtingsfilosofen was het vooral Charles Montesquieu die zich liet inspireren door de Staten-Generaal in de Nederlanden en de consulaire periode in het Romeinse Rijk. Na de Franse Revolutie van 1789 drong het concept van Montesquieu door, men installeerde een driemanschap dat de uitvoerende macht (defensie, openbare orde en belastingen) verzekerde en een decretale raad die allerlei beschikkingen trof en te boek stelde. Toen Napoléon Bonaparte aan de macht kwam eigende hij zich de uitvoerende macht toe (vooral defensie), en liet hij al die losse wetgeving bundelen in de Code Napoléon, verder hield hij de senaat bezig om boekhouder te spelen. Hij maakte van zijn staatsbestel een soort piramide van dorpen, steden, prefecturen en departementen met daarnaast een gelijke piramide van de rechterlijke macht.

       

      Nadat de Amerikaanse staten hun onafhankelijkheid hadden bevochten in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de kruitdampen van de Burgeroorlog waren vervlogen, stelde men ook in Europa vast dat er in de VS een getrapt systeem van drie machten was ontstaan:

      • de wetgevende macht, met op het federale niveau een tweekamerparlement, een gekozen volksvertegenwoordiging en een senaat van vertegenwoordigers van staten, en ook in veruit de meeste staten is er een tweekamerparlement;
      • de uitvoerende macht, bestaande uit een president met een kabinet van ministers en staatssecretarissen op het federale niveau, en gouverneurs op het vlak van de staten;
      • de rechterlijke macht, die piramidaal georganiseerd is met aan de top een grondwettelijk hof.

      Na de napoleontische periode begint in Europa de periode van de vorming van de zogenaamde natiestaten. In dat proces voltrekken zich gelijktijdig twee fenomenen:

      • de burgerij (de kapitaalkrachtige industriëlen) neemt definitief de macht over van de verarmde adelstand en dringt gelijktijdig de clerus uit het staatsapparaat, de rationele benadering van het uitoefenen van macht leidt onvermijdelijk tot de zogenaamde instrumentalisering: het staatsapparaat wordt een hiërarchie van klerken, het wispelturige gewoonterecht wordt vervangen door een formeel geacteerde wetgeving (het statutair recht).
      • de verdringing van de clerus heeft ook een secularisering tot gevolg: het parlement (dus de mens) wordt de bron van het recht, Gods rol is in deze materie uitgespeeld.

      De scheiding van kerk en staat en de scheiding der machten worden de twee filosofische pijlers van de moderne staatorganisatie.

      De meeste natiestaten kiezen voor dezelfde verdeling van de macht: de drie piramiden van de macht worden nationaal vertegenwoordigd door:

      • de wetgevende macht met tweekamerparlement;
      • de uitvoerende macht met een koning (waarbij de eerste minister meestal de macht uitoefent) of een gekozen president;
      • de rechterlijke macht met aan de top een grondwettelijk hof.

      Die drie piramiden dupliceren deze structuur naar verschillende lagere overheden: in Nederland en België zijn dat de provincies en lager de gemeenten of andere lokale eenheden (na de federalisering van België is daar een niveau aan toegevoegd: de gewesten en gemeenschappen tussen de nationale en provinciale overheden).

      Het staatsgezag vindt sindsdien zijn beslag bij de verschillende organen die hiertoe gemachtigd zijn. Men wilde voorkomen dat de ene macht inwerkte op de andere en voerde daarom de scheiding der machten in waarbij de rechterlijke macht ook conflicten, enerzijds tussen de wetgevende en uitvoerende macht, en anderzijds tussen de verschillende echelons arbitreert.

       

      Hiermee bedoelt men een verdeling van de macht volgens Montesquieu in wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, die nooit bij één en dezelfde persoon of instantie mogen berusten.

      De machten hebben ieder hun eigen bevoegdheden en zelfstandigheid. Bovendien is er geen macht die hiërarchisch duidelijk boven de andere machten staat. Al deze machten afzonderlijk hebben ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de burger verantwoordelijkheden door middel van ingebouwde controlemechanismen.

      De uitvoerende macht is verantwoording schuldig aan de wetgevende macht, de wetgevende macht is vervolgens verantwoording verschuldigd aan de burgers. De burgers hebben invloed op de wetgevende macht door middel van verkiezingen.

      De rechterlijke macht controleert vervolgens de uitvoering van wetten en regelgeving, en arbitreert bij conflicten tussen de machten. De rechterlijke macht zelf zou volgens de grondprincipes van de Trias kunnen worden gecontroleerd door middel van openbaarheid van zittingen, openbaarheid van uitspraken, goed klachtrecht en zicht op belangenverstrengeling (nevenfunctieregisters), maar in de praktijk wordt de rechterlijke macht gecontroleerd door de uitvoerende macht die rechterlijke macht organiseert, de nodige infrastructuur en middelen ter beschikking stelt.

      De wetgevende macht heeft ook een gerechtelijk wapen in de zin dat zij middels onderzoekscommissies toezicht kan uitoefenen op de uitvoering van de andere macht(en).

      Ook de ambtenarij, media en externe adviseurs worden soms als macht onderkend, dit wordt wel omschreven als schaduwmacht.

       

      Tegenover de horizontale scheiding der machten staat ook een verticale scheiding, dit is de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende overheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

      Deze verticale scheiding vloeit niet direct voort uit de theorie van Montesquieu, maar volgt deze wel.

      Zij houdt in dat de spreiding van bevoegdheden over de hogere en lagere overheden (zie decentralisatie) ook volgens de regels van de trias politica geschiedt. De regelende bevoegdheid van de overheid is bijvoorbeeld overgedragen aan provincies, waterschappen en gemeentes omdat niet alles door de centrale overheid tot in detail geregeld kan worden. In het verleden werd de autonomie van de verschillende bestuurslagen vooropgesteld. Dit noemt men de driekringenleer. Tegenwoordig is de scheiding van de horizontale bestuurslagen minder streng en is er dikwijls sprake van samenwerking.[1]

      De theorie van verdeling van bevoegdheden tussen de hogere en lagere overheden heet subsidiariteit, waarbij de verantwoordelijkheid inzake regelgeving uitvoering op het meest geschikte niveau komt te liggen. Zo heeft het geen zin om een gemeente verantwoordelijkheid te geven over een autosnelweg op zijn grondgebied, zoals het niet nuttig is de nationale overheid te laten beslissen over een doodlopend straatje in een lokaal woonerf.

       

      In theorie is het systeem van de trias politica een van de basisprincipes van de westerse democratie. In de praktijk is een aantal fundamentele beginselen als openbaarheid van uitspraken en verbod op vermenging van functies, hoewel vastgelegd in de Nederlandse Grondwet en in verdragen als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het EU-verdrag al dan niet terecht, minder van toepassing geworden. Zo zijn er rechters die tevens volksvertegenwoordiger zijn (zie hieronder). Met de uitspraak in de zaak B&P versus het Verenigd Koninkrijk[2] heeft Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de openbaarheid van uitspraken als absoluut principe verlaten.

       

      Belgie

      De huidige organisatie van de horizontale en verticale machtenscheiding is uiteengezet in dit schema. De federale wetgevende macht maakt de wetten en controleert de uitvoerende macht. Ze wordt uitgeoefend door het parlement. Het parlement bestaat uit twee kamers, de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het parlement oefent ook enkele rechterlijke bevoegdheden uit zoals het opheffen van de Parlementaire onschendbaarheid en het instellen van parlementaire onderzoekscommissies. Het parlement wordt in zijn controlerende functie bijgestaan door het Rekenhof. Tevens is de Kamer betrokken bij de benoemingen of de voordracht van kandidaten voor sommige functies (raadsheer bij de Raad van State en rechter bij het Grondwettelijk Hof).

      De federale uitvoerende macht bestuurt het land. Ze zorgt ervoor dat de wetten in concrete gevallen worden toegepast en nageleefd. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door de regering van ministers en staatssecretarissen die worden benoemd door de Koning. De uitvoerende macht heeft echter ook wetgevend initiatiefrecht, het kan wetgeving voorbereiden die dan door het parlement besproken, aangepast en gestemd wordt, vooral toepasselijk voor moeilijke technische materies, en wordt dikwijls door de wetgevende macht belast met regelgevende taken om de wet uit te voeren. De Koning kondigt de gestemde wetten af.

      De rechterlijke macht controleert/adviseert over de wetgeving en mogelijke tegenstrijdigheden met de Grondwet, arbitreert in conflicten tussen de verschillende machten (zowel hortizontaal als verticaal), doet uitspraak over geschillen en beoordeelt wetsovertredingen en misdrijven, ze wordt uitgeoefend door verschillende Hoven en Rechtbanken. Ze controleert ook de wettelijkheid van de daden van de uitvoerende macht. De scheiding der machten geldt ook op het niveau van de gemeenschappen en de gewesten. Ze hebben elk een aparte wetgevende en uitvoerende macht. De rechterlijke macht wordt echter voor de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten door dezelfde instanties uitgeoefend.

      Ter bescherming van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, is er sinds 2002 de Hoge Raad voor de Justitie, die kandidaten voor een benoeming in de magistratuur objectief selecteren en instaat voor een optimale opleiding van de magistraten.

      De scheiding der machten, die toch een basisprincipe is van de Belgische rechtsstaat, is echter niet uitdrukkelijk bevestigd in de Belgische grondwet van 1831. Men moet het als het ware afleiden uit de "geest" van de Belgische grondwet, aldus Hendrik Vuye, voormalig hoogleraar grondwettelijk recht aan de Universiteit Hasselt en thans hoogleraar constitutioneel recht aan de Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix (FUNDP).[3] In feite is er meer sprake van een samenwerking tussen de verschillende Machten dan van een scheiding, zoals men kan zien in een aantal artikels uit de grondwet:

      • art. 36: de federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat (wetgevende macht) en de Koning (wetgevende macht, art. 36 G.W. en uitvoerende macht; art. 37 G.W.)
      • art. 151 §4: de Koning (uitvoerende macht) benoemt de rechters (rechterlijke macht)
      • art. 40, lid 1: vonnissen en arresten (rechterlijke macht) worden ten uitvoer gelegd in de naam des Konings (uitvoerende macht).

      Men kan zelfs spreken van een mogelijke vermenging der machten:

      • Magistraten (rechterlijke macht) worden gedetacheerd naar ministeriële kabinetten (= uitvoerende macht) of naar werkgroepen opgericht door de uitvoerende macht (hoewel die activiteiten dan vooral te maken hebben met modernisering van de werking van de rechterlijke macht)

       

      Nederland

      De kiesgerechtigden kiezen de leden van parlement tijdens de verkiezingen voor de Tweede Kamer. De uitvoerende macht, de regering, is verantwoording schuldig aan de wetgevende macht, door middel van ministeriële verantwoordelijkheid. De rechterlijke macht (Raad van State, rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad) controleert de toepassing van wetten en regelgeving.

      De trias politica is in Nederland niet volledig aanwezig. Dat Nederland de machtenscheiding volgens Montesquieu niet strikt heeft toegepast blijkt onder andere uit de procedure van formele wetgeving. Een formele wet komt niet tot stand door het parlement alleen, ook de instemming van de uitvoerende macht is hiervoor vereist (zie artikel 81 Grondwet[4]). Bovendien heeft de regering als uitvoerende macht een zelfstandige bevoegdheid tot materiële wet- en regelgeving met behulp van Algemene Maatregelen van Bestuur (zie artikel 89 Grondwet). Men noemt dit de omkering van de triasleer: formele wetgever geeft slechts heel algemeen de beleidsrichting aan in een kader of raamwet, terwijl de eigenlijke normstelling plaatsvindt door de regering in de vorm van een gedelegeerde Algemene Maatregel van Bestuur. Dit heeft te maken met de verzorgingsstaat waar snel overheidsoptreden op het juiste overheidsniveau van groot belang is.

      Een belangrijk handvat waarmee het parlement invloed kan uitoefenen op de regering is de (ongeschreven) vertrouwensregel. Dit wil zeggen dat als het parlement geen vertrouwen meer heeft in de regering het parlement de mogelijkheid heeft een motie van wantrouwenin te dienen en zo de regering te dwingen om op te stappen als de motie wordt aangenomen. Verder bestaat deze vertrouwensregel ook tussen de regering en de Eerste Kamer.

      In Nederland is het principe van de openbaarheid van uitspraken leidend. In zaken minderjarigen betreffende kan de privacy (8.1 EVRM) conform bovengenoemde uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) boven de openbaarheid gesteld.

      Verder kan er kritiek uitgeoefend worden op de scheiding van machten binnen instituties in Nederland. Een voorbeeld is de functie van de Nederlandse Raad van State, die zowel in de wetgevende macht als rechtsprekende macht ingedeeld kan worden. Na een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zag de Nederlandse staat zich gedwongen om binnen de Raad van State een Afdeling bestuursrechtspraak in het leven te roepen aangezien de Raad van State zich bezighield met rechtspraak én advies gaf bij de totstandkoming van wetten. Luxemburg werd in deze uitspraak (Procola-arrest) op de vingers getikt omdat het eenzelfde indeling had voor zijn Raad van State.

       

      De niet-gouvernementele invloeden

      Bij de oprichting van de Verenigde Naties (1945) kreeg het (abstract lijkende) begrip NGO (niet-gouvernementele organisatie) een tastbaardere betekenis door de vermelding ervan in het handvest (Hoofdstuk 10, Artikel 71). Daarin werd gesteld dat niet-gouvernementele organisaties ook gesprekspartner kunnen zijn van de VN. Wereldwijd is vervolgens op lokaal, landelijk en ook mondiaal niveau te bezien dat deze zogenaamde NGO's een telkens grotere betekenis hebben gekregen in maatschappelijke ontwikkelingen en politieke besluitvormingen.

       

      Gewoonterecht

      Gewoonterecht is recht dat gebaseerd is op gewoonten. Een belangrijk kenmerk van gewoonterecht is dat het van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven. Daarom wordt gewoonterecht ook wel ongeschreven recht en costumier recht genoemd. Synoniemen die stammen uit het Middelnederlands zijn costume of costuijme en usantie. Aangezien gewoonterecht ontstaat vanuit de samenleving is het de tegenhanger van wettenrecht, dat door de wetgever aan de samenleving wordt opgelegd. Het gewoonterecht is eeuwenlang de dominante rechtsbron geweest in West-Europa, maar is vrijwel geheel verdrongen door het wettenrecht.

       

      Democratische rechtsstaat
      Nederland is een democratische rechtsstaat. Democratisch, omdat de burgers kiezen wie het land regeert. Een rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het Nederlandse recht moet houden: burgers, organisaties en overheid.

      (Bron:https://www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/Onderwerpen/Rechtspraak-in-Nederland/Democratische-rechtsstaat)

       

      Waar is het bewijs dat wij BURGERS kiezen? Owh die POEP verkiezingen die NEP zijn.

      Wij zijn een Democratie? De volkssoevereiniteit is niet vastgelegd sinds 1814.

      Bovendien is Nederland onder de macht van het Vaticaan sinds 1815.

       

      (Bron: Copy / insert: (they removed it from their website)

      It is under the supervision of the Holy See the “Vatican” since 1815.

      https://www.government.nl/topics/international-relations/overview-countries-and-regions/holy-see-vatican-city

      They changed it into this https://www.government.nl/latest/news/2013/11/20/200-years-the-kingdom-of-the-netherlands after I told a lawyer about it.


      Relations between the Netherlands and Vatican City, the residence of the Pope, are good. Politically and culturally speaking, the Vatican is not unimportant for the Netherlands. Relations are based on efforts to promote world peace.

       

      News item | 20-11-2013 | 10:23

       

      Political relations

      In 2015, the Netherlands and the Holy See celebrate 200 years of diplomatic relations.

      The Holy See is recognised as a major player in international diplomacy. The Vatican can be instrumental in persuading countries to act on matters of importance to the Netherlands. These include certain aspects of sexual and reproductive health and rights and human rights as well as issues relating to poverty reduction, raw materials, energy and climate.

      In the recent past, contacts between the Netherlands and the Vatican regularly revolved around questions such as abortion, assisted suicide and new marriage legislation/wetgeving: subjects on which the Netherlands and the Vatican hold conflicting views.

      The Netherlands is represented to the Holy See by an ambassador. In The Hague, the diplomatic interests of the Holy See are looked after by a papal nuncio.

      Cultural relations

      There is a great deal of interest in the Vatican’s art treasures. Dutch museums and archives regularly apply for the loan of works of art for exhibitions.

       

      Bilateral treaties

      Up-to-date information on bilateral treaties can be found in the Ministry of Foreign Affairs Treaty Database.

       

      Source:

       

      De Grondwet

      De belangrijkste wet van een staat
      Lang konden de Oranjes niet van hun nieuwe koninklijke macht genieten. In 1848 ondertekende Willem II een grondwet die zijn invloed sterk beperkte. Minder macht voor de koning en meer voor kabinet en parlement: de
      grondwet van 1848 wordt het begin van onze democratie genoemd.
      De Grondwet is de belangrijkste wet van een staat. (Je spreekt over een ‘staat’ wanneer er macht wordt uitgeoefend over een volk dat op een grondgebied woont.)
      De Grondwet bepaalt wie de macht in de praktijk uitoefenen in zo’n staat en hoe dat gebeurt. De Nederlandse Grondwet regelt bijvoorbeeld wat de rol is van de koning(in) en van de ministers. Ook bepaalt de Grondwet hoe de andere wetten moeten worden gemaakt, wat de rechters doen, en wat het werk is van gemeenten en provincies. Bovendien stelt de Grondwet vast welke invloed en macht het Nederlandse volk heeft in de staat.

      Helemaal aan het begin van de Grondwet staan de rechten die burgers hebben tegenover de staat: de grondrechten. Bij die grondrechten gaat het dus niet om rechten die de burgers onderling – ‘tegenover elkaar’ – hebben, maar om het recht van burgers op hun eigen leven zonder dat de staat zich met hun opvattingen en levenskeuzes bemoeit.

      Het allereerste artikel van de Grondwet belooft dat alle mensen, hoe verschillend ze ook zijn en welke verschillende opvattingen ze ook hebben, door de staat gelijk worden behandeld. In de artikelen daarna zegt de Grondwet, onder andere, dat burgers het recht hebben om hun eigen godsdienst te beoefenen, het recht om vrij met elkaar van gedachten te wisselen en het recht om hun mening in het openbaar te verkondigen.

      De staat mag zulke vrijheden – zoals vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting - alleen beperken als het echt nodig is. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn iemands vrijheid te beperken als hij een bedreiging vormt voor anderen. In zo’n geval mag de staat ingrijpen, maar dat moet dan wel volgens de wet gebeuren.
      In de Middeleeuwen was er nog geen Grondwet. De vorst had de macht en hoefde zich zelf niet aan de wet te houden. In de tijd daarna kregen sommige groepen mensen wel rechten tegenover hun vorst, maar pas sinds de achttiende eeuw heeft iedereen rechten en moet iedere instantie die de macht uitoefent zich aan de wet houden. In 1798 werd dit in Nederland vastgelegd in een Grondwet; de ‘Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden’, die nog steeds geldt, werd opgesteld in 1815.
      De Grondwet kan minder gemakkelijk worden gewijzigd dan andere wetten. Toch zijn er wel grote grondwetsherzieningen geweest. In 1848 stemde Koning Willem II ermee in de Grondwet zo te wijzigen dat de koning minder macht kreeg en het volk meer. De verandering was zo ingrijpend dat de ‘Grondwet van 1848’, opgesteld door de staatsrechtgeleerde Thorbecke, wel wordt gezien als het begin van de democratie. Niettemin werd pas in 1917 het kiesrecht ingevoerd voor alle mannen; vrouwen kregen toen voor het eerst passief kiesrecht. In 1922 werd eindelijk ook het actief vrouwenkiesrecht - dat in 1919 was ingevoerd - in de Grondwet opgenomen.

      Source: 

       

      '
       
      200 years the Kingdom of the Netherlands

      News item | 20-11-2013 | 10:23

      The Kingdom of the Netherlands is 200 years old. Celebrations marking the bicentenary will be held from 2013 to 2015.

      From November 2013 to September 2015 the National Committee for the Bicentenary of the Kingdom will be arranging events and festivities that involve as many people and organisations as possible. The celebrations marking the bicentenary are for everyone, both in the European and Caribbean parts of the Kingdom.

      The foundation for the democratic legal order was laid in 1813, and it evolved slowly but surely from there. In 1848 freedom of assembly and association and the freedom of education were added to the fundamental rights enshrined in the Dutch Constitution, and freedom of the press was expanded. However, slavery was not abolished in the Antilles and Suriname until 1863.

      Since 1815 the Kingdom has become much smaller. Belgium, Luxembourg, Indonesia, Suriname and New Guinea have gone their own way. For a long time, three countries remained: the Netherlands, the Netherlands Antilles and Aruba. Since the constitutional changes of 2010, there are now four countries in the Kingdom (the Netherlands, Curaçao, Aruba and St Maarten) and three special municipalities of the Netherlands (Bonaire, St Eustatius and Saba).

      Several other events will also be commemorated in the Caribbean part of the Kingdom in the period 2013-2015, such as the abolition of slavery 150 years ago (1863), the 75th anniversary of the first parliament of the Netherlands Antilles on Curaçao (1938) and the 60th anniversary of the Charter for the Kingdom of the Netherlands  (1954). The theme running through all these historical events is the development of the democratic legal order.

       

      Volkssoevereiniteit is het principe dat het volk (als geheel) het hoogste gezag van de staat vormt.

      De uitoefening van staatsmacht wordt bij dit principe gelegitimeerd doordat alle macht die regering, parlement en rechters hebben, geacht wordt vooraf (via een grondwet) te zijn toegekend door het volk. In een staat met volkssoevereiniteit wordt het volk dan ook geacht zichzelf een grondwet te hebben gegeven (het volk als grondwetgever).

      In veel landen is het principe van volkssoevereiniteit in de grondwet vastgelegd. In Duitsland stelt de preambule van de Duitse grondwet dat het Duitse volk zichzelf via zijn grondwetgevende macht een grondwet heeft gegeven. Artikel 20, tweede lid, van de Duitse grondwet bepaalt dat de staatsmacht vanuit het volk komt ('Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus'). In Frankrijk bepaalt artikel 3 van de grondwet dat de nationale soevereiniteit aan het volk toebehoort.

      Een tegenhanger van volkssoevereiniteit is godssoevereiniteit. Bij dit principe wordt de macht van de staat gelegitimeerd door God.

       

      Volkssoevereiniteit

      In Nederland is het principe van volkssoevereiniteit niet vastgelegd. De Nederlandse koning regeert volgens de afkondigingsformulieren van Nederlandse wetten 'bij de gratie Gods'. Omdat Nederland sinds de stichting in 1815 vreedzaam is geëvolueerd tot een democratische rechtsstaat lijkt er weinig behoefte te zijn om het volkssoevereiniteitsprincipe alsnog in de grondwet te verankeren.

      In de 'Acte van Staatsregeling' (1798) van de Bataafse Republiek was het principe van volkssoevereiniteit wel opgenomen: "De oppermagt berust in de gezamenlijke leden der Maatschappij, Burgers genoemd." (art. 2)

       

      Gewoonterecht

      Gewoonterecht is recht dat gebaseerd is op gewoonten. Een belangrijk kenmerk van gewoonterecht is dat het van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven. Daarom wordt gewoonterecht ook wel ongeschreven recht en costumier recht genoemd. Synoniemen die stammen uit het Middelnederlands zijn costume of costuijme en usantie. Aangezien gewoonterecht ontstaat vanuit de samenleving is het de tegenhanger van wettenrecht, dat door de wetgever aan de samenleving wordt opgelegd. Het gewoonterecht is eeuwenlang de dominante rechtsbron geweest in West-Europa, maar is vrijwel geheel verdrongen door het wettenrecht.

       

      In algemene zin is een gewoonte een gebruikelijke wijze van doen van een individu of een groep mensen. Niet iedere gewoonte leidt tot gewoonterecht. Om als grondslag voor gewoonterecht in aanmerking te komen moet een gewoonte aan een aantal voorwaarden voldoen [1] :

      • het moet een maatschappelijke gewoonte zijn. De gewoonte mag niet beperkt zijn tot enkele individuen, maar moet worden gedeeld door de samenleving in haar geheel, of in ieder geval door een grote maatschappelijke groep.
      • er moet sprake zijn van keuzevrijheid, het moet mogelijk zijn van de gewoonte af te wijken.
      • de gewoonte moet betrekking hebben op rechtshandelingen.
      • de gewoonte moet door de samenleving worden ervaren als bindend. De overtuiging moet bestaan dat de gewoonte rechtens noodzakelijk is. In juridische termen: er moet sprake zijn van opinio juris sive necessitatis.
      • de gewoonte moet bekrachtigd zijn door de persoon of groep die gezag uitoefent over de andere leden van de samenleving. Volgens de middeleeuwse doctrine is aan deze voorwaarde voldaan als de gewoonte in twee vonnissen als rechtsgrond is aanvaard.[2]

      Typerend voor gewoonterecht zijn de soepelheid en de snelheid waarmee een gewoonte en daarmee het gewoonterecht ontstaat, erkend wordt, verandert en soms ook verdwijnt. Als gevolg van deze eigenschappen is het gewoonterecht erg plaatselijk en daarmee een bron van rechtsongelijkheid. Bovendien is het gewoonterecht niet alomvattend, het biedt geen houvast voor geheel nieuwe zaken.

      Gewoonterecht kan betrekking hebben op diverse gebieden, zoals rechten en plichten van het huwelijk, erfenissen, opvolging, relaties tussen mensen in het algemeen, eigendom en gebruik van onroerende goederen, maten en gewichten, heerlijke rechten, rechten en privileges op burgerlijk en strafrechtelijk gebied, benoemingen en juridische procedures. Voorbeelden van gewoonterecht dat gold in de Lage Landen zijn het recht van naasting en het devolutierecht.

       

      West-Europa

      Vroege middeleeuwen

      Aan het begin van de vroege middeleeuwen was het gewoonterecht de enige rechtsbron van de Germanen, die woonden in het noorden van Europa. Er bestond geen eenvormig Germaans recht, elke stam kende zijn eigen ongeschreven rechtsgewoonten. In de zuidelijke gebieden, die door de Romeinen bezet waren, gold het geschreven Romeins recht. Na de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk werd het gehele grondgebied van dat rijk door Germanen in bezit genomen. Het Romeins recht werd op den duur uit vrijwel het gehele gebied verdrongen door het versnipperde Germaanse gewoonterecht.[3]

       

      Hoge middeleeuwen

      Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen bestond in de hoge middeleeuwen in West-Europa een gewoonterechtscultuur met een sterk gewestelijk karakter. Er bestonden duizenden gewoonterechtsgebieden. Veel costumen die van kracht waren in dat tijdvak stammen uit het Germaans recht. Daarnaast waren ook talrijke nieuwe gewoonterechtsregels ontstaan, gedeeltelijk afgeleid van het Romeins recht. De meeste nieuwe regels ontstonden in de periode van de 10e tot de 12e eeuw, als gevolg van de opkomst van het hofstelsel.[4][5]

       

      In de 12e eeuw werd in de opkomende universiteiten het Romeins recht herontdekt en gemoderniseerd. Al snel won dit recht in het noorden van Italië terrein op het gewoonterecht. Het Romeins recht was schriftelijk vastgelegd, overal gelijk en samenhangend. Voor de in belang toenemende handel was het Romeins recht daarom aantrekkelijker dan het gewoonterecht, dat per streek verschilde en lacunes vertoonde. Langzaamaan breidde het gebied met Romeins recht zich uit over geheel Zuid-Europa. De grens tussen de gebieden met gewoonterecht en Romeins recht kwam uiteindelijk te liggen in het midden van Frankrijk, ter hoogte van de rivier de Loire. De provincies ten noorden van de grens werden in Frankrijk aangeduid met de term pays de droit coutumier (gewoonterechtsgebieden), de provincies ten zuiden ervan met pays de droit écrit (landen met ius commune).

      In de West-Europese landen bleef het gewoonterecht van kracht. Omdat gewoonterecht ongeschreven is en plaatselijk erg verschillend kan zijn, was dat recht vaak moeilijk te bewijzen. Aanvankelijk werd geen onderscheid gemaakt tussen het bewijs van de geldigheid van de rechtsregel en het bewijs van de betwiste feiten. In de 10e tot de 12e eeuw onderwierpen de rechters de beklaagden in geval van een geschil aan een godsoordeel. Ze waren ervan overtuigd dat iedereen die onschuldig was door God geholpen zou worden de proef te doorstaan. Vanaf de 13e eeuw werd het bewijsstelsel rationeler, de rechters trachtten de waarheid te achterhalen door getuigen te horen en bewijsstukken te bestuderen. Daarbij werd voortaan onderscheid gemaakt tussen de rechtsregel en de feiten. Als een gewoonterechtsregel werd betwist, werd een afzonderlijk onderzoek ingesteld naar de geldigheid van de costume, de zogeheten turbe.[6]

      Late middeleeuwen

      Tijdens de late middeleeuwen probeerden verscheidene landsheren een einde te maken aan de rechtsverscheidenheid door het regionale gewoonterecht te codificeren en vervolgens te uniformeren en te centraliseren. De eerste poging tot deze zogeheten homologatie werd in 1454 ondernomen door de Franse koning Karel VII. Aanvankelijk verliep het beschrijven van het gewoonterecht zeer traag. In 1497 werd de procedure van optekening gewijzigd, waarna in enkele decennia de costumen van ongeveer 600 gewoonterechtsgebieden werden beschreven. De opzet de costumen te homologeren slaagde niet. Wel vond in de tweede helft van de 16e eeuw een ingrijpende hervorming van de costumen plaats. Als gevolg van deze ingreep verwierf het rechtsboek Coutume de Paris, gecodificeerd in 1510, een overheersende positie in die gewoonterechtsprovincies.[2][7]

       

      In het Heilige Roomse Rijk nam de invloed van het wettenrecht in dit tijdvak sterk toe. Deze ontwikkeling, die zich afspeelde in twee fasen, staat bekend als de receptie van het Romeins recht. In de eerste fase groeide vooral het belang van het canoniek recht, onder invloed van kloosters en kerkelijke rechtbanken. De instelling in 1495 van het Rijkskamergerecht door keizer Maximiliaan I wordt gezien als het begin van de tweede fase van de receptie, waarin met name de invloed van het Romeins recht zich sterk uitbreidde. Het Rijkskamergerecht was de hoogste beroepsinstantie, onder andere op het gebied van burgerlijk recht. Oordeelden de lagere instanties nog op grond van gewoonterecht, de rechters van het Rijkskamergerecht pasten in beroepszaken het ius commune toe, zoals het Romeins-canonieke recht ook genoemd wordt. Daardoor ontstond een dualistisch rechtssysteem, met het Romeins-canoniek recht als subsidiair recht. Uiteindelijk leidde de receptie tot massale overgang naar het ius commune, hoewel het gewoonterecht in sommige Duitse landen van enige betekenis bleef.[8]

      Het dualistisch rechtssysteem van het Heilige Roomse Rijk vond in veel West-Europese landen ingang, onder andere in de Lage Landen en in Schotland. In Noord-Frankrijk en de Lage Landen nam de invloed van het Romeins-canoniek recht wel voortdurend toe, maar het gewoonterecht bleef daar de voornaamste rechtsbron, vooral op het gebied van burgerlijk recht.

       

      Nieuwe tijd

      In de nieuwe tijd poogde Keizer Karel V naar het Franse voorbeeld het gewoonterecht te homologeren. Hij verplichtte in 1531 alle plaatselijke overheden in de Lage Landen hun gewoonterecht op schrift te stellen. Bij het optekenen van de costumen werd in twijfelgevallen soms een turbe afgenomen. De beschreven lokale costumen werden vervolgens getoetst door de betreffende gewestelijke rechtsorganen en ten slotte gereviseerd door de Geheime Raad te Brussel, de hoofdstad van de gezamenlijke Nederlanden. De aldus gehomologeerde costumen werden door de vorst bekrachtigd en afgekondigd. Het bevel werd moeizaam opgevolgd en zowel Karels zoon koning Filips II als de latere aartshertogen Albrecht en Isabella zagen zich meermalen gedwongen de opdracht te herhalen. Uiteindelijk werden van 832 gewoonterechtsgebieden de costumen opgetekend, voornamelijk in de zuidelijke gewesten. Slechts 96 costumen konden de toets der kritiek doorstaan en werden gehomologeerd.[9]

       

      Als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog ontsnapten de Noordelijke Nederlanden grotendeels aan de druk tot homologatie van de costumen. Na de stichting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1588 herleefde het gewoonterecht er in al zijn gewestelijke en lokale verscheidenheid. Er bestonden in de republiek ruim 100 min of meer verschillende gewoonterechtsgebieden. Omdat de costumen zeer versnipperd waren, was het veld er vrij voor een grotere invloed van het Romeins recht. In het belangrijke gewest Holland werd door enkele rechtsgeleerden, onder wie Hugo de Groot, het bestaande dualistisch rechtssysteem verder ontwikkeld. Dit resulteerde in een synthese van Romeins recht en Hollands gewoonterecht, met een sterke nadruk op het Romeins recht. Het Rooms-Hollands recht dat zo ontstond heeft in de republiek een belangrijke rol gespeeld en werd ook van kracht in de koloniën.[7][10]

      In de Zuidelijke Nederlanden werd het recht gewestelijk vorm gegeven, wat leidde tot het ontstaan van Vlaemsch recht, Brabandts recht, enzovoorts. Hierbij werd voortgebouwd op de lokale costumen die in opdracht van Karel V waren beschreven. In enkele gewesten, zoals Namen en Luxemburg, werden alle lokale costumen afgeschaft en werd één provinciaal gewoonterecht gedecreteerd. In andere, zoals Henegouwen en Artesië, bestond één provinciaal gewoonterecht boven de lokale costumen. In Vlaanderen en Brabantbleef echter een grote diversiteit aan costumen bestaan. Het Vlaams recht kende opgetekende costumen van 227 gewoonterechtsgebieden waarvan er 37 gehomologeerd waren. Voor Brabants recht waren deze cijfers respectievelijk 124 en 8. In sommige gewoonterechtsgebieden hadden de costumen het karakter van een echt wetboek, de costume van Antwerpen bijvoorbeeld (niet gehomologeerd) telde 3832 artikelen. De meeste waren echter veel bescheidener van opzet. Een gevolg van het vastleggen van het gewoonterecht was dat de rechtszekerheid weliswaar toenam, maar dat de rechtsregels niet langer evolueerden, waardoor het gewoonterecht een zeer conservatief karakter kreeg.[9]

      Moderne tijd

      In de moderne tijd werd het versnipperde en onvolledige gewoonterecht in de landen van het West-Europese vasteland afgeschaft. Na de val van het ancien régime voerde elk land een voor het gehele land geldende wetgeving in, voornamelijk gebaseerd op Romeins recht. Het zo ontstane rechtssysteem, met de wet als belangrijkste rechtsbron, wordt Continentaal recht genoemd.

      Engeland 

      In Engeland verliep de ontwikkeling geheel anders. Na de slag bij Hastings slaagden de Engelse koningen er in hun machtspositie te bestendigen door de gewesten tot een eenheid om te vormen. Een belangrijk element daarin was homologatie van de lokale costumen (local customs), een proces dat in Engeland wel slaagde. In opdracht van de koninklijke hofraad (curia regis) creëerden rechters in de loop der eeuwen met succes een gemeenschappelijk rechtsstelsel voor geheel Engeland, het Common law-systeem. Dit stelsel, dat is gebaseerd op gewoonterecht (customary law) en algemene rechtsbeginselen, kent ook aanvullend wettenrecht (statute law). De belangrijkste rechtsbron in het Common law-systeem is de rechtspraak (case law) en daarmee domineert de casuïstiek de gerechtelijke procedure. Bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk werd dit rechtssysteem van kracht voor het gehele grondgebied.

      Huidige situatie

      In een aantal landen komt gewoonterecht nog steeds voor, met name in ontwikkelingslanden. Ook in de Scandinavische landen is gewoonterecht nog steeds een belangrijke rechtsbron. Het Common law-systeem van het Verenigd Koninkrijk is door de andere Angelsaksische landen overgenomen, veelal vermengd met elementen uit het Continentaal recht. Het Rooms-Hollands recht wordt nog steeds toegepast door de rechtbanken van Zuid-Afrika (en de buurlanden Lesotho, Swaziland en Namibië), Zimbabwe, Guyana, Indonesië en Sri Lanka, zij het dat het Common law-systeem er grote invloed op uitoefent.

      Een hedendaagse vorm van gewoonterecht vindt men in het internationaal recht, waar gewoonterecht behoort tot de hoofdbronnen van het recht, samen met het verdrag. Gewoonterechtelijke regels worden daarbij gevormd doordat staten en andere volkenrechtelijke verbanden zich in de praktijk naar die regel gedragen vanuit een gemeenschappelijke rechtsovertuiging. In het internationaal recht wordt deze overtuiging opinio juris genoemd.

       

      NuNS

      PRIESTS

      JUDGES

       

      What is the DIFFERENCE:

      NONE

      What are they?

      They are ALL BAAL PRIEST

       

      2Kings 23:
      5 And he put down the idolatrous priests, whom the kings of Judah had ordained to burn incense in the high places in the cities of Judah, and in the places round about Jerusalem; them also that burned incense UNTO BAAL, to the sun, and to the moon, and to the PLANETS, and to all the host of heaven.


      James 2:
      5 Hearken, my beloved brethren, Hath not God chosen the poor of this world rich in faith, and heirs of the kingdom which he hath promised to them that love him?
      6 But ye have despised the poor. Do not rich men oppress you, and draw you before the judgment seats?
      7 Do not they blaspheme that worthy name by the which ye are called?
      8 If ye fulfil the royal law according to the scripture, Thou shalt love thy neighbour as thyself, ye do well:
      9 But if ye have respect to persons, ye commit sin, and are convinced of the law as transgressors.
      10 For whosoever shall keep the whole law, and yet offend in one point, he is guilty of all.
      11 For he that said, Do not commit adultery, said also, Do not kill. Now if thou commit no adultery, yet if thou kill, thou art become a transgressor of the law.

       

      Isaiah 1:
      And the destruction of the transgressors and of the sinners shall be together, and they that forsake the LORD (YHWH) shall be CONSUMED.

       

      Ezekiel 44:
      23 And they shall teach my people the difference between the holy and profane, and cause them to discern between the unclean and the clean.
      24 And in controversy they shall stand in judgment; and they shall judge it according to MY JUDGMENTS: and they shall keep MY LAWS and MY STATUTES in all mine assemblies; and they shall hallow MY SABBATHS.
      25 And they shall come at NO DEAD PERSON to defile themselves: but for father, or for mother, or for son, or for daughter, for brother, or for sister that hath had no husband, they may defile themselves.

       

      Exodus 19:
      5 Now therefore, if ye will obey MY VOICE indeed, and keep MY COVENANT, then ye shall be a peculiar treasure unto me above all people: FOR ALL THE EARTH IS MINE:
      6 And ye shall be unto me A KINGDOM OF PRIESTS, and AN HOLY NATION. These are the words which thou shalt speak unto THE CHILDREN OF ISRAEL.

       

      Genesis 26:
      5 Because that Abraham obeyed MY VOICE, and kept MY CHARGE, MY COMMANDMENTS, MY STATUTES, and MY LAWS.

       

      Matthew 18:6 (KJV)

      6 But whoso shall offend one of these little ones which believe in me, it were better for him that a millstone were hanged about his neck, and that he were drowned in the depth of the sea.

       

      Deuteronomy 4:
      1 Now therefore hearken, O Israel, unto the statutes and unto the judgments, which I teach you, for to do them, that ye may live, and go in and possess the land which the LORD God of your fathers giveth you.
      2 Ye shall not add unto the word which I command you, neither shall ye diminish ought from it, that ye may keep the commandments of the LORD your God which I command you.
      3 Your eyes have seen what the LORD (YHWH) did because of Baalpeor: for all the men that followed Baalpeor, the LORD (YHWH) thy God hath destroyed them from among you.

       

      Matthew 6:
      24 No man can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon.

       

      Luke 16:
      9 And I say unto you, Make to yourselves friends of the mammon of unrighteousness; that, when ye fail, they may receive you into everlasting habitations.
      11 If therefore ye have not been faithful in the unrighteous mammon, who will commit to your trust the true riches?
      13 No servant can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon.

       

      Matthew 22:

      15 Then went the Pharisees, and took counsel how they might entangle him in his talk.

      16 And they sent out unto him their disciples with the Herodians, saying, Master, we know that thou art true, and teachest the way of God in truth, neither carest thou for any man: for thou regardest not the person of men.

      17 Tell us therefore, What thinkest thou? Is it lawful to give tribute unto Caesar, or not?

      18 But Jesus perceived their wickedness, and said, Why tempt ye me, ye hypocrites?

      19 Shew me the tribute money. And they brought unto him a penny.

      20 And he saith unto them, Whose is this image and superscription?

      21 They say unto him, Caesar's. Then saith he unto them, Render therefore unto Caesar the things which are Caesar's; and unto God the things that are God's.

      22 When they had heard these words, they marvelled, and left him, and went their way.

       

      Mark 12:
      17 And Jesus answering said unto them, Render to Caesar the things that are Caesar's, and to God the things that are God's. And they marvelled at him.

       

      Luke 20:
      25 And he said unto them, Render therefore unto Caesar the things which be Caesar's, and unto God the things which be God's.

       

      Matthew 17:

      24 And when they were come to Capernaum, they that received tribute money came to Peter, and said, Doth not your master pay tribute?

      25 He saith, Yes. And when he was come into the house, Jesus prevented him, saying, What thinkest thou, Simon? of whom do the kings of the earth take custom or tribute? of their own children, or of strangers?

      26 Peter saith unto him, Of strangers. Jesus saith unto him, Then are the children free.

      27 Notwithstanding, lest we should offend them, go thou to the sea, and cast an hook, and take up the fish that first cometh up; and when thou hast opened his mouth, thou shalt find a piece of money: that take, and give unto them for me and thee.

       

      Matthew 15:

      9 But in vain they do worship me, teaching for doctrines the commandments of men.

      De grootste problemen van Nederland worden niet niet opgelost omdat we een midden kabinet hebben (dit helpt natuurlijk ook niet), maar veel erger de belangrijkste machten zoals de ambtenarij, op afstand geplaatste semi-overheden en natuurlijk de rechterlijke macht worden volledig beheerst door links Nederland.
       
      Op de dag dat Nederland zichzelf Internationaal weer eens belachelijk maakt  omdat politieke moordenaar Volkert van der Graaf na bijna twaalf jaar gevangenis straf op vrije voeten terwijl heel Nederland en de politiek daar niet achter staat komt is het misschien eens goed om stil te staan bij de laatste groep:
      De rechterlijke macht.

      Ook de uitspraak drie jaar geleden dat het openbaar ministerie vond dat er niets strafbaars door Wilders was gezegd, ondanks dat de politieke meerderheid tegen vervolging was besloot het gerechtshof, niet alleen dat Wilders vervolgt moest worden, maar deden met een "veroordelende beschikking", waarin Wilders reeds schuldig werd verklaard, in plaats van slechts de (onjuiste) conclusie te trekken dat vervolging gewenst was.

      Over de achtergronden van deze (onafhankelijke) rechters is al geschreven, maar hoe zit het nu met de benoeming van rechters in het algemeen?

      We hebben de trias politica, deze dient ervoor te zorgen dat de rechterlijke macht onafhankelijk recht kan spreken. Dat heeft Montesquieu destijds wel leuk bedacht, maar dit werkt alleen, zoals hij ook beoogde, wanneer de rechter niet meer is dan een wetstoepasser.
      Helaas is dit station in Nederland allang gepasseerd. Doordat meer en meer rechterlijke vrijheid wordt gegeven aan de uitvoering door rechters is de rechterlijke macht door o.a. jurisprudentie verworden tot een wetgevende macht.

      En wanneer de tweede kamer zich duidelijk uitspreekt voor hogere straffen bij geweldsdelicten tegen agenten, lappen de rechters dit aan hun laars en vinden € 500,- euro boete wel genoeg voor het verwonden van een agent. "Dan hadden ze maar een ander vak moeten kiezen".
      En in plaats van uit te voeren van de wet valt President Hoge Raad Geert Corstens de politiek aan en vindt hij dat rechters gelijk zijn aan de politiek: "Soms lijken zij niet te beseffen dat de rechterlijke macht de derde macht is in ons staatsbestel, niet onder- maar nevengeschikt aan de wetgevende en de uitvoerende macht." 

      Neen weledelachtbare heer Corstens, u bent verre van democratisch gekozen en dient de wet toe te passen. Indien de politiek wenst dat er zwaarder wordt gestraft en dit is niet onwettig, dan dient u dit uit te voeren. U lijkt zich niet te beseffen dat U slechts een onafhankelijke macht bent om oneerlijke processen te voorkomen. De hoogte van de gemiddelde strafmaat is aan de politiek, niet aan u. U moet toepassen.

      Hoe worden de heer Corstens en kornuiten nou wel benoemd? Wie bepaald dat?
      Nou dat zit zo:
      De Leden van de Raad voor de Rechtspraak (een groepje van 5 waarvan 4 babyboomers) worden benoemd bij Koninklijk besluit. Zij op hun beurt benoemen de leden van de Selectiecommissie rechterlijke macht. Deze commissie bestaat uit mensen uit de rechterlijke macht, het bedrijfsleven het openbaar en het onderwijs, aldus de brochure van de rechtbank.

      Klinkt nog aardig (ondanks dat deze commissie ook weer niet democratisch is gekozen) en dat blijkt dan weer wanneer je de lijst bestudeerd.

      Het eerste lid uit "het bedrijfsleven" dat ik zie op de lijst is ir. S. Benayad, oud-vz. Islamitische Scholenkoepel ISBO, zijn naam prijkt ook op de deelnemerslijst van "Benoemen en bouwen" het speeltje van Doekle Tepstra tegen Wilders. Hoezo onafhankelijk?

      Een verder greepje uit de lijst die overigens grotendeels uit rechters bestaat:

      -Mevrouw Annelies Freriks, hoogleraar Dier & Recht (geen onbelangrijk onderwerp, maar 1 die in de regel wordt vervuld door onze linkse medemens), vindt dat het verhogen van gevangenisstraf bij verwaarlozing van dieren, zoals voorgesteld door minister Verburg geen zin heeft want:"rechters leggen deze straf toch niet op". Goed geselecteerd dan Annelies!

      -Mevrouw mr. D. Ghidei, lid Commissie Gelijke Behandeling, tevens ambassadeur van het Forum Democratische ontwikkeling, een gesubsidieerd groepje dat discussieavonden organiseert met thema's zoals "wie is er bang voor Geert Wilders". Mevrouw Ghidei: "Hoe democratisch is onze rechterlijke macht" misschien een leuk thema voor de volgende bijeenkomst?

      - prof. Dr. C.A. Groenendijk, emeritus hoogleraar rechtssociologie en vz Centrum voor Migratierecht Radboud Universiteit Nijmegen, ook bekend als 1 van de 18 hoogleraren die per open brief bezwaar heeft gemaakt tegen de inburgeringswet van Verdonk.

      -mw. mr. M.L. Haimé, directeur inburgering en integratie ministerie VROM, groot voorstander van de verplichte contradictie "positieve discriminatie" en (voormalig) bestuurslid Stichting Meander: "‘Wilders zet in zijn nieuwe film een aantal fragmenten achter elkaar om het gevaar van de Islam aan te tonen. Dat is pure haatzaaierij’, aldus Said Bouddouft. Hij is directeur van Stichting Meander, de organisatie in Zuid-Holland"

      -mw. mr. C.L. Knijff, Advocaat. lid werkgroep Juridische aspecten van klimaatverandering van Vereniging voor Milieurecht. Een van de vele milieuclubjes, gesubsidieerd door het ministerie van Vrom.

      -mr. H. Ouled Ali, Advocaat, voorzitter en oprichter Nederlands Ma­rok­kaans Ju­ris­ten­netwerk: "We willen het aantal Marokkaanse juristen dat in de juridische markt werkzaam is, minimaal vertienvoudigen". Tja, daar zou hij bij de selectie dan ook mogelijk wel rekening mee houden...
      Gezien de Ramadandinertjes die ze regelmatig organiseren twijfel ik ook hier aan de "schijn van belangenverstrengeling"

      - drs. D. Ramlal directeur Stichting MEE. "MEE is onafhankelijk van zorgaanbieders en andere instanties en dus alleen gericht op uw belang. De diensten van MEE worden door de overheid betaald. Voor u is het daarom gratis." 
      Nee stichting Mee, de belastingbetaler betaalt en daarom betalen ook mensen die niets met uw clubje te doen hebben daar onvrijwillig aan MEE. Dat is niet gratis. Dat deze zin op de hoofdpagina staat zegt genoeg over uw politieke gevoel: De overheid moet voor ons allen zorgen, het inzetten van belastinggeld waar burgers hard voor hebben gewerkt noemt u gratis.
      Daarnaast prominent CDA'er, voorzitter Stichting Hindoe Omroep Nederland (medeoprichter), secretaris Raad van Toezicht MTNL (Multiculturele Televisie Nederland), voorzitter Surinaams Regionaal Steunpunt voor Surinamers, lid bestuur Bedrijfsfonds voor de pers u weet wel, het clubje dat het nodig vond om ondermeer marokko.nl € 150.000,- belastinggeld toe te schuiven

      - mr. W.L.F.C. ridder van Rappard, burgemeester te Noordoostpolder, gelukkig een liberaal. Maar wel al 30 jaar burgemeester en afkomstig uit een adelijke regentenfamilie. (??? LEUGEN)

      -drs. Ehsan Turabaz, manager International Sales van Inter Ikea Systems BV, behalve mede-oprichter en voorzitter van de Foundation Friends of Afghanistan is hij sinds 2003 President van de Netherlands-Afghanistan Business Council als onderdeel van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering (NCH). Hij is tevens Honorair Consul van Afghanistan in Nederland. Lid raad van Advies Plan Nederland. Ontwikkelorganisatie Plan, welke jaarlijks zo'n 14,5 miljoen euro subsidie opstrijkt.

      mr. N. Türkkol, advocaat. Sinds 1993 werkt hij als advocaat. Zowel tijdens zijn studie als daarna heeft hij bij verschillende organisaties bestuurlijke ervaring opgedaan o.a. Turkse studentenvereniging (TSV-Landelijk) en Meldpunt Discriminatie Amsterdam. 
      Op dit moment is hij bestuurslid van Netherlands Turkey Business Association (NETUBA) en is hij voorzitter van de Raad van Toezicht van de Stichting TEMA-Nederland (TEMA-NL),welke een subsidie van bijna € 200.000,- heeft losgepeuterd voor de groene moskee....

      mw. mr. P.G.H. Westerhof, zelfstandig adviseur, tevens voorzitter van Stichting Ien Dales. Samen met wat andere PVDA'ers. Voormalig bestuurslid Nederlandse Vereniging van Vrouwen met Academische Opleiding.

      mr. M.A.P. van Haersma Buma, dijkgraaf Hoogheemraadschap van Delfland, nog een liberaal maar ook deze vastgeroest: al sinds de jaren '80 burgemeester van niet noemenswaardige gemeenten en nu troostbaantje als Hans Brinker. Naast dijkgraaf voormalig lid van Burgemeesters voor Vrede.

      Over mevrouw mw. drs. A.M. van Wagenberg, Manager Special Projects bij DSM Food Specialties, is buiten dat zij ook lid raad van toezicht van de Open universiteit is weinig te vinden.
      In het rijtje "niet rechter" prijkt verder nog een kantoordirecteurtje ING.

      Samengevat: Onze rechters bepalen grotendeels zelf wie onze nieuwe rechters worden, alleen wanneer je een duidelijk links, bij voorkeur allochtoon of milieuprofiel hebt mag je als niet rechter meedoen. Of je moet een oude regent zijn die ja knikt wanneer dit nodig is.

      Nederlandse rechters en hun organisatie achten zichzelf niet onder, niet naast maar boven de wetgevende macht.

      Rechters horen, al dan niet door de tweede kamer, verkozen te worden. Dit tast de onafhankelijkheid geenszins aan. Immers zegt een democratische benoeming niets over het ontslag.
       
      Bron: 
       

      Baal On Capital Hill (from message 'The Harbinger of Baal' #2067)

       

      Habeas corpus

      From Wikipedia, the free encyclopedia
       
      This article is about the legal term. For other uses, see Habeas corpus (disambiguation).
       

      Habeas corpus (/ˈhbiəs ˈkɔːrpəs/; Medieval Latin meaning literally "that you have the body")[1] is a recourse in law through which a person can report an unlawful detention or imprisonment to a court and request that the court order the custodian of the person, usually a prison official, to bring the prisoner to court, to determine whether the detention is lawful.[2]

      The writ of habeas corpus is known as "the great and efficacious writ in all manner of illegal confinement",[Note 1] being a remedy available to the meanest against the mightiest. It is a summons with the force of a court order; it is addressed to the custodian (a prison official, for example) and demands that a prisoner be taken before the court, and that the custodian present proof of authority, allowing the court to determine whether the custodian has lawful authority to detain the prisoner. If the custodian is acting beyond his or her authority, then the prisoner must be released. Any prisoner, or another person acting on his or her behalf, may petition the court, or a judge, for a writ of habeas corpus. One reason for the writ to be sought by a person other than the prisoner is that the detainee might be held incommunicado. Most civil law jurisdictions provide a similar remedy for those unlawfully detained, but this is not always called habeas corpus.[3] For example, in some Spanish-speaking nations, the equivalent remedy for unlawful imprisonment is the amparo de libertad ("protection of freedom").

      Habeas corpus has certain limitations. Though a writ of right, it is not a writ of course.[Note 2] It is technically only a procedural remedy; it is a guarantee against any detention that is forbidden by law, but it does not necessarily protect other rights, such as the entitlement to a fair trial. So if an imposition such as internment without trial is permitted by the law, then habeas corpus may not be a useful remedy. In some countries, the writ has been temporarily or permanently suspended under the pretext of war or state of emergency.[further explanation needed]

      The right to petition for a writ of habeas corpus has nonetheless long been celebrated as the most efficient safeguard of the liberty of the subject. The jurist Albert Venn Dicey wrote that the British Habeas Corpus Acts "declare no principle and define no rights, but they are for practical purposes worth a hundred constitutional articles guaranteeing individual liberty".[4]

      The writ of habeas corpus is one of what are called the "extraordinary", "common law", or "prerogative writs", which were historically issued by the English courts in the name of the monarch to control inferior courts and public authorities within the kingdom. The most common of the other such prerogative writs are quo warranto, prohibito, mandamus, procedendo, and certiorari. The due process for such petitions is not simply civil or criminal, because they incorporate the presumption of non-authority. The official who is the respondent must prove his authority to do or not do something. Failing this, the court must decide for the petitioner, who may be any person, not just an interested party. This differs from a motion in a civil process in which the movant must have standing, and bears the burden of proof.

       

      Social security in the Netherlands: Your Dutch social security benefits

      Foreign workers are obliged to pay social security in the Netherlands but what Dutch social security benefits can you claim – without affecting your Dutch residency?

      The Dutch social security system is one of the most comprehensive (uitgebreid) in Europe although access to the welfare system has become more restrictive in recent years, limiting access for some temporary, self-employed and fixed-term contract workers in the Netherlands. Social security benefits are also paid out based on the value of your assets and savings, such as a car or house, and owning assets over the threshold amount can nullify your right to claim benefits.

      In general, however, all foreigners who live and work in the Netherlands are required to pay into the Dutch social security system and in return can claim various government benefits, including family benefits, maternity and paternity leave, unemployment benefits, long-term care, sick leave and disability benefits. Healthcare in the Netherlands is not covered under Dutch social security, however, and all residents in the Netherlands are required to enrol with a health insurance provider on their own.

      Specific conditions apply to each benefit under social security in the Netherlands and your official documents will need to be in good order before making any claim. It's also important to check first that your Dutch residence permit rights are not affected if you apply for benefits.

      Find out if you need to pay Dutch social security and how to claim your benefits:

       

      Who has to pay Dutch social security?

      Everyone who lives in the Netherlands must pay into the Dutch social security system, regardless of employment, although a number of exceptions exist, such as working as a civil servant at an embassy or short-term contract workers. The exceptions for the Netherlands' social security are outlined on the SVB website.

      Some foreigners may be subject to pay social security in both the Netherlands and their home country, unless a social security bilateral agreement exists that enables an exemption from paying taxes in your home country. Certain bilateral agreements also make it possible to transfer or combine social security benefits, particularly if you are a European Union citizen or were an official resident in another EU state; for example, when calculating your social security benefits, time worked abroad can count towards calculating a higher benefit rate.

      The Netherlands has agreements with all countries in the European Economic Area (EEA – EU plus Iceland, Liechtenstein and Norway) plus more than 30 countries, including Australia, Canada, Chile, Israel, Croatia, Macedonia, Morocco, New Zealand, Serbia, Montenegro, Tunisia, Turkey, United States of America and Switzerland. See the full list here.

      Who can claim social security benefits?

      EEA citizens typically have the same rights to social security benefits as Dutch nationals, although no claims can be made within the first three months of moving to the Netherlands or before being hired if you came to work. Up until five years of residence in the Netherlands, however, claiming social security benefits as an EU citizen can result in the withdrawal of your right to reside in the Netherlands, which is determined on a case-by-case basis. After five years of residence in the Netherlands, social security benefits can be claimed with no risk to residence rights.

      Non-EU nationals who have a regular residency permit for a definite or an indefinite period of time also generally have the same rights to claim social security benefits as Dutch nationals. However, if your Dutch residence permit includes a condition that you do not qualify to apply to any public funds, which include social security, then claiming social security benefits could mean your residence permit is withdrawn. You can seek advice from the social security office (SVB).

      In any case, social security benefits are determined based on your income and assets, which includes everything you own such as a car, bank savings, jewellery, antiques, a holiday home or a caravan. The threshold is EUR 5,920 for single households or EUR 11,840 for family households (2016), with limits revised every six months. Owning a home also counts as an asset, although an extra limit of EUR 49,900 is allowed, which must not be exceeded by the value of your home minus the mortgage paid. If it does, in certain situations you can instead take out an equitable mortgage, where you receive benefits as a loan with your home as collateral.

      If the total value of your assets exceeds the threshold levels set by the government, you can still ask the government (SVB) to assess whether you can claim any benefits. In some cases, you may be required to use such assets (ie. selling your car) before being granted social security benefits.

      There are other conditions you will have to satisfy, depending on which social security benefit you want to claim (explained below).

      The Netherlands' social security system

      Social security in the Netherlands is divided into two strands:

      • National insurance (volksverzekeringen) is required for all those living in the Netherlands and covers social benefits.
      • Employee insurance (werknemersverzekeringen) is required for those that work in the Netherlands and provides employment-related benefits.


      The Social Insurance Bank (Sociale Verzekeringsbank, or SVB) oversees the implementation of the national insurance system, while the Institute for Employee Insurance (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, or UWV) handles unemployment benefits in the Netherlands and other work-related insurance programs.

      Residents in the Netherlands must use DigiD, an online identification system, to arrange employee and social insurance in the Netherlands and to claim benefits. To get DigiD, Dutch residents must register with their Dutch social security number (or citizen service number, burgerservicenummer or BSN) at the DigiD website.

      Residents in the Netherlands: Social insurance

      Dutch national insurance covers four areas:


      Social insurance is funded through various means, including contributions from residents and taxes. Employees in the Netherlands in salaried positions will have their contributions deducted automatically from their wage, while unemployed workers must pay separately.

      The amount you pay for Dutch social security is calculated on your income, up to a maximum contribution amount (EUR 9,490 in 2016). In 2016, rates for each particular benefit were:

      • state pension fund – 17.90 percent
      • survivor benefits – 0.60 percent
      • long-term care – 9.65 percent.

      Employees in the Netherlands: Employment social security

      When you work in a salaried position in the Netherlands, social security payments for employee insurance — required for all employed persons — are automatically deducted from your income by your employer.

      Employee benefits in the Netherlands cover three areas:


      Self-employment in the Netherlands

      With more than one million self-employed individuals (zelfstandigen zonder personeel, or ZZP) in the Netherlands, social security has become a hot topic for freelancers. Self-employed individuals are not required to be insured against sickness, unemployment or disability like salaried employees, but they do have the choice to enrol in a social security fund to cover these areas.

      Self-employed individuals can enrol with one of several insurance companies to receive employee benefits, to which they must pay individual social security contributions. Read about taxes for self-employed workers.

       

      Family benefits and child allowance in the Netherlands

      Each family with at least one child under the age of 18, including adopted and stepchildren, can receive the AKW child allowance. As of July 2016, the family allowance rates amount to:

      • EUR 197.51 for children ages 0–5
      • EUR 239.84 for children ages 6–11
      • EUR 282.16 for children up to 17 years old


      Family allowance payments are paid out each quarter.

      In addition to the Dutch child allowance, there is an additional child benefit dependent on income for low salary households. Children that do not live at home because of sickness, handicap or to follow a study program may be eligible to request double family benefits.

      Parents of children born inside the Netherlands will automatically receive a form, while expats with children born outside of the Netherlands should contact the SVB to request an application form and family allowance number.

      Maternity leave in the Netherlands

      Maternity and paternity leave in the Netherlands is handled by the Dutch social security contact UWV. Maternity leave is paid out for at least 16 weeks, though it can be extended if there are complications, while paternity leave is paid out for two days only. Those that currently receive unemployment, sickness or disability benefits may also obtain maternity leave. Read more about maternity and paternity leave in our guide to having a baby in the Netherlands.

      During maternity leave you will receive your full salary, calculated on your Dutch social security income (SV-loon) over the last 12 months, although there is a maximum daily payout of EUR 203.85. The employer generally requests paternity and maternity benefits on your behalf, although there are some exceptions such as the end of your contract during leave.

      Self-employed individuals can receive maternity leave benefits under the ZEZ regulation, with the same benefits as salaried employees. You can apply for self-employed maternity benefits at the UWV website.

      Pensions in the Netherlands

      If you have lived or worked in the Netherlands and have contributed to the social security system, you may be entitled to the AOW pension fund. How much of the state pension fund you receive depends on a number of factors, including how long you have lived and been insured in the Netherlands as well as your living arrangements. The SVB outlines pension rates on its website.

      To claim pension benefits, you must complete the form you that you will receive several months before you reach retirement age and return it to the SVB. Supplementary and private pension schemes must be claimed with the specific insurance company or pension provider. Read more in our guide to the Dutch pension system.

      Survivor benefits in the Netherlands

      The death of your partner — married or cohabitating — may entitle you to Anw survivor benefits from the Dutch government, provided your partner lived or worked in the Netherlands and you meet conditions. These benefits may also be available to children aged 21 and younger of deceased parents.

      There are some exceptions to eligibility, such as an existing terminal illness. You can check your eligibility for Dutch survivor benefits on the SVB website.

      If you were married or had a registered partnership, the SVB will automatically send a letter, along with an application form, with which you can apply for survivor benefits in the Netherlands. Cohabitating partners must request an application form for survivor benefits with DigiD.  

      Long-term care in the Netherlands

      The Long-Term Care Act (Wlz) replaced the Exceptional Medical Expenses Act (AWBZ) in 2015. This benefit entitles recipients to reimbursement for care for the elderly, handicapped or those with chronic illnesses. The type of Dutch long-term medical care depends on your personal needs but can include:

      • short- or long-term stay in an care institute
      • personal care eg. help with washing or dressing
      • medical care eg. the treatment of your illness
      • supportive care eg. help with activities such as voluntary work or sports
      • transport eg. to the hospital.


      The Care Needs Assessment Centre (Centrum Indicatiestelling Zorg, or CIZ) reviews each individual case to determine whether the person qualifies for long-term medical care in the Netherlands. Individuals may fill in an application at the CIZ website, though help with the application form can be requested at the municipality free of charge.

      Because this falls under the national Dutch social security system, long-term care in the Netherlands is covered by the contributions you already pay. However, individual contributions are also often made via the Central Administration Office (Centraal Administratie Kantoor, or CAK) in the form of a low or high contribution. The low contribution is made, for the most part, for the first six months; it amounts to a minimum of EUR 159.80 and a maximum of 838.60 per month (2016). The high contribution is set at a maximum of EUR 2,301.40 (2016) per month for long-term illness. You can calculate your approximate individual contribution at the CAK website.

       

      Unemployment benefits Netherlands

      Employees are entitled to unemployment benefits in the Netherlands if they partially or completely lose their jobs. Your employment history will determine the amount and duration of payments and certain conditions must be met, such as your availability to work and having worked for a minimum amount of time. A full list of conditions can be found on the EU website.

      If you satisfy the 'week requirement' – you have worked at least 26 of the last 36 weeks (or less in certain cases such as you are an artist or musician or not in regular employement) – you will receive three months of unemployment benefits. You may extend your Dutch unemployment benefit, however, if you meet the 'year requirement', which stipulates that in at least four of the five calendar years before unemployment you received at least 52 days of salary and worked at least 208 hours. This means, for example, that someone who worked for five years may receive five months of unemployment benefits; someone who worked for two years receives three months. The maximum duration of Dutch unemployment benefit is three years as of 2017.

      The amount of Dutch unemployment benefits you receive is based on your income from the previous 12 months before unemployment; you will receive 75 percent of this income for the first two months, after which it drops to 70 percent. The maximum benefit is EUR 203.85 per day. On the UWV website you can calculate your approximate unemployment benefits Netherlands.

      You can apply for Dutch unemployment benefit via DigiD at www.werk.nl or at an UWV WERKbedrijf office within one week of your first day of unemployment; if you know in advance when you will become unemployed, apply two weeks before your last working day. Unemployment benefits can be restricted, however, if other benefits are in operation.

      Sick leave in the Netherlands

      When an employed person becomes sick, the employer is obligated to continue paying up to 70 percent of the employee’s salary for a maximum of two years. In exceptional cases, such as when the person’s contract ends during sick leave, the employer is exempt and sick leave from the Dutch government applies.

      Sick leave benefits are calculated on your Dutch social security income, although there is a maximum benefit allowance of EUR 203.85 per day (2016). Those that become ill as a result of pregnancy or organ donation receive 100 percent of their salary.

      Even those who are not salaried employees may receive sick pay in some cases, such as employment on an interim basis, outlined on the Dutch government website. There are a variety of situations that do not qualify for sick leave, however, such as self-employment or work abroad. Self-employed or ineligible individuals may opt into voluntary insurance to cover sick leave in the Netherlands.

      After two years of sick leave, you may apply for disability benefits from your social security in the Netherlands.

      Netherlands disability benefits

      Those that have been sick longer than two years and remain at least 35 percent disabled may apply for social security disability insurance (WIA). There are two types of Netherlands disability benefits for disabled adults: the Return to Work for Partially Disabled Persons (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, WGA) and Full Invalidity Benefit Regulations (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten, IVA).

      The WGA is paid out to those who are 35–80 percent disabled and will return to work, or when more than 80 percent disabled but likely to recover. The IVA is paid to those who are at least 80 percent disabled and may never return to work. To receive Dutch disability insurance, each person is required to work as much as possible.

      WGA disability benefits are allocated as a salary-based benefit (loongerelateerde uitkering, LGU), in which you receive a temporary benefit based on your previous income, work history and the income you currently earn. The duration of the benefits depend on the amount of years you have worked. If you worked fewer than 26 out of 36 weeks prior to becoming ill, you may receive an additional income benefit (loonaanvullingsuitkering, LAU) or a continuation benefit (vervolguitkering, VVU). The LAU is distributed to those who earn at least half of what they previously earned; the VVU is for those who earn less than half.

      IVA disability benefits provide at least 75 percent of the WIA monthly salary, but people are allowed to work and earn extra income to add to their benefits.

      Self-employed people must pay into an individual insurance plan to receive disability benefits.

      For young people, Wajong disability benefits may be applicable. Wajong disability benefits are for those who, at the age of 18, already have a long-term illness or handicap; it also includes those that become disabled before the age of 30 and have followed a study program for at least six months. Recipients get 75 percent of the minimum youth salary. The Participation Act was enacted in January 2015, meaning that only young people that cannot work in the future may apply for Wajong disability benefits.

      After the 88th week that you are ill, you will receive a letter from the UWV that outlines the duration of your disability benefits, which should be saved. To apply for disability benefits in the Netherlands, you must fill out the appropriate forms no later than the 93rd week that you are sick. You may use the online disability benefits application at the UWV website, for which you need your DigiD login code and BSN.

      Social security system: Contacts


      Click
       to top of social security in the Netherlands.

      Source: 

       

      Member State law

         

      Each Member State of the European Union (EU) has its own law and legal system. Member State (MS) law can comprise both law at the national level (or national law, which is valid anywhere in a certain Member State) and laws which are only applicable in a certain area, region, or city.


      Member States publish their law in their official language(s) and it is only legally binding in this/these language(s). For information purposes, certain acts of Member State law may also be available in one ore more languages other than its official language(s).

      Databases

      Most Member States have a national database of their law - you can obtain this information by choosing one of the flags listed on the right side.

      In addition, the European N-Lex database links most of the official national databases. N-Lex is an ongoing common project managed by the European Publications Office and participating national governments. Currently, it enables you to view the law of 23 Member States.

      Furthermore, via the European Forum of Official Gazettes, you can access the websites of the organisations responsible for publishing the official gazettes of EU Member States (plus some EU candidate countries and the EFTA countries).

      From the EU perspective, many laws of the Member States actually implement EU law. In particular, this is the case for national law implementing EU directives. If you are looking for such implementing measures, by which the Member States have incorporated certain provisions of EU law, then you can use the relevant search function at the EUR-Lex database.

      Sources of law

      Member States' law derives from various sources, in particular the constitution, the statutes or legislation (which can be adopted at national, regional or local level), and/or regulations by government agencies, etc. Furthermore, judicial decisions by Member State courts can develop into case law.

      Areas of law

      Traditionally, the law of the Member States is divided into private and public law.

      • Private law or civil law is the area of law in a society that affects the relationships between individuals or groups without the intervention of the state or government.
      • Public law governs the relationship between individuals and the state, its entities and authorities, the powers of the latter and the relevant procedures. Generally speaking, public law comprises constitutional law, administrative law and criminal law. Because of the particular nature of criminal law, it can also be regarded as a category in its own right.

      To obtain detailed information on Member State law please select one of the flags listed on the right hand side.

       


      This page is maintained by the European Commission. The information on this page does not necessarily reflect the official position of the European Commission. The Commission accepts no responsibility or liability whatsoever with regard to any information or data contained or referred to in this document. Please refer to the legal notice with regard to copyright rules for European pages.

      Last update: 26/04/2016

      Source: 

       

       

      Nationaal recht - Nederland

       

      Op deze pagina vindt u informatie over het rechtsstelsel in Nederland.

      De Nederlandse regering omvat naast de ministers en hun staatssecretarissen ook de Koning. Nederland neemt hiermee een bijzondere plaats in tussen de West-Europese monarchieën, aangezien in het merendeel daarvan de koning geen deel uitmaakt van de regering. Sinds de ingrijpende herziening van de Grondwet in 1848 is Nederland een constitutionele monarchie met een parlementair stelsel.


      Rechtsbronnen

      Soorten rechtsinstrumenten - beschrijving

      De Grondwet levert het raamwerk voor de Nederlandse staatkundige organisatie en vormt de basis voor de wetgeving. Verdragen tussen Nederland en andere staten vormen een belangrijke bron van recht. Artikel 93 van de Grondwet bepaalt dat bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties rechtstreekse werking kunnen hebben in de Nederlandse rechtsorde. In dat geval gaan deze bepalingen boven Nederlandse wetten. Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing als deze niet verenigbaar zijn met die bepalingen. De regelgeving van de Europese Unie in verdragen, verordeningen en richtlijnen is daarmee een belangrijke bron van recht in Nederland.

      Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelt de verhoudingen tussen de drie Koninkrijksdelen (Nederland en de beide overzeese delen, de Nederlandse Antillen en Aruba).

      De wetten worden gemaakt op landelijk niveau.

      Via delegatie bij wet, kan de centrale overheid in algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen (nadere) regels stellen. Zelfstandige algemene maatregelen van bestuur (die niet aan een wet zijn ontleend) zijn mogelijk, maar kunnen niet gehandhaafd worden door een strafbepaling.

      Via de Grondwet hebben de lagere publiekrechtelijke organen (provincies, gemeenten en waterschappen) een regelgevende bevoegdheid.

      Algemene rechtsbeginselen hebben betekenis voor bestuur en rechtspraak. Soms verwijst de wet er met zoveel woorden naar, zoals het Burgerlijk Wetboek (de redelijkheid en billijkheid). Ook de rechter kan in zijn oordeelsvorming zich laten inspireren door de algemene rechtsbeginselen.

      De gewoonte is een aanvullende bron van recht. In beginsel geldt de gewoonte alleen als de wet ernaar verwijst, maar ook hier geldt dat de rechter de gewoonte mee kan wegen in zijn oordeel, in geval er conflicten zijn. Bij de vaststelling van strafbare feiten kan de gewoonte geen rechtsbron zijn (art. 16 Grondwet).

      De jurisprudentie is rechtsbron, omdat de betekenis van rechterlijke uitspraken verder reikt dan het concrete geval waarvoor die uitspraak gegeven is. De uitspraken van hogere rechterlijke colleges zijn richtinggevend. Die van de Hoge Raad zijn in het bijzonder gezaghebbend omdat dit rechterlijk college tot taak heeft eenheid in het recht te bevorderen. Dus in nieuwe gevallen zal de lagere rechter een uitspraak van de Hoge Raad bij zijn oordeelsvorming betrekken.

      Normenhiërarchie

      De Grondwet geeft met art. 94 aan dat sommige internationale rechtsregels het hoogst in hiërarchie staan: wettelijke bepalingen die daarmee niet verenigbaar zijn vinden geen toepassing. Uit het Europees recht zelf volgt de voorrang van dat recht op het nationale recht. Daarop volgen het Statuut, de Grondwet en de formele wetten. Deze gaan boven andere regelingen. De vaststelling van formele wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal (de volksvertegenwoordiging) gezamenlijk.

      Voorts is geregeld dat een wet alleen door een latere wet geheel of gedeeltelijk haar kracht kan verliezen. Ook, is er een algemene interpretatieregel dat bijzondere wetten boven algemene wetten gaan.

      In de continentale traditie geldt de wet als een hogere rechtsbron dan de jurisprudentie.

      Institutioneel kader

      Instellingen belast met de vaststelling van rechtsvoorschriften

      Proces van wetgeving

      De Grondwet kent niet een ‘wetgevende macht’. Wetten zijn een besluit van regering en Staten-Generaal gezamenlijk. Wetsvoorstellen kunnen worden ingediend door de regering dan wel door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Over wetsvoorstellen (en over algemene maatregelen van bestuur) adviseert de Raad van State. Bij de voorbereiding van een wetsvoorstel worden in het algemeen andere betrokkenen geconsulteerd.

      De Tweede Kamer heeft het recht van amendement. Veelal stelt de ministerraad een wetsvoorstel vast en zendt dit voor advies aan de Raad van State. De regering reageert op dit advies met een nader rapport. Vervolgens zendt de regering bij Koninklijke boodschap het -eventueel gewijzigde- wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. Gedurende de behandeling in de Tweede Kamer kan het wetsvoorstel gewijzigd worden. Na aanvaarding door de Tweede Kamer behandelt de Eerste Kamer het wetsvoorstel. Wijzigingen zijn niet meer mogelijk, de Eerste Kamer kan alleen aanvaarden of verwerpen. Na aanvaarding door de Eerste Kamer bekrachtigt het staatshoofd het wetsvoorstel en wordt het een wet.

      Juridische gegevensbanken

      Overheid.nl is het centrale toegangspunt voor alle informatie over de Nederlandse overheidsorganisaties. U krijgt hier onder meer toegang tot:

      • Officiële publicaties
      • Staatsblad, Tractatenblad en Staatscourant
      • Parlementaire documenten.

      De pagina Wet- en regelgeving van de site bevat de geconsolideerde wet- en regelgeving vanaf 1 mei 2002.

      Is de toegang tot de gegevensbank kosteloos?

      De toegang tot de website en de gegevensbank is kosteloos.

      Links

      Regering.nl, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Tweede Kamer

      Government.nl, Houseofrepresentatives.nl

      Source: 

       

      parlementair stelsel

      Landen met een parlementair systeem kunnen zowel een monarchie als een republiek zijn, men spreekt dan van resp. een parlementaire monarchie en een parlementaire republiek. Onder het parlementaire systeem ontleent de uitvoerende macht (de regering) haar mandaat aan het vertrouwen van het parlement.

      Parlementair systeem

      Het parlementaire systeem of parlementaire stelsel is een regeringsvorm waarbij de uitvoerende macht verantwoording schuldig is aan het parlement. Het parlementaire systeem wordt onderscheiden van het presidentieel systeem.

      Landen met een parlementair systeem kunnen zowel een monarchie als een republiek zijn, men spreekt dan van resp. een parlementaire monarchie en een parlementaire republiek. Onder het parlementaire systeem ontleent de uitvoerende macht (de regering) haar mandaat aan het vertrouwen van het parlement. Meestal bestaat er een volledige scheiding tussen het staatshoofd (president of monarch) en de regeringsleider (premier), die verantwoording aflegt aan het parlement.

      In een land met een parlementair systeem wordt de regeringsleider in het algemeen niet direct door het volk verkozen, wat hem immers een direct mandaat en dus meer macht zou opleveren. In landen waar dat wel gebeurt, zoals de Verenigde Staten, heeft men een presidentieel systeem. Wanneer aspecten van het parlementair en het presidentieel systeem worden gecombineerd, spreekt men van een semi-presidentieel systeem. In landen met een presidentieel systeem is de scheiding der machten vaak sterker dan in landen met een parlementair systeem: de president is er geen verantwoording schuldig aan de wetgevende macht, terwijl andersom de president de wetgevende macht niet kan ontbinden.

      Nederland en België hebben op nationaal en gewestelijk niveau een parlementair systeem. Een van de belangrijkste gebeurtenissen in de vorming van het Nederlandse parlementaire systeem was de Luxemburgse kwestie. Op het niveau van de Nederlandse Provinciale Staten en gemeenteraden heerst een minder parlementair systeem. Weliswaar kunnen staten of raden het vertrouwen opzeggen in respectievelijk de gedeputeerde staten en college van B en W, maar de mogelijkheid van deze organen om ontbinding van staten of raad aan te vragen ontbreekt.

      Landen die een parlementair systeem handhaven zijn roodgekleurd.

      Source: 

      Source: 

      Source: 

      Identiteitsfraude voorkomen met BSN

      Het BSN is in de eerste plaats bedoeld voor het contact tussen burgers en de overheid en voor overheden onderling. Organisaties buiten de overheid mogen het BSN alleen gebruiken als dat wettelijk is bepaald. Dit geldt bijvoorbeeld voor zorgverleners, zoals huisartsen, apotheken en zorgverzekeraars. Het nummer ondersteunt een foutloze uitwisseling van persoonsgegevens door overheidsorganisaties. Een organisatie is verplicht om te controleren of u en het BSN bij elkaar horen.

       

      Privacy en strafrecht: nieuwe en grensoverschrijdende verkenningen

      By Gert Vermeulen

      Source: 

       

       

      Zorgverzekeringen 2018

      Interpolis - RABOBANK

      Source: 

       

      Zilveren kruis - ABNAMRO

      Source: 

       

      Zilverenkruis  - ACHMEA

      Source:

      Source: 

       

      Orha - OHRA and DELTA LLOYD BANK

      Delta Lloyd Bank N.V.

      Source: 

       

      Coöperatie VGZ U.A.

      Source:

       

      And much more....

       

       

       

      Attorney & client

      His first duty is to the courts and the public,
      not to the client (*14) and wherever the duties to
      his client conflict with those he owes as an officer of the court in the administratiop of
      justice, the former must yield to the latter.(*14)

      An attorney owes his first duty to the court. He assumed his obligations toward it before he
      ever had a client. His oath requires him to be absolutely honest even though his client's interests
      may seem to require a contrary course. The lawyers cannot serve two masters; and the
      one they have undertaken to serve primarily is the court.

      20. The term "officer" suggests some form of principal-agent relationship between the court,
      or more broadly the judicial system, and lawyers.


      File criminal charges against judges and attorneys:

      Ordinary proceeding:
      means the regular and usual mode of carrying on a suit by due course at common law.

      Special proceeding:
      as used in statutes, is a generic term for all civil remedies in courts of justice which are not ordinary
      actions, and has been defined as a proceeding in court which was not, under the common law and equity practice, either an
      action at law or a suit in equity.

      Special proceedings:
      are of statutory origin and do not proceed according to course of common law but give new
      rights and afford new remedies.
      (They take your comon law rights away)

       

      Attorn:
      To turn over; to transfer to another money or goods; to assign to some particular use or service.

       

      British Dictionary definitions for -ey
      -ey

      suffix
      1.
      a variant of -y1, -y2

      Collins English Dictionary - Complete & Unabridged 2012 Digital Edition
      © William Collins Sons & Co. Ltd. 1979, 1986 © HarperCollins
      Publishers 1998, 2000, 2003, 2005, 2006, 2007, 2009, 2012
      Cite This Source

      Slang definitions & phrases for -ey
      -ey

      British Dictionary definitions for -y
      -y1

      suffix
      1.
      (from nouns) characterized by; consisting of; filled with; relating to; resembling: sunny, sandy, smoky, classy
      2.
      (from verbs) tending to; acting or existing as specified: leaky, shiny

      Word Origin
      from Old English -ig, -ǣg

       

      What is WARDS OF COURT?

      These are the people who have their rights and safety protected and guarded by the courts.

      To have the assistance of counsel for his defense.
      Not representation

       

      Representation of persons:
      A fiction of the law, the effect of which is to put the representative in the place, degree, or right of the person represented.
      Civ.Code La. art. 894.

       

      Propria Persona:
      It is a rule in pleading that pleas to the jurisdiction of the court must be plead in propria persona, because if pleaded
      by attorney they admit the jurisdiction, as an attorney is an officer of the court, and he is presumed to plead after having obtained leave,
      which admits the jurisdiction. (Lawes, Pl.91)

      In some jurisdictions, however, this rule is no longer recognized. 1 C.J. 255.

      A "court of record" is a judicial tribunal having attributes and exercising functions independently of the person
      of the magistrate designated generally to hold it, and proceeding according to the course of common law, its acts
      and proceedings being enrolled for a perpetual memorial.
      Case law for points of autorities.

       

      Magistrate:
      Person clothed with power as a public civil officer.
      State ex rel. Miller v. Mc-Leod, 142 Fla. 254, 194So. 628, 630.

       

      Judge:
      An officer so named in his commission, who presides in some court; a public officer, appointed
      to preside and to administer the law in a court of justice; the chief member of a court and
      charged with the control of proceedings and the decision of questions of law or discretion.
      Todd v. U.S., 15 S.Ct. 889, 158 U.S. 278, 39 L.Ed.982;
      158 U.S. 278 (15 S.Ct. 889, 39 L.Ed. 982)
      https://www.law.cornell.edu/supremecourt/text/158/278

      (They stamp on our rights common law is individual rights)

       

      Natural Law:
      This expression "natural Law," or just naturale, was largely used in the philosophical speculations of
      the Roman jurists of the Antonine age, and principles for the guidance of human conduct which, independently of enacted
      law or of the systems peculiar to any one people (not a nation, society or culture of people but one people), might be discorverd by the rational intelligence of man, and
      would be found to grow out of and conform to his nature, meaning by that word his whole mental, moral, and physical constitution.


      Actions:
      There are, however, some exceptions to the general rule. For example, there is no judicial remedy to enforce the rights
      of an individual as against a state without the state's consent;
      or of one nation as against another nation. Likewise, rights of sovereign power vested in the federal government are
      not the subject of litigation. Exceptions from the rule should not be sanctioned unless there is strong necessity for them.

      How the courts get jurisdiction of the body 

      Money:
      In usual and ordinary acceptation it means gold, silver, or paper money used as circulating medium of exchange,
      and does NOT embrace notes, bonds, evidences of debt, or other personal or real estate.
      Lane v. Railey, 280 Ky. 319, 133 S.W.2d &$, 79, 81.

      Real money:
      1. Money that has metallic or other intrinsic value, as distinguished from paper currency, checks, and drafts.
      2. Current cash, as opposed to money on account.

      Note:
      1. A written promise by one party (the maker) to pay money to another party (the payee) or to bearer.
      A note is a two-party negotiable instument, unlike a draft (wich is a three-party instrument).
      Also termed promissory note. Cf. Draft (1). [Cases: Bills and Notes28.]
      (It is a debt)

      Security Agreement:
      This instrument shall constitute a Security Agreement to the extent any of the Property constitutes fixtures, and
      Lender shall have all of the rights of a secured party under the Uniform Commercial Code as amended from time to time.

       

      Onze merken - KPN Corporate

      EDGAR Search Results

       

      Uniform Commercial Code

      Source: 

       

      Lady of Justice

      Do you see the 'As above so below' sign.

      Do you see the scriptures kept under the foot and the serpent laying next to it.

      Blind from the truth

      Roman goddess Iustitia (Justitia or Lady Justice)

      Cornucopia = Hoorn des overvloeds....mijn neus.

      Het is afgebeeld als zijn PENIS.

       

      Mythologie: Zeus (AFGOD een zoon van een van de gevallen engelen van YHWH een vrouw)

       

      De Cornucopia (Latijn; cornu (HOORN) en copia (VOORRAAD) heet in het Nederlands de Hoorn des overvloeds. Dit legendarische voorwerp, dat (zoals de naam suggereert) overvloed schonk, stamt oorspronkelijk uit de Griekse mythologie.

      Volgens de mythe is de Cornucopia de hoorn van de geit Amalthea, die Zeus zoogde op Kreta. Als dank zette Zeus haar aan de hemel als een sterrenbeeld en haar hoorn schonk de houder ervan alles wat hij of zij begeerde. (Lust)

      De Romeinen associeerden vooral hun godin Fortuna met de Hoorn des overvloeds, maar ook de godinnen van de Hoop (Spes) en de Eendracht (Concordia) werden afgebeeld met de Cornucopia. Caligula liet een sestertie slaan van hemzelf met op de keerzijde zijn drie zussen met elk een cornucopia.

       

      Source: https://en.wikipedia.org/wiki/Cornucopia

      vrouwe justitia

      Ziet u het teken 'Zo boven zo beneden'.
      Zie je de Schriften die onder de voet worden gehouden en de slang die ernaast ligt.

       

      Vrouwe Justitia is van oorsprong een Romeinse (AFGOD) godin en naderhand de personificatie van het recht. Een afbeelding van haar is vaak te vinden op gerechtsgebouwen en andere plaatsen waar vroeger recht werd gesproken. Haar Griekse tegenhangster is Themis.

      Vrouwe Justitia wordt doorgaans afgebeeld als een geblinddoekte figuur, met in haar rechterhand een zwaard en in haar linkerhand een weegschaal. Op de oudste beeltenissen is zij nog afgebeeld met onbedekte ogen.

      • De blinddoek staat voor de rechtspraak zonder aanzien des persoons, dat wil zeggen dat niet de personen worden gehoord en veroordeeld, maar slechts de feiten en daden; (Er moet niet naar aanzien [rijk versus arm] gekeken worden)
      • De weegschaal stelt de afweging van de bewijzen en getuigenissen voor, die in het voordeel of nadeel van de verdachte spreken 
      • Het zwaard staat voor het vonnis dat wordt uitgesproken; (Ephesians 6:17) WORD OF YHWH.

      Soms ligt aan haar voeten de cornucopia, de Hoorn des Overvloeds.

       

       

      Leviticus 18:
      1 And the LORD spake unto Moses, saying,
      2 Speak unto the children of Israel, and say unto them, I am the LORD your God.
      3 After the doings of the land of Egypt, wherein ye dwelt, shall ye not do: and after the doings of the land of Canaan, whither I bring you, shall ye not do: neither shall ye walk in their ordinances.
      4 Ye shall do my judgments, and keep mine ordinances, to walk therein: I am the LORD your God.
      5 Ye shall therefore keep my statutes, and my judgments: which if a man do, he shall live in them: I am the LORD.

       

      Leviticus 19:

      15 Ye shall do no unrighteousness in judgment: thou shalt not respect the person of the poor, nor honour the person of the mighty: but in righteousness shalt thou judge thy neighbour.

       

      Proverbs 20:

      10 Divers weights, and divers measures, both of them are alike abomination to the LORD.

      23 Divers weights are an abomination unto the LORD; and a false balance is not good.

       

      Exodus 23: (KJV)

      2 Thou shalt not follow a multitude to do evil; neither shalt thou speak in a cause to decline after many to wrest judgment:

      (ESV) You shall not fall in with the many to do evil, nor shall you bear witness in a lawsuit, siding with the many, so as to pervert justice,

       

      Psalm 106:

      3 Blessed are they that keep judgment, and he that doeth righteousness at all times.

       

      Amos 8:

      5 Saying, When will the new moon be gone, that we may sell corn? and the sabbath, that we may set forth wheat, making the ephah small, and the shekel great, and falsifying the balances by deceit?

       

      Exodus 23:

      6 Thou shalt not wrest the judgment of thy poor in his cause.

       

      Ephesians 6:
      17 And take the helmet of salvation, and the sword of the Spirit, which is the word of God:

       

      Hebrews 4:
      12 For the word of God is quick, and powerful, and sharper than any twoedged sword, piercing even to the dividing asunder of soul and spirit, and of the joints and marrow, and is a discerner of the thoughts and intents of the heart.

       

       

      Vrouwe Justitia – Godin en symbool van de rechterlijke macht

      Betekenis en herkomst van de aanduiding

       

      In de juridische wereld is de term Vrouwe Justitia een gevleugelde woordcombinatie. Het begrip is afkomstig uit de Romeinse mythologie die dit personage weer heeft ontleend aan de Griekse mythologie. Hoe komen we in Nederland precies aan deze term en wat is de exacte betekenis ervan?

       

      “Gerechtigheid als naakte vrouw met zwaard en weegschaal” van Lucas Cranach de Oude, rond 1537Het Nederlandse woord justitie is direct ontleend aan het Latijnse justitia (letterlijk: rechtvaardigheid of gerechtigheid) en is een verzamelterm voor de rechterlijke macht, ofwel: alle instellingen en personen die zich bezighouden met het handhaven van het recht. Volgens de Etymologiebank.nl komt justitie (als: justicie) al sinds de Middeleeuwen, specifiek het einde van de dertiende eeuw, in de Nederlandse taalgebieden voor.

       

      Wie was Vrouwe Justitia?

      In rechtsinstellingen en overheidsgebouwen is vaak het bekende beeld van Vrouwe Justitia te zien. Justitia was de Romeinse godin van de rechtvaardigheid. Als godin was zij uit de Griekse mythologie overgenomen, waarin de godin Themis dezelfde status had als godin van het recht. Vrouwe Justitia is tevens geïnspireerd door Nemesis, de Griekse godin van de wraak, die net als Justitia een weegschaal en zwaard droeg.

      Personificatie van het recht: weegschaal, zwaard en blinddoek

      Als personificatie van het recht wordt Vrouwe Justitia altijd afgebeeld met een weegschaal en een zwaard. Soms heeft ze ook een blinddoek om. Deze symbolen duiden op de rechtspraak. De weegschaap staat symbool voor het zorgvuldig afwegen van de bewijzen en argumenten. Het zwaard symboliseert de bevoegdheid van justitie om te mogen oordelen en het recht om een vonnis uit te spreken. Figuurlijk hakt een rechter of jury aan het eind van een rechtszaak de knoop door. Tegelijk draagt de overheid het zwaard vanwege zijn geweldsmonopolie en – zoals de Bijbel meldt – ‘om de doodslag te weren’.

       

      Source: https://historiek.net/vrouwe-justitia-betekenis-herkomst/94652/

       

      Source:

      NEDERLAND IS GEEN DEMOCRATIE

      • Nederland noemt zich graag en veel een democratisch land. Maar dat is geheel ten onrechte. Zolang het staatshoofd op grond van geboorte in plaats van door het volk gekozen is, is er geen democratie. Het is pertinent ondemocratisch dat iemand die door erfopvolging meebeslist bij staatszaken. De majesteit dient alle kabinetsbesluiten , grondwetswijzigingen e.d. ter goedkeuring te tekenen. We zien het nu weer: bij kabinetsformaties krijgt de enige persoon die NIET democratisch gekozen is, de belangrijkste beslissende rol. Daarbij dient de gekozen volksvertegenwoordiging bij aanstelling in de kamer onvoorwaardelijke trouw aan de vorst(in) te beloven. Wie dit democratisch noemt, kent de definitie van het woord niet. Democratie gaat uit van het gelijkheidsbeginsel. Iedereen heeft evenveel rechten en plichten, waar het vergelijkbare omstandigheden betreft. Zolang men een bepaalde familie (koningshuis) ontheft van de algemeen geldende plichten (belasting betalen bijvoorbeeld en de mogelijkheid te straffen voor laakbaar gedrag zoals verkeersboetes, oplichting, aanname steekpenningen enz) en in plaats daarvan juist talloze privileges (levenslang gratis vliegen, erebaantjes, zeer riante toelagen enz. enz. enz.) toekent, is het gelijkheidsbeginsel uiteraard ver te zoeken. Bovendien is de burger ook nog eens gewaarschuwd voor eventuele sancties t.a.v. mogelijke ' majesteitsschennis' . Zolang dit systeem, verankerd in de grondwet, niet wordt afgeschaft, zal Nederland geen ware democratie zijn. (bron: https://www.startpagina.nl/v/maatschappij/politiek-overheid/vraag/85791/leven-nederland-democratisch-land-soort/)

       

       

      Door gastauteur Ronald Reuderink

      Soms is er een referendum in Nederland. Zo stemde het Nederlandse volk op 1 juni 2005 met 61,6 % tegen de Europese Grondwet. De opkomst was 63,3 %. Best een overtuigend nee dus. Maar de Tweede Kamer besloot in 2008 geheel niet in enige democratische geest te handelen, en stemde voor Het Verdrag van Lissabon, wat feitelijk diezelfde Europese Grondwet was:

      CDA, ChristenUnie, D66, GroenLinks, PvdA en de VVD stemden vóór; SP, PVV, SGP, Partij voor de Dieren en Verdonk stemden tegen.

      De Kamer had opnieuw een referendum kunnen uitroepen, maar besloot dat niet te doen. Ach, we hadden toch verkiezingen gehad? Zo werkt de democratie in dit land: U stemt bij verkiezingen die niet of nauwelijks over concrete inhoud gaan op de meestal niet democratisch gekozen gezichtsbepalende leiders van partijen die vervolgens tegen uw belang in handelen. Zo ging het bij het referendum over de Europese grondwet wel heel concreet.

      Ronald Reuderink verbaast zich al lang over de wankele democratische staat van ons land.  Hij schreef hier al in 2014 een uitgebreid en grondig stuk over, dat ik hier op zijn verzoek met genoegen nog eens herplaats.

      Ronald liet me nu weten:

      Deze lange tekst van mij gaat over democratie, grondwet en referenda in hun samenhang. Ik toon hierin aan dat in Nederland al decennia mogelijk is om de grondwet buiten de kiezers om te veranderen. Een tweede kwestie is: Wat zijn nu de echte democratische partijen? De partijen die voor bindende referenda zijn, zeker bij veranderingen van de grondwet? Of de partijen die stellen dat de burgers te dom zijn om over bijvoorbeeld het EU-referendum en nu het Oekraïnereferendum te oordelen en te stemmen?  Nederland begint echt op een Dictatuur van het van het Politiciaat te lijken, zij het een milde autoritaire vorm.

      Hieronder de longread van Ronald Reuderink. (JN)

       

       Is Nederland een representatieve democratie?

       

      door Ronald Reuderink.

      Politici in Nederland zeggen dat Nederland een representatieve democratie is. Dat roept een paar vragen op. En wel wat is een  representatieve democratie? Wat is het essentiële, het wezenlijke van zo’n democratie? En voldoet Nederland hier goed aan?

      Wat is een representatieve democratie?

      Een representatieve of indirecte democratie is een regeringsvorm waarbij de bevolking een aantal vertegenwoordigers kiest die het bestuur uitvoeren. Dat houdt in dat regering en parlement (bestaande uit de door de kiezers gekozen volksvertegenwoordigers) wetten mogen maken én dat de regering mag regeren, besturen zolang zij de steun heeft van het parlement; en wat betreft Nederland tot de volgende Tweede Kamerverkiezingen. Een door verkiezingen vernieuwde Eerste Kamer kan overigens voor een regering in bepaalde gevallen ook problematisch zijn. (En soms komt er zelfs een regering die bij aantreden al niet op een vanzelfsprekende meerderheid in de Eerste kamer beschikt).

      Wat is wezenlijke van zo’n democratie?

      Voor (de legitimiteit van) een representatieve democratie is het wezenlijk, essentieel dat het regeren, besturen en het maken van de wetten binnen het kader van de grondwet gebeurt. En wel, omdat zo’n land met een representatieve werkwijze inderdaad een democratie is en blijft. Anders geformuleerd: de noodzakelijke basis van deze vorm van democratie is dat de grondwet (mede) van de burgers, de kiezers moet zijn en blijven. Omdat de bevolking dankzij de grondwet en alleen binnen het kader van de grondwet de volksvertegenwoordigers (het parlement) en daarmee de regering toestemming geeft om wetten te maken, te regeren en besluiten te nemen.  Conclusie: Om de grondwet te wijzigen moeten de burgers, de kiezers, er dus op zijn minst over meebeslissen.

      In Nederland kan dat gebeuren doordat eerst zowel de Tweede als de Eerste Kamer een voorstel tot grondwetswijziging in eerste ronde aannemen. Daarvoor is in beide Kamers minimaal een gewone meerderheid (dus minstens de helft plus één stem) voor nodig. Vervolgens komen er Tweede Kamerverkiezingen, waardoor de kiezers, burgers over een eventuele grondwetsverandering mee kunnen beslissen via hun keuze op partijen die voor respectievelijk tegen die grondwetswijziging zijn. Vervolgens moeten de vernieuwde Tweede Kamer alsmede de Eerste Kamer beiden met minimaal 2/3 meerderheid het voorstel tot grondwetswijziging aannemen. Is dat het geval, dan zal deze grondwetswijziging na nog een paar staatsrechtelijke handelingen (ondertekening door de koning en een of meer ministers en publicatie) rechtsgeldig zijn.

      Nadeel van de Nederlandse methode om de grondwet te wijzigen

      Het nadeel van deze methode is dat er veel meer zaken bij een dergelijke Tweede Kamerverkiezingen een rol spelen. Een kiezer kan voor het gewone besturen van het land voor een partij A zijn en tegen partij B. Echter die partij is voor de grondwetswijziging terwijl die kiezer er op tegen is, net als partij B. Dus staat de kiezer voor een dilemma partij A of partij B kiezen. Daarbij komt het probleem dus ook in de media veel meer zaken bij een dergelijke Tweede Kamerverkiezingen aan bod komen dan het voorstel tot grondwetswijziging. Dat voorstel kan zelfs door die gewone verkiezingszaken ondergesneeuwd raken. Dat kan nog verergerd worden indien de media andere zaken erbij halen, bijvoorbeeld er een wedstrijdje “wie wordt de premier van Nederland” van maken.

      De Deense methode

       

      Denemarken heeft een  representatieve democratie, maar voor belangrijke beslissingen op het niveau van grondwetswijzigingen moet een bindend referendum gehouden worden (bijvoorbeeld over toetreding tot de EU, en over de invoering van de euro). Dan beslissen dus de kiezers (de bevolking) en niet de regering en het parlement (de volksvertegenwoordigers). Het voordeel is dat zo’n bindend referendum leidt tot alleen een discussie over de voor- en nadelen van het referendumpunt; en niet kan worden ondergesneeuwd door andere zaken én dat het de kiezer ook niet voor bovengenoemd dilemma plaatst. Natuurlijk spelen bij de discussies in de aanloop naar het referendum de politieke partijen, parlementsleden (de volksvertegenwoordigers) en leden van de regering ook een belangrijke rol.

      Er zijn mensen die een dergelijk bindend referendum niet vinden passen bij een representatieve democratie, omdat volgens hen alleen de gekozen volksvertegenwoordigers mogen beslissen; en een bindend referendum is juist een vorm van directe democratie. Echter de representatieve democratie kan alleen legitiem als democratie functioneren indien de volksvertegenwoordigers en de regering binnen het kader van de door de bevolking aanvaarde grondwet functioneren. Indien de gekozen volksvertegenwoordigers (het parlement) en regering buiten de kiezers (de bevolking) om de grondwet kunnen veranderen en dat ook doen, dan is de representatieve democratie wettig en logisch gezien geen (echte) democratie meer.

      Wat Nederland betreft kan de volgende situatie zich voordoen: indien een voorstel tot grondwetswijziging in eerste ronde is aangenomen, maar in de daarop volgende Tweede Kamerverkiezingen niet, nauwelijks of weinig aan bod is gekomen in de verkiezingsdiscussies en -campagnes, en vervolgens door Tweede en Eerste Kamer met minstens 2/3 meerderheid in twee rondes wordt aangenomen dan is het wel formeel wettig gebeurd, maar feitelijk doet het ernstig afbreuk aan de noodzakelijke basis van de representatieve democratie, dat de grondwet van de burgers, de bevolking, is. Je kunt dan vraagtekens stellen bij de legitimiteit van de democratie. En het kan leiden tot een legitimiteitscrisis. Naast bovengenoemd praktische probleem zijn er meer zaken in Nederland die de aandacht vragen wanneer politici zeggen dat Nederland een representatieve democratie is.

      1.Wetten aan nemen die in strijd zijn met de grondwet.

      In Nederland kan het parlement  wetten aannemen die (deels) in strijd zijn met de grondwet. De Raad van State kan een afkeurend advies over degelijke wetten geven, maar kan ze niet tegen houden. Overigens heeft deze adviserende Raad van State over de tweede versie van de EU-grondwet (die op wat symbolische zaken na niet afweek van de eerste) namelijk het Verdrag van Lissabon, niet gesteld dat zo’n verdrag (in wezen een grondwet) net als een procedure voor een grondwetswijziging in twee ronden moet, waarbij de burgers dan dus dankzij de Tweede Kamerverkiezingen mee hadden kunnen beslissen over zo’n fundamentele zaak. Dat kon wel als een gewoon verdrag aangenomen worden. Dus in ieder geval in deze zaak komt zelfs dit adviserende orgaan niet op voor de grondwet en de representatieve democratie. Trouwens de Nederlandse rechters mogen deze grondwet schendende wetten niet aan de grondwet toetsen. Zij moeten deze wetten gewoon toepassen en handhaven.

      2.Soevereiniteitsschendende internationale verdragen aannemen met een gewone meerderheid

      In Nederland kan het parlement in samenwerking met de regering internationale verdragen, die delen van onze soevereiniteit aan een internationale organisatie overdragen en eventueel niet al te opvallende grondwetsveranderingen, aannemen (ratificeren) met een gewone meerderheid (minimaal de helft plus één). Een deel van deze verdragen, zoals bijvoorbeeld EU-verdragen, zijn algemeen verbindend. Dat betekent dat de bepalingen van zo’n verdrag voorgaan op Nederlandse wetten en de Nederlandse grondwet. Dat geldt ook voor het volgende punt, punt 3. De Nederlandse rechter moet bij een conflict, botsing tussen Nederlandse wetgeving en de bepalingen van een algemeen verbindend verdrag, (ver)oordelen volgens die verdragsbepalingen.  

          

      3.De truc met eenmalige 2/3 meerderheid

      Indien een  verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaken, kunnen de Kamers de goedkeuring alleen verlenen met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen. (Artikel 91 lid 3 van de grondwet). Hierbij kan men twee soorten kanttekeningen plaatsen. Ten eerste een algemene: wie bepaalt dat een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken? De regering? Een gewone meerderheid in de Tweede Kamer (of in de Eerste Kamer)? Hoe grondig wordt dat verdrag door de  (medewerkers van) de Tweede Kamer bestudeerd om te voorkomen dat de regering, wanneer die voor zo’n verdrag is, het verdrag laat aannemen met een gewone meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer?

      Ten tweede: dit past niet bij een representatieve democratie. Op deze wijze kunnen politici de grondwet gewoon buiten de burgers (de bevolking) om beslissen; door dergelijke verdragen aan te nemen. En tegen de burgers kunnen de politici zeggen dat het met twee derde meerderheid is gebeurd en dan is het toch goed. Hierbij suggererend dat het tijdens de tweede stemronde van een gewone grondwetswijziging is gedaan. Terwijl dat niet waar is. Het is tijdens de eerste stemronde gebeurd; en de burgers hebben dus niet mee mogen beslissen.

      Er zit zelfs nog een cynischer aspect aan. Stel nu, dat het in de Tweede Kamer met 105 stemmen is aangenomen en 45 stemmen tegen. Dan heeft meer dan twee derde van de Kamerleden vóór gestemd. Dus het verdrag wordt geratificeerd. Echter een deel van de kiezers die op voorstemmende partijen hebben gestemd zijn woest en stemmen de volgende Tweede Kamerverkiezingen op tegenstemmende partijen, zodat de verhouding 95 voor en 55 Kamerleden tegen wordt. Indien volgens de grondwijzigingsprocedure in twee ronden (en dus met verkiezingen) was gewerkt, zou dit verdrag niet aangenomen zijn. (En een verschuiving van 10 zetels is echt een reële mogelijkheid). Sterker nog, deze minderheid van meer dan 1/3 van de burgers die in zo’n -bij een representatieve democratie passende procedure- de zaak hadden kunnen afwijzen, kan de procedure niet terugdraaien, want dan hebben ze een twee derde meerderheid nodig.

      N.B. Door deze artikel 91-procedure  van de grondwet kan Nederland, dankzij de waan van het moment, een onbezonnen, maar wel fundamenteel, besluit nemen. Er staat geen rem op, opdat men de zaak nog eens goed kan overdenken en voor- en nadelen rustig kan afwegen. Dus de gewone procedure voor een grondwetswijziging (met bijbehorende Tweede Kamerverkiezingen) is niet alleen democratischer, maar ook een betere, want veiliger, procedure. Dat  had waarschijnlijk voorkomen dat het Verdrag van Lissabon door ons parlement moest worden aangenomen met behulp van de tekst van de concept-EU-grondwet en een lijst met wijzigingen erop. Een gewone doorlopende verdragstekst was er niet. Waar was de brand? De grote gevaarlijke uitslaande brand die onmiddellijk door het Verdrag van Lissabon moest worden geblust? Die was er niet! 1.)

      Voorbeelden van de gevolgen van de truc met eenmalige 2/3 meerderheid

      De regering en het parlement kunnen Nederland opheffen en laten aansluiten bij Duitsland, met behulp van een verdrag met Duitsland. Dat kan binnen een halfjaar buiten de bevolking geregeld worden dankzij deze eenmalige 2/3 meerderheid. Alleen het parlement van Duitsland kan dit dan nog tegenhouden, indien zij Nederland er niet bij wil hebben als Bundesland. In plaats van aansluiten bij Duitsland kan de regering en het parlement besluiten om Nederland te laten aansluiten bij Frankrijk, met behulp van een verdrag met Frankrijk. Alle Nederlanders moeten dan in alle contacten met de overheid en op school Frans gebruiken. Niet iedere Nederlander zal daar even gelukkig mee zijn.

      N.B. Het argument dat de regering en het parlement dit nooit zullen doen is een nonsens-argument. De grondwet moet zo zijn dat zoiets niet buiten de burgers (kiezers) om kan gebeuren.

      Een ander theoretisch voorbeeld. In 2014 weer eens Tweede Kamerverkiezingen. Op dat moment is nog niets bekend van een EU-plan “Eindelijk alle macht naar de EU”. Dat plan/verdrag wordt pas in 2015 bedacht, en wordt in 2016 aangenomen door de EU en het EU-parlement; en vervolgens in 2017 door de Nederlandse regering, en 2/3 van de  Tweede Kamer en 2/3 van de Eerste Kamer, waarbij de onafhankelijkheid van Nederland is afgeschaft. Nederland wordt dan slechts een soort provincie van de EU.

      Het Nederlandse leger, marine en luchtmacht vallen uitsluitend onder het gezag van de EU. Dat geldt ook voor de  Nederlandse politie, OM en rechterlijke macht. In het verdrag is ook geregeld dat iedereen (zoals militair, politieambtenaar, rechters enz.) die hier bezwaar tegen maakt op staande voet oneervol wordt ontslagen. Mensen die zich hier echt tegen verzetten en verzet organiseren worden opgepakt wegens landverraad. Oh nee, dat klinkt erg nationalistisch. Ze worden opgepakt wegens EU-verraad, verraad tegen het door ieder weldenkende mens gekoesterde ideaal van een Verenigd Europa waardoor er nooit meer oorlog zal zijn en altijd democratie, rechtstaat en vervulling van andere Europese waarden, rechten en vrijheden. En in 2018 mogen de Nederlanders (althans de niet-EU-verraders) weer een Nederlands parlement of misschien provinciale staten kiezen. Want ja, de EU blijft natuurlijk democratisch. Een erg vreemd scenario vindt U? Inderdaad, maar nu komt er een serieus punt. Dit scenario is praktisch gezien echt mogelijk. Onze grondwet blokkeert dit niet. Dit kan echt buiten de Nederlandse kiezer om. En dat Nederland een dergelijke grondwet heeft is eigenlijk nog veel vreemder dan bovenstaand erg vreemde scenario. 2.)

      En voldoet Nederland goed aan de criteria van een representatieve Democratie?

      Nederland heeft een formeel juiste procedure voor een grondwetswijziging in twee ronden met Tweede Kamer verkiezingen, waardoor de bevolking meebeslist. Maar praktisch gezien is er geen garantie dat tijdens die verkiezingen die grondwetsprocedure voldoende aandacht krijgt. Fout is, dat in Nederland wetten en verdragen kunnen worden aangenomen die in strijd met de grondwet zijn, en dat daar door de bevolking feitelijk niets tegen gedaan kan worden tot de volgende verkiezingen.

      Het verschil tussen Nederland en Duitsland is op dit punt schrijnend. In Duitsland kunnen organisaties en burgers het Grondwettelijke Gerechtshof te Karlsruhe vragen om een wet of een verdrag aan de Duitse grondwet te toetsen. Indien het Hof vaststelt dat zo’n wet of verdrag in strijd is met de grondwet dat wordt die wet of het verdrag ongrondwettig verklaard en dus buiten werking gesteld. Ook kan het Hof vaststellen dat een verdrag alleen toelaatbaar is volgens de grondwet indien het aan bepaalde eisen voldoet. Indien niet aan die eisen wordt voldaan, mag dat verdrag niet geratificeerd worden en is het dus voor Duitsland buiten werking gesteld.

      En in Nederland kan dus een wet die in strijd is met de Nederlandse grondwet door het parlement met gewone meerderheden (de helft plus één) aangenomen worden buiten de kiezer om. Erger, de eenmalige 2/3 meerderheid procedure bij het aannemen/ratificeren van verdragen gaat niet alleen buiten de kiezer, de bevolking, om maar kan ook na volgende Tweede Kamerverkiezingen nauwelijks teruggedraaid worden.

      Kortom Nederland is geen representatieve democratie. Wat Nederland wel is? Ik weet het niet. Misschien een soort dictatuur van het politiciaat?

       

      Noten:

      1.) En het enige echte probleem dat er wel was, namelijk dat de Europese Commissie door het toenemend aantal EU-landen onwerkbaar groot werd, heeft men met een aantal verdragen waaronder het Verdrag van Lissabon NIET kunnen oplossen, terwijl er wel steeds meer macht naar de EU ging, dat lukte wel.

       

      2.) En wat heet vreemd? Stel dat iemand in 2001 vlak voor de invoering van de euro de volgende zaken beweerd zou hebben:

       

      1.Dat Griekenland en Italië in grove strijd met de Stabiliteits- en Groeipact, én met verdragen als die van Maastricht en de EMU zouden toetreden tot de Euro en dat met zwaar gemanipuleerde data. Dat alleen daardoor een toekomstige eurocrisis zeker was (alleen het hoe en wanneer was nog niet duidelijk).

       

      2.Dat wat betreft Italië een persoon die meegewerkt heeft aan gesjoemel om te zorgen dat Italië tot de euro kon toetreden later directeur van de ECB (de Europese Centrale Bank) zou worden.

       

      3.Dat mogelijk de meest essentiële bepaling in alle Verdragen i.v.m. de Euro, namelijk dat elk Eurozone land zelf volledig verantwoordelijk is voor zijn financieel-monetaire beleid en dus ook gewoon failliet kan gaan ZONDER dat de andere Eurolanden daarbij ook maar op enigerlei wijze bij betrokken worden, laat staan er financieel voor zouden moeten betalen om faillissement van dat land te voorkomen, onmiddellijk afgeschaft zou worden op het moment dat een eurozoneland ook echt dreigde failliet te gaan..

       

      4.Dat door de EC (Europese Commissie) respectievelijk de EU m.b.v. deze Eurocrisis de Eurozonelanden zou dwingen steeds meer fundamentele bevoegdheden aan de EU af te staan. Dat dit mede mogelijk zou worden gemaakt omdat de EC, EU een beleid ging voeren waarbij alle EU-landen (dus ook de eurozonelanden) zich niet op hun bij EU-verdrag geregelde vetorecht mochten beroepen en wanneer ze dat wel deden, scherp werden veroordeeld; en dat de EC respectievelijk EU tevens met trucs de verdragen aanpasten. Terwijl tegelijkertijd het EU-verdrag, waarbij de tweede parlementszetel in Straatsburg wel een heilig recht blijkt te zijn (heiliger dan die vetorechten) en Frankrijk niet door de EU en de EC hiervoor scherp werd veroordeeld, waarna men de gewenste verandering er toch doordrukte. All EU-countries are equal, but some are more equal then others, and one is the most equal.

       

      Iemand die dit allemaal in 2001 in Nederland zou hebben gezegd, zou voor gek verklaard zijn, in ieder geval door de EC, de EU, de Nederlandse eurofielen en het overgrote deel van de Nederlandse massamedia. En toch zijn al deze voorspellingen (plus meer kwalijke zaken) uitgekomen. De laatste jaren heeft Nederland daarbij trouwens al grondwettelijke zaken gedeeltelijk overgedragen aan de EU zonder dat de bevolking, de kiezer hierover heeft mogen meebeslissen. Het gaat o.a. om mogelijk het meest wezenlijke, essentiële recht van een parlement, namelijk het budgetrecht.

      In een representatieve democratie was dit absoluut niet mogelijk geweest.

       

       

      Artikel 104: Belastingen
      Grondwet van 2018
      Hoofdstuk 5: Wetgeving en bestuur
      Paragraaf 2: Overige bepalingen
      103
      Artikel 104
      105
      Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld.

      In andere talen:
      English Français Deutsch Español
      Les impôts de l'État sont perçus en vertu d'une loi. Les autres prélèvements de l'État sont réglés par la loi.

      Inhoud
      Toelichting
      Formele toelichting
      In eenvoudig Nederlands
      Ontwikkeling artikel
      1.
      Toelichting
      Belastingheffing en andere heffingen moeten altijd een wettelijke grondslag hebben.

      2.
      Formele toelichting
      Artikel 104 verzekert dat alle heffingen van het Rijk, onder welke benaming ook, op een wettelijke grondslag berusten.

      In dit artikel is door het gebruik van de woorden 'uit kracht van een wet' de enige uitzondering te vinden die in de Grondwet wordt gemaakt op de terminologie die gebruikt wordt als het gaat om de geoorloofdheid van delegatie (de bevoegdheid van de wetgever regelgeving over te dragen aan lagere regelgevers).

      Deze terminologie brengt met zich, dat ter zake van de heffing van belastingen van het Rijk de delegatiebevoegdheid slechts met bijzondere terughoudendheid door de wetgever mag worden gehanteerd.

      3.
      In eenvoudig Nederlands
      De rijksoverheid mag burgers verplichten belasting te betalen. In de wet kan ook staan wat burgers nog meer moeten betalen.

      Uitleg

      De rijksoverheid mag burgers verplichten belasting te betalen. Welke belastingen burgers moeten betalen, staat in de wet. Werknemers betalen bijvoorbeeld loonbelasting over het loon dat zij verdienen. Ondernemingen betalen vennootschapsbelasting over de winst die de onderneming maakt. En we betalen allemaal btw over de dingen die we in de winkel kopen. Bij sommige dingen moeten we extra belasting betalen (accijnzen), omdat de regering vindt dat die dingen ongezond zijn (sigaretten en shag, bier, wijn en sterke drank).

      Daarnaast kan de overheid burgers laten betalen voor speciale dingen. Als je in een auto rijdt, moet je bijvoorbeeld motorrijtuigenbelasting betalen. En als je naar de universiteit gaat, moet je collegegeld betalen. Dit soort 'belastingen' staat in speciale wetten.

      Bron: De Grondwet in eenvoudig Nederlands
      4.
      Ontwikkeling artikel

      1798

      Artikel 208: Belastingheffing
      Het Vertegenwoordigend Lichaam beslist, jaarlijks, na ontvang der vereischte openingen van het Uitvoerend Bewind, en van de Commissarissen der Nationaale Reekening bij het vaststellen der algemeene begrooting van Staats-Uitgaven, of de algemeene belastingen op denzelfden voet behooren te blijven, dan wel vermeerderd, of verminderd, te worden. Het voorstel hiertoe word in de eerste Kamer in overweging gebragt, uiterlijk eene Maand, nadat die begrooting zal bekragtigd zijn.

      Geene Wet, waarbij eene nieuwe belasting word ingevoerd, heeft langer kragt, dan een Jaar, indien zij niet uitdrukkelijk vernieuwd word.

       

      1801

      Artikel 57: Belastingheffing
      De tegenwoordige Belastingen zullen blyven op den voet zoo als dezelve thans in ieder der voormalige gewesten plaats hebben; zynde echter alle Wetten en Ordonnantiën dienaangaande aan herziening onderworpen, en kunnen dezelve Belastingen by het opleggen van soortgelyke algemeene worden afgeschaft of veranderd: of voor zoo verre die tot bestrijding der Departementale Uitgaven zyn aangewezen, naar gelang van derzelver vermeerdering of vermindering, door de Departementale Bestuuren, worden verhoogd of verlaagd.

      1805
      Artikel 60: Belastingheffing en staats-financiën
      De middelen van Financiën zullen aanvankelijk blijven voortduren op den voet, zooals dezelve in ieder der Departementen tegenwoordig bestaan. Het behoort echter onder de eerste en voornaamste zorgen van den Raadpensionaris, zich onledig te houden met de overweging van alles, wat strekken kan, om de Inkomsten van den Staat te vermeerderen, alle takken van Bestuur en Administratie te vereenvoudigen, en overal de strengste bezuiniging intevoeren, mitsgaders ontwerpen van Wetten voortedragen, het zij om de tegenwoordige Belastingen te verbeteren, het zij om een algemeen Systema van Financiën te doen aannemen, waar door de tegenwoordig bestaande Departementale Belastingen zouden kunnen worden vervangen.

      1814

      Artikel 117: Belastingheffing
      De Souvereine Vorst en de Staten Generaal gezamenlijk zijn alleen en bij uitsluiting bevoegd tot het heffen en regelen van belastingen.

      De belastingen, bij het aannemen dezer grondwet bestaande, blijven op denzelfden voet, tot dat er anders over beschikt worde bij de wet.

      1815

      Artikel 197: Belastingheffing
      Geene belastingen kunnen ten behoeve van 's Lands kas worden geheven, dan uit krachte van eene wet.

      1840: art 195, 1848: art 171

      1887

      Artikel 174: Belastingheffing
      Geene belastingen kunnen ten behoeve van 's lande kas worden geheven, dan uit krachte van eene wet.

      Deze bepaling is ook toepasselijk op heffingen voor het gebruik van Rijks-werken en -inrichtingen, voor zooveel de regeling van die heffingen niet aan den Koning is voorbehouden.

      1917: art 174, 1922: art 175, 1938: art 181, 1948: art 181, 1953: art 188, 1956: art 188, 1963: art 188, 1972: art 188

      1983

      Artikel 104: Belastingen
      Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld.

      1987: art 104, 1995: art 104, 1999: art 104, 2000: art 104, 2002: art 104, 2005: art 104, 2006: art 104, 2008: art 104, 2017: art 104, 2018: art 104

       

      Source: https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vkugbqveebye/artikel_104_belastingen

       

       

      Wet in formele zin excl. rijkswetten

      Wetten komen in Nederland tot stand door samenwerking van regering en Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer). We spreken dan van 'wetten in formele zin'. Indien aanpassing van de nationale wetgeving nodig is voor de implementatie van Europese wetgeving, wordt de normale formele wetgevingsprocedure gevolgd.

      De meeste wetten zijn algemeen verbindende voorschriften, dat wil zeggen dat ze voor iedereen gelden. In dat geval zijn ze tevens wetten in materiële zin. Denk bijvoorbeeld aan het Wetboek van Strafrecht. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld begrotingswetten, waarmee de begroting van een ministerie wordt goedgekeurd.

      Waar in de Grondwet het begrip 'wet' wordt gebruikt, wordt altijd de wet in formele zin bedoeld.

      Andere vormen van regelgeving

      Ministeriële regeling
      regeling van een zelfstandig bestuursorgaan

       

      Source:

       

       

      De tweede paragraaf bevat bepalingen over de regering, gevormd door de Koning en de ministers.

       

      Source:

       

      De Koning

      Nederland is een koninkrijk. Dat betekent dat een Koning het staatshoofd is of eigenlijk: het 'onschendbare deel' van de regering. Het Statuut voor het Koninkrijk bepaalt dat de Kroon van het Koninkrijk wordt gedragen door de erfgenamen van Koningin Juliana. Sinds 30 april 2013 is Willem-AlexanderKoning der Nederlanden.

      Macht heeft de Koning niet. Voor het uitvaardigen van wetten en besluiten zijn de handtekening nodig van zowel de Koning als een minister. De minister(s) zijn verantwoordelijk. De positie van de Koning en de opvolging zijn geregeld in de Grondwet, vandaar dat in Nederland sprake is van een 'constitutionele monarchie'.

      1.

      Functie

      De Koning vervult taken van staatkundige aard, zoals de ondertekening van wetten en het beëdigen van bewindslieden en commissarissen van de Koning, en taken van ceremoniële aard, zoals het ontvangen van andere staatshoofden en buitenlandse ambassadeurs en het afleggen van staatsbezoeken.

      2.

      Positie

      De Koning vormt samen met de ministers de regering. Sinds 1848 staat in de Grondwet dat de Koning onschendbaar is, en dat de ministers verantwoordelijk zijn. De Koning kan dan ook niet gedwongen worden af te treden naar aanleiding van een politieke handeling; een minister wel.

      De onschendbaarheid van de Koning komt ook tot uiting in het zogenaamde contraseign. Elke wet die door het parlement is aangenomen, moet niet alleen door de Koning, maar ook door een minister zijn ondertekend. De Koning verleent zo zijn gezag aan de wet, terwijl aan de andere kant de verantwoordelijkheid van de minister tot uitdrukking komt.

      Tussen 1890 en 2013, na het overlijden van Koning Willem III, zaten vrouwen (koninginnen) op de troon. Desalniettemin sprak ook toen de Grondwet over de Koning. Er was een wet uit 1891 die regelde dat in wetten, ambtstitels etc. het woord Koningin mocht worden gebruikt in plaats van Koning.

      3.

      Staatkundige taken

      Formeel benoemt de Koning de ministers en staatssecretarissen, maar net als bij alles wat de Koning in functie doet, geldt hierbij de ministeriële verantwoordelijkheid. Het besluit over de benoemingen wordt dan ook meeondertekend door een minister (de minister-president) en hij legt daarvoor verantwoording af aan het parlement. De beëdiging van nieuwe ministers en staatssecretarissen gebeurt wel in handen van de Koning.

      De Koning(in) speelde tot 2012 een belangrijke, formele rol bij de vorming van een nieuw kabinet, omdat hij de kabinetsformateur (of een informateur) aanwees. Daarbij ging de Koning(in) af op adviezen van vaste adviseurs en van politici. De Koning(in) kon wel enige invloed op de formatie hebben door de formulering van de (in)formatieopdracht en de keuze van de (in)formateur. Dit kwam echter alleen voor als er geen duidelijke voorkeur voor een bepaalde coalitie bestond en de politici erg verdeeld waren.

      Door een wijziging van het reglement van orde van de Tweede Kamer heeft die Kamer vanaf 2012 zelf de formatie en de aanwijzing van een (in)formateur ter hand genomen.

      De Koning krijgt de notulen van de ministerraad. Mede daardoor weet hij wat daar wordt besproken. Ook bezoeken ministers de Koning regelmatig om bij te praten. De minister-president doet dat zelfs iedere week (als regel op maandag). Of hij bij deze gelegenheden invloed of druk uitoefent op het te voeren beleid is niet bekend. Er wordt wel gesteld dat de Koning het recht heeft om door zijn/haar ministers geïnformeerd te worden en hen mag bemoedigen en mag waarschuwen.

      De Koning leest op Prinsjesdag de troonrede voor, die door de ministers is geschreven. De troonrede is een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid voor het komende jaar. De traditie van het voorlezen van de troonrede door de Koning dateert nog uit de tijd dat de Koning zelfstandig regeerde.

      Een belangrijke taak van de Koning is het ondertekenen van wetten en koninklijke besluiten. Een probleem ontstaat als hij dit zou weigeren. Tijdens de regering van Koningin Juliana heeft dit gespeeld in verband met de gratieverlening aan ter dood veroordeelde Duise oorlogsmisdadigers. Dit heeft echter niet tot een constitutionele crisis geleid.

      Formeel is de Koning voorzitter van de Raad van State. Dat heeft echter alleen een historische en ceremoniële betekenis.

      Het Kabinet van de Koning is het ambtelijke secretariaat van de Koning en fungeert als schakel tussen hem en de ministers.

      4.

      Ceremoniële taken

      Naast formele taken heeft de Koning vooral een samenbindende rol. De Koning staat boven de partijen en vertegenwoordigt als het ware de gehele natie. Hij treedt bij staatsbezoeken op als 'eerste vertegenwoordiger' van ons land.

      De Koning legt regelmatig werkbezoeken af om zich zo van allerlei ontwikkelingen in het land op de hoogte te houden. Daarnaast is hij soms aanwezig bij jubilea van maatschappelijke organisaties of bij belangrijke tentoonstellingen en sociaal-culturele manifestaties.

      Bij rampen met een nationaal karakter, zoals in het recente verleden in de Bijlmermeer en in Enschede, toont de Koning(in) belangstelling, om zo uiting te geven aan haar/zijn betrokkenheid.

      De Koning ontvangt regelmatig staatshoofden en regeringsleiders van andere landen. Omgekeerd legt hij staatsbezoeken aan andere landen af. Hiermee wordt de band tussen de landen versterkt, wat niet alleen van diplomatiek maar ook van economisch belang is. Nieuwe ambassadeurs van andere landen bieden bij hun aantreden hun geloofsbrieven aan de Koning aan.

      5.

      Troonopvolging

      De Koning wordt niet gekroond, maar 'beëdigd en ingehuldigd in de hoofdstad Amsterdam in een openbare Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal'. Zo staat het in de Grondwet.

       

      Het koningschap gaat over op de wettige nakomelingen van de Koning, waarbij het oudste kind voorrang heeft. Sinds 1983 wordt er bij de volgorde geen onderscheid meer gemaakt tussen zonen en dochters. Als koning Willem-Alexander nu zou overlijden of terugtreden als Koning, is zijn oudste dochter, prinses Catharina-Amalia, de eerste in lijn om hem op te volgen. De tweede is prinses Alexia en de derde prinses Ariane, dochters uit zijn huwelijk met koningin Máxima. De vermoedelijke troonopvolger draagt de titel Prins van Oranje. Sedert de grondwetswijziging van 1983 is het mogelijk behalve de titel Prins van Oranje ook de titel Prinses van Oranje te dragen.

       

      abdicatie

      Een koning(in) kan afstand doen van het koninklijk gezag. Dat heet abdicatie. Abdicatie gebeurt bij Akte. De ondertekening daarvan geschiedt door de Koning en de troonopvolger, in aanwezigheid van de ministers, van andere leden van het Koninkijk Huis en van hoogwaardigheidsbekleders, zoals de vicepresident van de Raad van State. Bij de abdicatie van Willem I waren ook de leden van de Raad van State aanwezig. Er is hiervoor overigens geen formele regeling. De Akte wordt voorzien van het koninklijk zegel.

       

      buitenstaatverklaring

      De buitenstaatverklaring is een verklaring van de Staten-Generaal dat de Koning niet meer in staat is het koninklijk gezag (zijn taken als Koning) uit te oefenen. Voor een buitenstaatverklaring zijn voorschriften vastgelegd in artikel 35 van de Grondwet. De procedure wordt gezien als een soort 'noodrecht' met betrekking tot de Koning.

       

      regentschap

      Indien de koning niet in staat is het koninklijk gezag uit te voeren, treedt er een regent op. Dat gebeurt in één van de volgende situaties:

      • zolang de koning nog minderjarig is
      • als de vermoedelijke troonopvolger een ongeboren kind is
      • als de Staten-Generaal hebben vastgesteld dat de koning niet in staat is het koninklijk gezag uit te oefenen
      • als de koning tijdelijk het koninklijk gezag heeft neergelegd
      • als na het overlijden van de koning of na diens afstand een opvolger ontbreekt
         

        6.

        Uitkeringen

        Koning Willem Alexander, koningin Maxima en prinses Beatrix krijgen jaarlijks een onbelaste uitkering. Zo ontvangt koning Willem-Alexander in 2019 bijna € 5,8 miljoen, waarvan ongeveer € 4,8 miljoen als tegemoetkoming voor personeels- en materiële kosten. Daarnaast gelden nog enkele andere voordelen, bijvoorbeeld het gebruik van paleizen en op belastinggebied.

         

        7.

        Onze koningen en koninginnen vanaf 1813

        Nederland bestaat sinds 1813 als zelfstandige eenheidsstaat. Sinds 16 maart 1815 is Nederland een koninkrijk, nadat soeverein vorst Willem zichzelf tot koning uitriep.

         

         

      Hoofdstuk 2: Regering

      Het hoofdstuk 'regering' valt in twee paragrafen uiteen.

      In de eerste paragraaf zijn bepalingen opgenomen over het koningschap. De tweede paragraaf bevat bepalingen over de regering, gevormd door de Koning en de ministers.

       

      De terminologie over 'de Koning' vraagt bijzondere aandacht. De Grondwet van voor 1983 weerspiegelde de staatsrechtelijke verhoudingen die golden ten tijde van de totstandkoming van de Grondwet. Toen kreeg de positie van de Koning een veel sterkere nadruk dan thans, terwijl daartegenover de ministers meer als 's Konings dienaren dan als eigenlijke bewindvoerders optraden.

      In de huidige Grondwet is de terminologie in overeenstemming gebracht met de staatkundige werkelijkheid. Het woord 'Koning' is opgenomen in de grondwettelijke bepalingen waarin de Koning persoonlijk is bedoeld, zoals in de bepalingen over de erfopvolging en het regentschap die zijn opgenomen in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk.

      De term 'Koning' wordt voorts nog gebruikt wanneer gedoeld wordt op de Koning als het onschendbare deel van de regering, Koning en ministers tezamen.

      Behalve in een aantal artikelen in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk (de artikelen 42, 47 en 49) komt dit gebruik van het begrip 'Koning' ook voor in andere delen van de herziene Grondwet, zoals in hoofdstuk 5 in sommige bepalingen die het wetgevingsproces betreffen.

      In die gevallen waar de Grondwet van voor 1983 bepaalde dat de Koning benoemt of beslist, is in de huidige Grondwet opgenomen dat bij 'koninklijk besluit' wordt benoemd of beslist.

      In een aantal gevallen is ten aanzien van de Koning voorzien in besluitvorming door de Tweede en Eerste Kamer in verenigde vergadering. Genoemd kunnen worden het besluit over toestemming tot een huwelijk van een potentiële troonopvolger (artikel 28), de uitsluiting van personen van de erfopvolging (artikel 29), de benoeming van een opvolger indien een reguliere opvolger ontbreekt (artikel 30) en een besluit tot buiten staat verklaring van de Koning (artikel 35).

      Reden van de besluitvorming in verenigde vergadering in deze gevallen is dat daardoor wordt uitgesloten dat beide kamers tot een verschillend oordeel zouden komen.

       

      Paragraaf 1: Koning


      Inhoud
      Erfelijk koningschap
      Erfopvolging
      Recht ongeboren kind van koning
      Afstand koningschap
      Huwelijk koning
      Uitsluiting troonopvolging
      Benoeming troonopvolger
      Erfopvolger benoemde Koning
      Beëdiging; inhuldiging koning
      Minimumleeftijd uitoefening koninklijk gezag
      Voogdij minderjarige koning
      Buiten staatverklaring uitoefening koninklijk gezag
      Tijdelijke neerlegging uitoefening koninklijk gezag
      Regentschap
      Uitoefening koninklijk gezag Raad van State
      Lidmaatschap koninklijk huis
      Uitkering leden koninklijk huis; belastingvrijdom
      Inrichting koninklijk huis; privacy


      24. Erfelijk koningschap

      Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten

       

      25. Erfopvolging

      Het koningschap gaat bij overlijden van de Koning krachtens erfopvolging over op zijn wettige nakomelingen, waarbij het oudste kind voorrang heeft, met plaatsvervulling volgens dezelfde regel. Bij gebreke van eigen nakomelingen gaat het koningschap op gelijke wijze over op de wettige nakomelingen eerst van zijn ouder, dan van zijn grootouder, in de lijn van erfopvolging, voor zover de overleden Koning niet verder bestaand dan in de derde graad van bloedverwantschap.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten

       

      26. Recht ongeboren kind van koning

      Het kind, waarvan een vrouw zwanger is op het ogenblik van het overlijden van de Koning, wordt voor de erfopvolging als reeds geboren aangemerkt. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      27. Afstand koningschap

      Afstand van het koningschap leidt tot erfopvolging overeenkomstig de regels in de voorgaande artikelen gesteld. Na de afstand geboren kinderen en hun nakomelingen zijn van de erfopvolging uitgesloten.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      28. Huwelijk koning

      1.
      De Koning, een huwelijk aangaande buiten bij de wet verleende toestemming, doet daardoor afstand van het koningschap.
      2.
      Gaat iemand die het koningschap van de Koning kan beërven een zodanig huwelijk aan, dan is hij met de uit dit huwelijk geboren kinderen en hun nakomelingen van de erfopvolging uitgesloten.
      3.
      De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake van een voorstel van wet, strekkende tot het verlenen van toestemming, in verenigde vergadering.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      29. Uitsluiting troonopvolging

      1.
      Wanneer uitzonderlijke omstandigheden daartoe nopen, kunnen bij een wet een of meer personen van de erfopvolging worden uitgesloten.
      2.
      Het voorstel daartoe wordt door of vanwege de Koning ingediend. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering. Zij kunnen het voorstel alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      30. Benoeming troonopvolger

      1.
      Wanneer vooruitzicht bestaat dat een opvolger zal ontbreken, kan deze worden benoemd bij een wet. Het voorstel wordt door of vanwege de Koning ingediend. Na de indiening van het voorstel worden de kamers ontbonden. De nieuwe kamers beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering. Zij kunnen het voorstel alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
      2.
      Indien bij overlijden van de Koning of bij afstand van het koningschap een opvolger ontbreekt, worden de kamers ontbonden. De nieuwe kamers komen binnen vier maanden na het overlijden of de afstand in verenigde vergadering bijeen ten einde te besluiten omtrent de benoeming van een Koning. Zij kunnen een opvolger alleen benoemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      31. Erfopvolger benoemde Koning

      1.
      Een benoemde Koning kan krachtens erfopvolging alleen worden opgevolgd door zijn wettige nakomelingen.
      2.
      De bepalingen omtrent de erfopvolging en het eerste lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op een benoemde opvolger, zolang deze nog geen Koning is.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      32. Beëdiging; inhuldiging koning

      Nadat de Koning de uitoefening van het koninklijk gezag heeft aangevangen, wordt hij zodra mogelijk beëdigd en ingehuldigd in de hoofdstad Amsterdam in een openbare verenigde vergadering van de Staten-Generaal. Hij zweert of belooft trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van zijn ambt. De wet stelt nadere regels vast.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      33. Minimumleeftijd uitoefening koninklijk gezag

      De Koning oefent het koninklijk gezag eerst uit, nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      34. Voogdij minderjarige koning

      De wet regelt het ouderlijk gezag en de voogdij over de minderjarige Koning en het toezicht daarop. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      35. Buiten staatverklaring uitoefening koninklijk gezag

      1.
      Wanneer de ministerraad van oordeel is dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, bericht hij dit onder overlegging van het daartoe gevraagde advies van de Raad van State aan de Staten-Generaal, die daarop in verenigde vergadering bijeenkomen.
      2.
      Delen de Staten-Generaal dit oordeel, dan verklaren zij dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen. Deze verklaring wordt bekend gemaakt op last van de voorzitter der vergadering en treedt terstond in werking.
      3.
      Zodra de Koning weer in staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, wordt dit bij de wet verklaard. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering. Terstond na de bekendmaking van deze wet hervat de Koning de uitoefening van het koninklijk gezag.
      4.
      De wet regelt zo nodig het toezicht over de persoon van de Koning indien hij buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      36. Tijdelijke neerlegging uitoefening koninklijk gezag

      De Koning kan de uitoefening van het koninklijk gezag tijdelijk neerleggen en die uitoefening hervatten krachtens een wet, waarvan het voorstel door of vanwege hem wordt ingediend. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      37. Regentschap

      1.
      Het koninklijk gezag wordt uitgeoefend door een regent:
      a.
      zolang de Koning de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt;
      b.
      indien een nog niet geboren kind tot het koningschap geroepen kan zijn;
      c.
      indien de Koning buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen;
      d.
      indien de Koning de uitoefening van het koninklijk gezag tijdelijk heeft neergelegd;
      e.
      zolang na het overlijden van de Koning of na diens afstand van het koningschap een opvolger ontbreekt.
      2.
      De regent wordt benoemd bij de wet. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.
      3.
      In de gevallen, genoemd in het eerste lid onder c en d, is de nakomeling van de Koning die zijn vermoedelijke opvolger is, van rechtswege regent indien hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
      4.
      De regent zweert of belooft trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van zijn ambt, in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal. De wet geeft nadere regels omtrent het regentschap en kan voorzien in de opvolging en de vervanging daarin. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.
      5.
      Op de regent zijn de artikelen 35 en 36 van overeenkomstige toepassing.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      38. Uitoefening koninklijk gezag Raad van State

      Zolang niet in de uitoefening van het koninklijk gezag is voorzien, wordt dit uitgeoefend door de Raad van State.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      39. Lidmaatschap koninklijk huis

      De wet regelt, wie lid is van het koninklijk huis.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      40. Uitkering leden koninklijk huis; belastingvrijdom

      1.
      De Koning ontvangt jaarlijks ten laste van het Rijk uitkeringen naar regels bij de wet te stellen. Deze wet bepaalt aan welke andere leden van het koninklijk huis uitkeringen ten laste van het Rijk worden toegekend en regelt deze uitkeringen.
      2.
      De door hen ontvangen uitkeringen ten laste van het Rijk, alsmede de vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie, zijn vrij van persoonlijke belastingen. Voorts is hetgeen de Koning of zijn vermoedelijke opvolger krachtens erfrecht of door schenking verkrijgt van een lid van het koninklijk huis vrij van de rechten van successie, overgang en schenking. Verdere vrijdom van belasting kan bij de wet worden verleend.
      3.
      De kamers der Staten-Generaal kunnen voorstellen van in de vorige leden bedoelde wetten alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      41. Inrichting koninklijk huis; privacy

      De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten
      Kabinet-Rutte bijeen in de Trêveszaal
      Delen

       

      Deze website is mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

      Source:

       

      Paragraaf 2: Koning en ministers


      Inhoud
      Ministeriële verantwoordelijkheid
      Benoeming, ontslag ministers
      Ministeries; minister zonder portefeuille
      Ministerraad & minister-president
      Staatssecretarissen
      Ondertekening wetten, K.B.'s; contraseign
      Ondertekening benoemings- en ontslagbesluiten ministers en staatssecretarissen
      Ambtsaanvaarding; ambtseed


      42. Ministeriële verantwoordelijkheid

      1.
      De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
      2.
      De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      43. Benoeming, ontslag ministers

      De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      44. Ministeries; minister zonder portefeuille

      1.
      Bij koninklijk besluit worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.
      2.
      Ook kunnen ministers worden benoemd die niet belast zijn met de leiding van een ministerie.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      45. Ministerraad & minister-president

      1.
      De ministers vormen te zamen de ministerraad.
      2.
      De minister-president is voorzitter van de ministerraad.
      3.
      De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      46. Staatssecretarissen

      1.
      Bij koninklijk besluit kunnen staatssecretarissen worden benoemd en ontslagen.
      2.
      Een staatssecretaris treedt in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats als minister op. De staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister.
      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      47. Ondertekening wetten, K.B.'s; contraseign

      Alle wetten en koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      48. Ondertekening benoemings- en ontslagbesluiten ministers en staatssecretarissen

      Het koninklijk besluit waarbij de minister-president wordt benoemd, wordt mede door hem ondertekend. De koninklijke besluiten waarbij de overige ministers en de staatssecretarissen worden benoemd of ontslagen, worden mede door de minister-president ondertekend.

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten


      49. Ambtsaanvaarding; ambtseed

      Op de wijze bij de wet voorgeschreven leggen de ministers en de staatssecretarissen bij de aanvaarding van hun ambt ten overstaan van de Koning een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.

       

      Eventuele toelichting, andere versies en achtergronddocumenten

      Nieuwsbrief
      De Hofvijver
      Drie nieuwsbrieven naast elkaar gelegd
      Source:

       

      Minister

      Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.

      Als een minister ontslag heeft aangeboden of diens portefeuille ter beschikking heeft gesteld (en daarover nog niet is beslist) is de minister demissionair.

      Inhoud

      1. Taken en bevoegdheden
      2. Bestuur en beleid
      3. Regelgeving
      4. Benoemingen
      5. Organisatie
      6. Inkomen minister
      7. Ministerscrisis
      8. Minister van staat
      9. Gevolmachtigde minister
      10. Wetenswaardigheden
      11. Historische ontwikkeling

      1. Taken en bevoegdheden

      Een minister is politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, of voor een combinatie van beleidsterreinen. Alle ministers gezamenlijk zijn verantwoordelijk voor het algemene regeringsbeleid, dat in de ministerraad wordt besproken. Wetsvoorstellen en nota's moeten door de ministerraad worden goedgekeurd voordat ze ter beoordeling naar de Tweede Kamer worden gezonden. Ook voorstellen voor algemene maatregelen van bestuur moeten door de ministerraad worden goedgekeurd.

      Om te kunnen functioneren heeft een minister het vertrouwen van de Tweede Kamer nodig. Volgens het principe van de ministeriële verantwoordelijkheid moet een minister aftreden wanneer deze niet langer het vertrouwen geniet van de meerderheid van de Tweede Kamer. Een minister kan tot aftreden worden gedwongen wanneer het parlement het beleid afkeurt dat onder de betreffende minister is gevoerd.

      Bij afwezigheid van een minister treedt de staatssecretaris op als plaatsvervanger. Is ook de staatssecretaris afwezig dan treedt een andere minister op als minister ad interim (a.i.). Iedere minister heeft een vaste plaatsvervanger. De vervangingsregeling wordt bij de vorming van het kabinet opgesteld. Als ook de vervanger afwezig is, treedt de minister-president, viceminister-president of de oudste minister op als tijdelijke vervanger. Bij tussentijds aftreden van een minister wordt een afzonderlijke regeling getroffen over de tijdelijke waarneming.

      Voor stemmingen in de ministerraad geldt dat een minister ad interim slechts één stem kan uitbrengen, een staatssecretaris heeft nooit stemrecht in de ministerraad.

      2. Bestuur en beleid

      Ministers zijn belast met bestuur op hun beleidsterrein. Hieronder valt bijvoorbeeld de benoeming van personen in bepaalde functies. Ook wanneer criteria of tarieven op een beleidsterrein moeten worden vastgesteld is het de minister die beslist. Voor veel ministers is ook het vertegenwoordigen van Nederland in internationale instellingen, vooral in diverse Raden van de Europese Unie, een belangrijke taak.

      In het algemeen zullen ministers ook bepaalde beleidsdoelstellingen willen realiseren, zoals het bevorderen of juist tegengaan van bepaalde ontwikkelingen. Hiertoe hebben ministers de beschikking over een aantal instrumenten.

      Zo kunnen ministers nieuwe wetsvoorstellen indienen (dat kan ook betekenen dat bestaande wetten worden veranderd of afgeschaft), kunnen algemene maatregelen van bestuur of beleidsregels worden uitgevaardigd en kunnen subsidies worden verstrekt. Een andere methode is het voeren van overleg of het maken van afspraken (bijvoorbeeld in de vorm van convenanten) met personen, bedrijven, organisaties of instellingen.

      3. Regelgeving

      Het ambt van minister kent een sterke grondwettelijke verankering. Via meerdere grondwetsartikelen worden de ministeriële verantwoordelijkheid (art. 42), de benoeming (art. 43), de inlichtingenplicht (art. 68) en de aanwezigheid van de minister in het parlement (art. 69) geregeld.

      De minister-president (de STAAT als bedrijf) kent een eigen grondwetsartikel, artikel 45. In artikel 44 is het principe van de minister zonder portefeuille opgenomen.

      4. Benoemingen

      Aan de benoeming van een minister (en staatssecretaris) gaat een hele procedure vooraf: tijdens de kabinetsformatie wordt er gezocht naar kandidaten, vervolgens moeten zij gescreend worden en tot slot voeren zij een gesprek met de formateur, waarin wordt bekeken of er 'enig beletsel is in het heden of verleden van de kandidaat om de functie te aanvaarden'.

       

      Vervanging

      Ministers kunnen vanwege bijvooorbeeld ziekte tijdelijk uitgeschakeld zijn. In dit geval moet de minister tijdelijk vervangen worden. Daarvoor wordt door ieder kabinet een vervangingsregeling opgesteld. Ook als een minister tussentijds aftreedt, komt er meestal een tijdelijke vervanger. Dat is als regel een andere zittende minister.

       

      5. Organisatie

      Uitvoerende taken worden in het algemeen verricht door een ministerie, ook wel departement genoemd. Ministeries ondersteunen de ministers ook bij de totstandkoming van het beleid, bijvoorbeeld bij het schrijven van nota's, het ontwerpen van wetten en (subsidie)regelingen. Elk departement staat onder leiding van een minister, die hiervoor politiek verantwoordelijk is. Het is echter niet noodzakelijk dat elke minister de politieke leiding over een departement heeft.

      Het komt ook voor dat uitvoerende taken niet door het (bestuurs)departement worden verricht, maar door meer of minder zelfstandige overheidsorganisaties, zoals baten-lastendiensten (agentschappen) of zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). Voor baten-lastendiensten geldt de ministeriële verantwoordelijkheid, maar voor ZBO's geldt alleen ministeriële verantwoordelijkheid voor zover de minister bevoegd is de ZBO te sturen.

      6. Inkomen minister

      De inkomens van bewindslieden verschillen per functie. Zo verdienen de minister-president en ministers per 1 januari 2019 ca. 165 duizend euro per jaar en staatssecretarissen ca. 154 duizend euro. Dit zijn bedragen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Ook ontvangen deze ambtsdragers zowel een vaste als variabele jaarlijkse onkostenvergoeding in verband met de uitoefening van hun functie. De vaste onkostenvergoedingen voor de minister-president en minister van Buitenlandse Zaken vallen hoger uit dan die van andere ministers of staatssecretarissen.

       

      7. Ministerscrisis

      Het komt regelmatig voor dat een minister of staatssecretaris tussentijds aftreedt. Hier kunnen diverse politieke of persoonlijke redenen voor zijn. Als een minister om politieke redenen moet aftreden, spreken we van een ministerscrisis.

       

      8. Minister van staat

      Minister van Staat is een eretitel die op voordracht van het kabinet door de Koning wordt verleend*) aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op bestuurlijk gebied. Het gaat daarbij vaak om politici en bestuurders met een lange staat van dienst, zoals oud-premiers, oud-ministers, oud-Kamervoorzitters en oud-vicevoorzitters van de Raad van State. Een Minister van Staat wordt soms om advies gevraagd over politieke zaken. Bij een moeizame formatie of bij een staatsrechtelijke kwestie, kan bijvoorbeeld zijn ervaring van pas komen.

       

      9. Gevolmachtigde minister

      Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben een gevolmachtigde minister. Zij vormen samen met de Nederlandse ministers de rijksministerraad. Deze beraadslaagt over zaken die het gehele Koninkrijk betreffen en die per rijkswet moeten worden geregeld.

       

      10. Wetenswaardigheden

      Wie waren de jongste en oudste ministers, hoeveel vrouwelijke ministers waren er en wat waren hun maatschappelijke en bestuurlijke achtergronden? Deze en nog meer wetenswaardigheden over ministers.

       

      11. Historische ontwikkeling

      Oorspronkelijk waren ministers dienaren van de Koning. Minister is Latijn voor dienaar. In het begin van de 19e eeuw hadden ministers die rol nog. De Koning benoemde en ontsloeg zijn ministers naar welbehagen. Ministers hoefden dan ook alleen aan hem verantwoording af te leggen.

      Met de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid in 1848 en de opkomst van het parlementaire stelsel werd de rol van de Koning steeds kleiner en die van de ministers groter. De Tweede Kamer bepaalde of een minister kon blijven zitten of niet.

      Die situatie bestaat nu nog steeds. (2019) Wel is de laatste jaren discussie ontstaan over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid. Zo konden ministers aanblijven ondanks fouten of discutabele beslissingen van het ambtenarenapparaat. In zo'n geval werd het argument gebruikt dat ministers niet altijd konden weten wat hun ambtenaren deden en er daarom ook niets aan konden doen. Overigens heeft de meerderheid van Tweede Kamer in de bedoelde gevallen niet het vertrouwen in de betreffende ministers opgezegd.

      Na debatten over fouten of discutabele beslissingen gaan ministers die niet aftreden vaak als 'aangeschoten wild' of 'beschadigd' door het leven. Zij kunnen in het algemeen aanblijven omdat de coalitiefracties in de Tweede Kamer het om politieke redenen niet opportuun achten om de val van een kabinet te riskeren door het aftreden van een minister af te dwingen. Ook kan het voor politieke partijen electoraal aantrekkelijk zijn wanneer bewindspersonen van concurrerende partijen te boek staan als 'aangeschoten wild'.

       

      Source: https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vh8lnhrogvv3/minister

       

      What does the Bible mean by “you are gods” / "ye are gods" in Psalm 82:6 and John 10:34?

       

      Question: "What does the Bible mean by 'you are gods' / 'ye are gods' in Psalm 82:6 and John 10:34?"

      Answer: 
      Let’s start with a look at Psalm 82, the psalm that Jesus quotes in John 10:34. The Hebrew word translated “gods” in Psalm 82:6 is Elohim. It usually refers to the one true God, but it does have other uses. Psalm 82:1 says, “God presides in the great assembly; he gives judgment among the gods.” It is clear from the next three verses that the word “gods” refers to magistrates, judges, and other people who hold positions of authority and rule. Calling a human magistrate a “god” indicates three things:

      1) he has authority over other human beings,

      2) the power he wields as a civil authority is to be feared, and

      3) he derives his power and authority from God Himself, who is pictured as judging the whole earth in verse 8.

      This use of the word “gods” to refer to humans is rare, but it is found elsewhere in the Old Testament.

       

      For example, when God sent Moses to Pharaoh, He said, “See, I have made you like God to Pharaoh” (Exodus 7:1). This simply means that Moses, as the messenger of God, was speaking God’s words and would therefore be God’s representative to the king. The Hebrew word Elohim is translated “judges in Exodus 21:6 and 22:8, 9, and 28.

      The whole point of Psalm 82 is that earthly judges must act with impartiality and true justice, because even judges must stand someday before the Judge. Verses 6 and 7 warn human magistrates that they, too, must be judged: “I said, `You are gods; you are all sons of the Most High.' But you will die like mere men; you will fall like every other ruler.” This passage is saying that God has appointed men to positions of authority in which they are considered as gods among the people. They are to remember that, even though they are representing God in this world, they are mortal and must eventually give an account to God for how they used that authority.

      Now, let’s look at how Jesus uses this passage. Jesus had just claimed to be the Son of God (John 10:25-30). The unbelieving Jews respond by charging Jesus with blasphemy, since He claimed to be God (verse 33). Jesus then quotes Psalm 82:6, reminding the Jews that the Law refers to mere men—albeit men of authority and prestige—as “gods.” Jesus’ point is this: you charge me with blasphemy based on my use of the title “Son of God”; yet your own Scriptures apply the same term to magistrates in general. If those who hold a divinely appointed office can be considered “gods,” how much more can the One whom God has chosen and sent (verses 34-36)?

      In contrast, we have the serpent’s lie to Eve in the Garden. His statement, “your eyes will be opened, and you will be like God, knowing good and evil” (Genesis 3:5), was a half-truth. Their eyes were opened (verse 7), but they did not become like God. In fact, they lost authority, rather than gaining it. Satan deceived Eve about her ability to become like the one true God, and so led her into a lie. Jesus defended His claim to be the Son of God on biblical and semantic grounds—there is a sense in which influential men can be thought of as gods; therefore, the Messiah can rightly apply the term to Himself. Human beings are not “gods” or “little gods.” We are not God. God is God, and we who know Christ are His children.

      Source: https://www.gotquestions.org/you-are-gods.html

       

      Source:

       

       

       

      4. IN WELKE MATE HEEFT NAPOLEON DE ROMEINSE METHODE OVERGENOMEN?

       

      Napoleon, de grote keizer die Frankrijk weer machtig heeft gemaakt. De generaal die zich omhoog heeft gewerkt tot keizer. Hij boekte vele militaire overwinningen, maar het lukte hem ook om een groot aantal hervormingen door te voeren, waar we nog steeds profijt van hebben. Heeft Napoleon dit allemaal zelf bedacht, of heeft hij toch stiekem een beetje afgekeken van de Romeinen?

      Om dit te beantwoorden worden de volgende onderwerpen bespreken:

      1. Zijn geschiedenis
      2. Zijn kenmerken van regeren
      3. Welke invloeden hebben de Romeinen op hem uitgevoerd?

       

      1. Zijn geschiedenis:

      Napoleon Bonaparte is geboren op 15 augustus 1769 in Ajaccio, Corsica. Zijn ouders behoorden tot de lagere adel. Het was al snel duidelijk dat hij een militair wilde worden. Daarom ging hij ook studeren aan twee militaire scholen. Hij werd al snel luitenant-kolonel.

      Toen de Franse Revolutie begon in 1789, sloot hij zich aan bij de Jacobijnen, die tegen het oude Franse regime waren. Hij leidde op Corsica een groep revolutonaire troepen en werd in 1792 officier.

      Napoleon

      In 1795 lukte het een opstand in Parijs neer te slaan, en won hij het vertrouwen van het volk door op koningsgezinden te schieten. Hierdoor werd hij aangesteld als opperbevelhebber van het Franse leger en moest hij proberen Italië te veroveren, want Frankrijk wilde het enig ander overgebleven rijk Oostenrijk veroveren. Het lukte Napoleon om grote delen van Italië en Oostenrijk over te nemen en werd gezien als de redder van Frankrijk. Hij nam vele schatten uit Italië mee, waaronder kunstwerken. Zijn populariteit nam hierdoor snel toe.

      Napoleon vertrok hierna naar Egypte om ook hier allerlei schatten te roven. Hij veroverde Alexandrië en daar vanuit Caïro. Hij bestreed de Engelse vloot bij de Middellandse zee om ervoor te zorgen dat Frankrijk het grootste koloniaal rijk zou worden. Ook dit lukte voor een deel.

      Maar ondertussen waren er erg veel interne conflicten in Frankrijk. Het Directoire, de 3 leiders van Frankrijk, verloor steeds meer macht hierdoor. Één van hen, Joseph Sieyes, vroeg Napoleon om samen met hem een staatsgreep te plegen. Napoleon hielp hem, maar nam zelf de macht van Sieyes over.

      Door zijn militaire overwicht, kon Napoleon zeer makkelijk zijn andere concurrenten, om de macht, bestrijden. Theoretisch gezien was Napoleon nog geen alleenheerser, maar in de praktijk was dat wel anders. Langzamerhand veranderde de Franse democratie in een dictoriaat.

      In 1802 benoemde Napoleon zich tot consul van het leven en in 1804 kroonde hij zich tot keizer.

      Napoleon voerde allerlei hervormingen door, waaronder de Code Civil, een geheel nieuw wetboek.

      Niet iedereen vond het leuk dat Napoleon zoveel macht had. Rusland, voormalig bondgenoot van Frankrijk, wordt bondgenoot van Engeland, voormalig vijand van Frankrijk. Dit vond Napoleon niet kunnen en begon in 1812 een oorlog tegen Rusland. Dit werd een fiasco. Door de strenge winter bleven er maar 100 mannen van de 30.000 over.

      Hierdoor werd Napoleon verbannen naar Elba, een Italiaans eiland. Lodewijk de 18e bestuurde na Napoleon over Frankrijk, alleen werd dit niet door iedereen op prijs gesteld. Napoleon ontsnapte en nam de macht weer over. Hij wilde weer even groot worden. Hij trok met een leger richting België, om daar vanuit Engeland aan te vallen. Dit mislukte echter, bij Waterloo werd hij verslagen door andere Fransen, Engelsen en Nederlanders.

      Napoleon probeerde te vluchten, maar tevergeefs. Hij werd weer verbannen, dit keer naar St-Helena, een eiland in de Atlantische oceaan. Hier had hij een rustig leventje, maar zijn gezondheid ging snel achteruit. Hij overleed op 5 mei 1821 zeer waarschijnlijk aan de gevolgen van maagkanker.

      2.                  Zijn kenmerken van regeren

      Je kan zijn leven in twee delen in delen. Zijn militaire en politieke carrière. Daarom noem ik van beide de kenmerken.

      Zijn manier van oorlogvoeren was niet bepaald vernieuwend. Dit kwam doordat hij vooral praktisch dacht, niet theoretisch, en omdat men in die tijd dacht dat de manier van oorlogvoeren, op technisch vlak, niet meer zou veranderen. Hij probeerde vooral zijn tegenstanders te verrassen met zijn snelheid, een soort voorloper van de Blitzkrieg. Ook deelde hij zijn leger in delen in. Er waren minilegertjes van 20.000 man, zo konden ze sneller reageren en waren ze mobieler. De legers van de vijand waren vooral lomp en stug.

      Ook schaalde Napoleon de productie van wapens erg op, eerst waren er weinig wapens maar er kwamen er steeds meer. Hiermee gingen nieuwe uitvindingen gepaard.

      Napoleon was vreselijk populair onder zijn manschappen. De vele overwinningen hielden het moraal hoog in het leger, waardoor de soldaten bereid waren hun leven op te offeren voor hem. Napoleon vond dit erg belangrijk. Hij gebruikte de media om zijn populariteit nog verder uit te bereiden.

      Daarnaast namen vele mensen de legercultuur van Napoleon over, door de vele successen. Scholen namen het over en veel meer mensen wilden in het leger voor de buit.

       

      Naast een bekwame militaire leider was Napoleon ook zeer goed in het besturen van zijn rijk.

      Nadat hij zijn staatsgreep had gepleegd, werd het volk bang dat er weer een alleenheerser zou komen. Napoleon wist dit en verdeelde daarom de macht over 3 consuls. In de praktijk was alle macht bij de eerste consul. En natuurlijk was Napoleon dat. Het volk ging hiermee akkoord omdat elke consul maar 10 jaar consul kon zijn. Ook wist hij dat hij alleen maar kon blijven regeren als er rust in Frankrijk kwam, daarom sloot hij vrede met de Paus,veroverde hij Oostenrijk, zodat er geen grote vijand meer was en er meer geld beschikbaar was, en sloot hij vrede met Engeland.

      3.           Welke invloeden hebben de Romeinen, vooral Caesar, op hem uitgevoerd?

      Al eerder is besproken dat Napoleon op gebied van oorlogsvoering veel heeft afgekeken van anderen. Zijn grote voorbeeld was de grote held van de Romeinen, Caesar. Door hem heeft hij veel aspecten overgenomen van de Romeinen. Ook is al besproken wat de kenmerken van Caesar en de Romeinen waren, daarom wordt hier besproken wat hij precies van de Romeinen en Caesar heeft overgenomen.

      Napoleon als Caesar afgebeeld.

      Napoleon had zeer veel bewondering en was ook gefascineerd door het Romeinse Rijk. Ook heeft hij een klassieke opleiding moeten volgen. Doordat hij zoveel boeken uit de Romeinse tijd heeft gelezen, is zijn manier over het leven veranderd. Steeds meer invloeden van de Romeinen zijn op hem overgebracht. Hij kwam tot het idee dat Frankrijk en Europa, een revolutie moesten door maken maar ook het leven van de betere Romeinse keizers en veldheren moest vereren.

       

      Een goed voorbeeld is de propaganda. Romeinse keizer lieten vaak een triomfboog maken van hun overwinning, om te laten zien hoe goed ze waren. Dit deed Napoleon precies hetzelfde, hij liet de Arc de Triomphe bouwen. Er staan schilderingen van de Fransen op die tegen de barbaren vechten, dit is ook overgenomen van de Grieken(denk aan het Parthenon in Athene). Maar hij liet ook schilderijen maken, die zijn grootsheid afbeeldde. Hij liet zich bijvoorbeeld als een Romeinse keizer afbeelden. Hij liet munten met zijn hoofd erop drukken, precies zoals de Romeinen deden. Bovendien gaf hij vele mensen Romeinse eretitels. En als toppunt liet hij zich inhuldigen door een Romeinse vorst, de Paus. Alleen kroonde hij zichzelf tot keizer.

       

      Napoleon was natuurlijk een echte vechtersbaas, net zoals Caesar. Dit was ook zijn grote voorbeeld op gebied van oorlogsvoering. Caesar was ook erg populair bij zijn soldaten doordat hij vaak meevocht en aan hun wensen voldeed. Dit heeft Napoleon ook gedaan, vooral in de jongere jaren vocht hij mee met zijn soldaten.

      Ook had Caesar als strategie dat zijn legers zich snel moesten kunnen verplaatsen en verenigde moesten zijn wanneer dat moest. Dit had Napoleon precies ook als strategie, zoals je hebt gelezen.

       

      Napoleon was zelfs zo geobsedeerd door de Romeinen dat hij, toen hij het Directoire had afgezet, een nieuwe overheid maakte: Het Consulaat, waarbij hij zichzelf tot consul maakte. Later zelfs consul voor het leven.

       

      Om populair te blijven moest Napoleon vooral het vertrouwen van het volk krijgen. Hij nam hiervoor een zeer slimme methode over van de Romeinen. Het Romeinse volk was immers vaak ontevreden over hun machthebbers. Daarom gaven de machthebbers dan vaak brood en spelen (panem et circenses), om het volk maar tevreden te houden. Dit principe heeft Napoleon ook overgenomen. Hij gaf de overheid namelijk de opdracht om brood en andere zaken op te kopen en deze aan het volk te geven.

       

      De Romeinen hebben natuurlijk de kalender en de centrale verwarming uitgevonden en gebruikt. Maar Napoleon kon er ook wat van. Door hem hebben wij nu als eenheid de meter, liter en kilogram, want hij heeft de gewichten en maten ingevoerd. Misschien reden we ook niet rechts in het verkeer, want onder het bewind van Napoleon is het verkeer aan de rechterkant gaan rijden. En er zijn nog vele van dit soort vernieuwingen die het dagelijks leven hebben beïnvloed.

      De infrastructuur is ook erg verbeterd, zoals de Romeinen dat ook hebben gedaan. De Romeinen zijn beroemd in het verharden van wegen en het maken van aquaducten. Onder Napoleon is dit nog verder uitgebreid. Vooral de verbindingen tussen steden zijn verbeterd.

       

      In het rijk van Napoleon is de Code Civil ingevoerd, het Franse burgerlijk wetboek. Hierin stonden veel hervormingen. Hij probeerde net zoals de Romeinen de rechtspraak steeds iets eerlijker te maken. Maar dat kon bij beide natuurlijk niet ten koste gaan van zijn eigen macht.

       

      Op economisch gebied probeerde Napoleon meer rust te krijgen, zoals de Romeinen hadden in de Pax Romana. Hij richtte een nationale bank op, waardoor die meer invloed op de economie kon hebben. Ook voerde hij andere hervormingen door, zoals het afschaffen van papiergeld waardoor het vertrouwen in de munteenheid toenam. Ook zorgde hij voor studiebeurzen, gesubsidieerde programma’s en rentevrije leningen. Hierdoor werd de economie binnen een jaar heel anders. Het had geen schuld en was winstgevend. Hierdoor kwam er meer handel met het buitenland, zoals de Romeinen ook hadden.

       

      Zoals Caesar was Napoleon ook een beter militair dan een politicus. Caesar heeft fouten gemaakt, door teveel macht naar zich te trekken, waardoor hij werd vermoord. Je kan zeggen dat Napoleon dit ook heeft gedaan. Hij wilde zo graag alle macht hebben dat hij impopulair werd. Mensen willen niet beheerst worden door iemand, waarvoor ze angst hebben maar door iemand die ze lief hebben. Je kan bijna concluderen dat Napoleon iets te veel heeft overgenomen van Caesar. Als Napoleon was gestopt bij het vermeerderen van je macht, dan was alles misschien wel anders gelopen…

       

      Source: 

       

      Welke regels gelden voor het bepalen van het fiscale woon- of vestigingsland?

       

       

      Secularisme

      Secularisme (van Latijn saecularis, "wereldlijk, tijdelijk") 

      Source:

       

       

       
       

       

      Artikel 2:4

      1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.
      2. Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. 

       

      Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 4 juni 1992 Stb. 315 (wetsvoorstel 21 221)

      [bron: PG Awb I, p. 178-180]

      VO = VvW

      Tekst RvS = VvW

      Advies RvS

      Artikel 2.1.4, eerste lid
      Uit de toelichting valt af te leiden dat artikel 2.1.4 in wezen een uitwerking is van artikel 1 van de Grondwet. Er wordt echter een nieuwe term geïntroduceerd: «zonder vooringenomenheid», terwijl in de toelichting wordt gesproken over «zonder aanzien des persoons». De Raad vraagt zich af of het, waar het beginsel van gelijke behandeling in de Grondwet is neergelegd, strikt noodzakelijk is dit in een algemene wet als de onderhavige te herhalen en dan in een andere terminologie.
      Overigens rijst de vraag of deze bepaling een voldoende duidelijke, eigen betekenis heeft, ervan uitgaande dat de in paragraaf 3.2 neergelegde normen tevens een gehoudenheid impliceren om de besluitvormingsprocedure ook op ambtelijk niveau zodanig in te richten dat aan die normen recht wordt gedaan.

      Artikel 2.1.4, tweede lid
      De in deze bepaling gebruikte term «een persoonlijk belang» is mede in het licht van de toelichting niet duidelijk.
      In de eerste plaats valt niet te begrijpen waarom met name moet worden gedacht aan financiële of materiële belangen. Denkbaar zijn andere persoonlijke belangen die evenmin invloed mogen uitoefenen.
      Voorts is de redelijkheid niet duidelijk van de in de toelichting vermelde uitzondering dat de bepaling geen betrekking heeft op belangen die worden behartigd uit hoofde van functies in het openbare leven, bijvoorbeeld als bestuurder van een sportvereniging of kunst­stichting. Die uitzondering gaat naar het oordeel van de Raad te ver. Ook de belangen van een sportvereniging of een kunststichting moeten in bepaalde geschillen in objectieve zin afgewogen worden tegen de belangen van bijvoorbeeld concurre­rende sportverenigingen of stich­tingen. Bovendien is niet duidelijk waarom hier wordt geschreven «functies in het openbare leven» en wat daaronder precies moet worden verstaan. Tenslotte is in de onder­havige wetsbepaling de term «de besluitvorming beïnvloeden», naar het de Raad voorkomt, te ruim. Een bestuursorgaan kan zich laten leiden door kennis die het uit een andere functie heeft gekregen, in die zin wordt het beïnvloed; doch het mag de besluitvorming niet op onjuiste wijze beïnvloeden, in die zin dat het algemeen belang en het beginsel van gelijke behandeling niet worden gerespecteerd.

      Nader rapport

      Artikel 2.1.4, eerste lid
      De Raad merkt op, dat artikel 2.1.4 een uitwerking vormt van het beginsel van de gelijke behandeling. Toch vallen het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet en het bepaalde in dit artikel niet samen. Het bepaalde in artikel 2.1.4 valt hooguit gedeel­telijk met het gelijkheidsbeginsel samen. Men ziet dat ook in Angel­saksische stelsels wordt onder­scheiden tussen het beginsel van «non bias» en het gelijkheidsbe­ginsel. Artikel 2.1.4, eerste lid, beoogt het bestuursorgaan in te scherpen dat het de burger fair moet behandelen en met open vizier tegemoet dient te treden. Het artikel geeft daarmee een specificatie van een van de elementen die behoren tot de zorgvuldige voorbereiding van een besluit. Wij achten deze in 2.1.4 neergelegde norm voor het verkeer tussen overheid en burger van een zo fundamentele betekenis, dat zij in de afdeling die het verkeer tussen overheid en burgers regelt niet mag ontbreken.

      Artikel 2.1.4, tweede lid
      Met de Raad kan worden ingestemd, waar hij stelt dat de toelichting op artikel 2.1.4, tweede lid, niet duidelijk is en daardoor misverstand kan wekken. De toelichting is daarom zo aangepast, dat daarin duidelijker dan thans het geval is tot uitdrukking komt, dat andere belangen dan die welke het bestuursorgaan uit hoofde van de hem toevertrouwde taak heeft te behartigen, bij de besluitvorming door hen die deel uitmaken van dat bestuursorgaan of de besluitvorming ervan voorbereiden, geen rol mogen spelen. Die «andere» belangen kunnen in relatie tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem toevertrouwde taak moet behartigen, worden omschreven als «persoonlijke» belangen.

      VvW = Eindtekst [artikel 2.1.4]

      Memorie van toelichting

      Een grondbeginsel voor het overheidsoptreden is dat besluiten worden genomen zonder aanzien des persoons. Artikel 1 van de Grondwet brengt dit tot uitdrukking door te bepalen dat allen in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Voor bestuursorganen brengt dit mee dat zij zich steeds objectief behoren op te stellen. Zij moeten hun oordelen baseren op hun deskundigheid en op overwegingen van beleid, maar mogen niet de ene burger zonder grond bevoordelen boven de andere.
      In artikel 2.1.4 is als algemene regel voor bestuursorganen vooropge­steld dat zij hun taak zonder vooringenomenheid moeten vervullen. In verschillende commentaren op het voorontwerp is naar voren gebracht dat de uitdrukking «zonder vooringenomenheid» misverstanden zou kunnen oproepen (onder meer door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen), terwijl overigens de strekking van het voorgestelde artikel werd onderschreven. Er werd voor gevreesd dat in het artikel zou kunnen worden gelezen dat een bestuurs­orgaan niet vanuit bepaalde beleidskeuzes zou mogen werken. De strekking van het artikel is echter geenszins dat dergelijke werkwijzen moeten worden vermeden. Uiteraard niet. Het voeren van beleid is immers inherent aan goed bestuur.
      Waar het, algemeen gezegd, om gaat is dat het bestuursorgaan de hem toevertrouwde belangen niet oneigenlijk behartigt door zich bij voorbeeld door persoonlijke belangen of voorkeuren te laten beïnvloeden. De regel sluit aan bij het beginsel «nemo iudex in re sua», ter uitwerking waarvan bepalingen over wraking en verschoning doorgaans worden aangetroffen als het gaat om rechterlijke activiteiten (zie bij voorbeeld artikel 121 van de Wet op de Raad van State, artikel 30 van de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie en artikel 61 van de Beroepswet). Deze regelingen hebben tot doel omstandigheden en factoren die het vormen van een onpartijdig oordeel kunnen bemoei­lijken, zoveel mogelijk te elimineren.
      Voor het optreden van bestuursorganen ontbreekt een dergelijke algemene wettelijke regel. Wel heeft de wetgever voor een aantal gevallen een dergelijke regel geformuleerd, zoals in artikel 52 van de gemeentewet. Ook worden in de jurisprudentie uitspraken gevonden die tot uitdrukking brengen dat het bestuur bij de uitoefening van zijn taken ten overstaan van de bestuurden de nodige objectiviteit moet betrachten en zich niet door vooringenomenheid mag laten leiden. Bekend is overigens, dat het beginsel van onpartijdigheid (no bias) in bij voorbeeld het Anglo-Amerikaanse recht een belangrijker rol speelt dan in ons recht. Ook in de hiervoor genoemde andere buitenlandse algemene wetten op het terrein van het bestuursrecht pleegt een regeling over onpartijdigheid voor te komen.
      De bepaling bestaat uit twee onderdelen. In het eerste lid wordt in het algemeen de plicht op ieder bestuursorgaan gelegd, zijn taak zonder vooringenomenheid te vervullen, terwijl die verplichting in het tweede lid nader wordt uitgewerkt voor het geval dat een bepaalde bij een besluit belang hebbende persoon betrokken zou kunnen zijn bij de besluit­vorming.
      Bij het eerste lid kan het om uiteenlopende situaties gaan, die niet afzonderlijk geregeld kunnen worden. Zo moet vermeden worden dat bepaalde (groepen van) belanghebbenden worden bevoordeeld of dat zelfs maar de indruk van «vriendjespolitiek» ontstaat. Daarom mogen bij voorbeeld aanvragen van bouwvergunningen ingediend door een gemeenteambtenaar, uiteraard niet anders beoordeeld worden dan die van andere burgers (zie Afd. rechtspraak 11 januari 1983, AB 1983, 330 m.n.).
      Vooringenomenheid kan ook voortvloeien uit een te grote betrok­kenheid bij de zaak op grond van een bestuurlijke of ambtelijke verant­woordelijkheid. Een dergelijk geval blijkt uit een spontane vernietiging door de Kroon (KB van 21 december 1982, AB 1983, 298 m.n.), van een raadsbesluit betreffende het toekennen van schadevergoeding aan een als gevolg van stedebouwkundige maatregelen gedupeerde burger. De vernietiging geschiedde onder meer omdat de directeur gemeentewerken daarbij een belangrijke rol had gespeeld, terwijl deze uit hoofde van zijn functie uiteraard nauw bij de maatregelen betrokken was geweest. De Kroon oordeelde «dat in een geval als het onderhavige de gang van zaken een ernstige aantasting vormt van het vertrouwen dat een burger in de onpartijdigheid van de overheid mag stellen». Ook de gewone rechter heeft over een dergelijke vermenging van functies de staf gebroken. De president van de rechtbank Haarlem (4 maart 1968, NJ 1969, 90) oordeelde een woonruimtevordering nietig onder meer op grond van de overweging dat de enige gemeenteambtenaar belast met huisvestingszaken, tevens fungeerde als secretaris van de adviescom­missie ex artikel 18 van de Woonruimtewet 1947. Later is in de Woonruimtebeschikking 1974 bepaald dat het de ambtenaar, belast met de toepassing van de Woonruimtewet, niet is toegestaan aanwezig te zijn bij de beraadslagingen van de commissie.
      De bepaling is geformuleerd als verplichting voor het bestuursorgaan, omdat daar de primaire verantwoordelijkheid voor een ook in dit opzicht correct optreden ligt. Deze benadering past beter in de systematiek van de Awb dan een wrakingsactie of een opsomming van onverenigbare functies.
      Een ander kenmerk van de gekozen opzet is dat het bestuursorgaan de nodige vrijheid wordt gelaten, een op het concrete geval toegespitste oplossing te zoeken wanneer in enigerlei opzicht vooringenomenheid dreigt op te treden. Deze benadering ligt ook in de lijn van de jurispru­dentie. Gewezen kan worden op de reeds eerder genoemde uitspraak van de Afdeling rechtspraak van 11 januari 1983, AB 1983, 330. De Afdeling achtte de op grond van een interne gemeentelijke richtlijn gevolgde aparte procedure voor aanvragen afkomstig van gemeenteamb­tenaren «uit een oogpunt van gezonde verhoudingen binnen het gemeen­telijke bestuursapparaat alleszins aanvaardbaar».
      Handelt het eerste lid over het optreden van bestuursorganen in het algemeen, het tweede lid werkt deze regel nader uit voor de situatie waarin personen die in een positie verkeren dat zij invloed kunnen uitoe­fenen op de besluitvorming (als bestuurder of als voor het bestuur werkzame ambtenaar), tevens een persoonlijk belang hebben bij een bepaald besluit.
      Met de uitdrukking «persoonlijk» is gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen.
      Vermeden moet worden dat personen in hun kwaliteit van bestuurder of ambtenaar hun privé-belangen in de besluitvorming inbrengen. De uitdrukking «waakt ertegen» in deze bepaling geeft aan dat het bestuurs­orgaan steeds alert dient te zijn en in voorkomende gevallen ook op eigen initiatief de nodige (voorzorgs)maatregelen moet treffen.
      Niet in alle gevallen zal het in de praktijk mogelijk zijn de invloed van de persoon in kwestie geheel uit te sluiten. Soms moet hij zelfs bij de besluitvorming betrokken blijven. Er zijn immers gevallen waarin een bestuurder een besluit moet nemen, waarbij hij zich niet kan laten vervangen. In die gevallen moet naar mogelijkheden worden gezocht om zijn persoonlijke invloed te beperken, bij voorbeeld door anderen (als adviseurs) bij de besluitvorming te betrekken.
      De bepaling beoogt derhalve te voorkomen dat de besluitvorming wordt beïnvloed doordat bij diegenen die het besluit normaliter nemen of daarvoor belangrijke voorbereidingswerkzaamheden verrichten, een vermenging van belangen optreedt. Opgemerkt zij, dat wanneer de belanghebbende bij een besluit niet behoort tot deze kring van personen, het tweede lid niet van toepassing is, maar wel de algemene bepaling van het eerste lid geldt (men vergelijke het voorbeeld van de speciale procedure bij aanvragen van gemeenteambtenaren).
      De in het tweede lid neergelegde regel heeft dezelfde strekking als artikel 52 van de gemeentewet. Deze bepaling, op grond waarvan raadsleden zich van stemming dienen te onthouden wanneer een zaak hun of hun naasten persoonlijk aangaat, heeft tot een aanzienlijke hoeveelheid uitspraken geleid zowel van de Kroon (op grond van het spontane vernietigingsrecht), als van de Afdeling rechtspraak (bijvoorbeeld Afd. rechtspraak 22 januari 1982, AB 1982, 178 m.n., vernie­tiging van een voorbereidingsbesluit betreffende een perceel in Weststellingwerf dat in eigendom aan een der wethouders toebehoorde, en Vz. Afd. rechtspraak 8 november 1979, AB 1980, 328 m.n. (wethouder heeft persoonlijk belang bij politiedwang). De jurisprudentie is echter niet beperkt tot toepassing van de specifieke wettelijke bepalingen.
      De administratieve rechter pleegt ook buiten dergelijke bepalingen om in toenemende mate de besluitvorming op het aspect onpartijdigheid te toetsen. Zo heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de weigering van een ontheffing van het verbod om, als wederverkoper, brood van meer dan één bakker te betrekken, vernietigd in verband met het feit dat men zich bij het nemen van het bestreden besluit in aanzien­lijke mate had laten leiden door een (negatief) advies van de Rayonnale Bakkerij Commissie in Rotterdam, waarin ook de bakker van wie de aanvrager tot dusver al het brood had betrokken, zitting had (CBB 29 oktober 1965, nr.12/10/296, CAR 2.2.4.2.3). Vermelding verdient ook de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van 16 juni 1983, AB 1983, 486 m.n., over een geval waarin de buurman van de aanvrager van een bouwvergunning voor een garage, in de hoedanigheid van waarnemend gemeente-secretaris, de hoorzitting had genotuleerd. De Afdeling overwoog hieromtrent: «Het is volstrekt onjuist dat ambtelijke onder­steuning bij het behandelen van het verzoek (…) is verleend door een ambtenaar die in het geschil als belanghebbende moet worden aange­merkt. (…) Ook indien aan de goede trouw van de betrokkene niet zou behoeven te worden getwijfeld, kan aldus de schijn ontstaan van een vermenging van zakelijke en privé-belangen, hetgeen dient te worden vermeden».
      De voorgestelde bepaling ligt derhalve in het verlengde van hetgeen in de rechtspraak reeds naar voren is gekomen en in een enkele specifieke wettelijke bepaling, zoals het meergenoemde artikel 52 van de gemeen­tewet, tot uitdrukking is gebracht. Opgemerkt zij nog dat laatstgenoemde bepaling ten opzichte van artikel 2.1.4 van dit wetsvoorstel te beschouwen is als lex specialis.

       

       

      Source:

       

       

      Hoofdstuk 2. Verkeer tussen burgers en bestuursorganen

      Afdeling 2.1.  Algemene bepalingen

      Artikel 2:4

      1.Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid. (i.p.v. Zonder aanzien des persoons)

      2.Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

       

      Source:

       

       

      Wet op Privacy

       

      Privacy - persoonsgegevens

      In het dagelijks spraakgebruik wordt met privacy vaak data privacy bedoeld, ofwel de bescherming van persoonsgegevens. Het gebruik, en vooral misbruik, van deze gegevens is door al onze communicatiemiddelen enorm toegenomen. Aanbevolen onderwerpen om verder te lezen:

      • Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

        De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is één wet voor de gehele Europese Unie, ook wel de Europese Privacyverordening of Europese privacywet genoemd. De verordening behelst in grote lijnen een verbetering van de privacyrechten van personen en meer verantwoordelijkheden voor organisaties (met bijbehorende sancties).
        Een sleutelbegrip in de AVG is persoonsgegevens.
      • Persoonsgegevens

        Een persoonsgegeven is een gegeven aan de hand waarvan een persoon kan worden geïdentificeerd. Een persoon kan worden geïdentificeerd als degene die het persoonsgegeven gebruikt de persoon kan identificeren zonder een bijzondere inspanning te leveren. De context speelt hierbij een rol. Ook algemene informatie zoals een postcode kan een persoonsgegeven zijn als het gecombineerd wordt met andere informatie.
      • Bescherming persoonsgegevens

        De bescherming van de privacy is in verschillende wetten en verdragen geregeld. De belangrijkste wet op dit gebied is de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
      • Doorgifte persoonsgegevens

        Het exporteren van persoonsgegevens, ook wel doorgifte genoemd, is een vorm van verwerking van persoonsgegevens. De gebruikelijke verwerkingsgrondslagen zijn hierop onverkort van toepassing. Daarnaast zijn er in veel gevallen bijzondere voorwaarden van toepassing op de doorgifte van persoonsgegevens. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen doorgifte naar een EU-lidstaat en doorgifte naar een land buiten de Europese Unie.

      Gerelateerde onderwerpen

      Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) | Bescherming persoonsgegevens | Cookies | Doorgifte persoonsgegevens | Kopie paspoort | Persoonsgegevens | Rechten van betrokkenen | Vergeetrecht

       

      Aanvullende informatie

      Autoriteit PersoonsgegevensAP: Hulp bij privacyTekst Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)Rechterlijke uitspraken: privacyGoogle nieuws: privacy

       

      Source:

       

      Artikel 10: Privacy

      Grondwet van 2018
      Hoofdstuk 1: Grondrechten

      Artikel 10
      1.  Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
      2.  De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
      3.  De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

       

      Source:

       

      Artikel 11: Onaantastbaar­heid lichaam

      Grondwet van 2018
      Hoofdstuk 1: Grondrechten

      Artikel 11
      Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

       

      Source:

       

      Artikel 12: Huisrecht

      Grondwet van 2018
      Hoofdstuk 1: Grondrechten

      Artikel 12
      1.  Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.
      2.  Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.
      3.  Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.

       

      Source:

      https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vkugbqvdtnx1/artikel_12_huisrecht

       

      Deuteronomy 24:

      10 When thou dost lend thy brother any thing, thou shalt NOT go into his house to fetch his pledge.

      (pledge, a thing given as security, article pledged as security for debt)

      11 Thou shalt stand abroad, and the man to whom thou dost lend shall bring out the pledge abroad unto thee.

      12 And if the man be poor, thou shalt not sleep with his pledge:

      13 In any case thou shalt deliver him the pledge again when the sun goeth down, that he may sleep in his own raiment, and bless thee: and it shall be righteousness unto thee before the Lord thy God.

      14 Thou shalt not oppress an hired servant that is poor and needy, whether he be of thy brethren, or of thy strangers that are in thy land within thy gates:

      15 At his day thou shalt give him his hire, neither shall the sun go down upon it; for he is poor, and setteth his heart upon it: lest he cry against thee unto the Lord, and it be SIN unto thee.

       

      Source:

      The scriptures - YeHoVaH's LAWS

       

      Artikel 13: Briefgeheim

       

      Grondwet van 2018
      Hoofdstuk 1: Grondrechten

      Artikel 13
      1.  Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.
      2.  Het telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.

       

      Source:

       

      AP onderzoekt meten temperatuur werknemers tijdens corona

       

      Source:

       

      Wetten

      De taak van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is toezien of organisaties zich houden aan de wet- en regelgeving voor het gebruik van persoonsgegevens.

      Er zijn veel wetten, besluiten en regelingen die de verwerking van persoonsgegevens regelen. De 6 belangrijkste wetten waarop de AP toezicht houdt zijn:

      • Algemene verordening gegevensbescherming (AVG);
      • Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG);
      • Wet politiegegevens;
      • Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
      • Kieswet (voor zover het gaat om verwerking van persoonsgegevens voor verkiezingen in het Europese deel van Nederland);
      • Wet basisregistratie personen.

      Zie hieronder voor een korte uitleg van elk van deze wetten.

      Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

      In de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) zijn de belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland vastgelegd. Voorheen was dat in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

      Vanaf 25 mei 2018 is de AVG van toepassing. Dat betekent dat er sinds die datum dezelfde privacywetgeving geldt in de hele Europese Unie.

      Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG)

      De AVG is rechtstreeks van toepassing in Nederland. Daar waar de AVG ruimte laat voor nationale keuzes bij de uitvoering van de AVG, zijn deze ingevuld in de Uitvoeringswet AVG (UAVG).

      Richtlijn gegevensbescherming door politie en justitie

      Naast de AVG is er een aparte richtlijn voor gegevensbescherming door politie en justitie (Richtlijn 2016/680).

      Deze richtlijn geeft regels voor de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten om strafbare feiten te voorkomen, te onderzoeken, op te sporen en te vervolgen en om straffen uit te voeren. Ook ziet de richtlijn op het vrije verkeer van die gegevens.

      In Nederland is de richtlijn per 1 januari 2019 geïmplementeerd in de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).

      Wet politiegegevens (Wpg)

      De politie gebruikt allerlei persoonsgegevens om politietaken goed te kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld om daders van strafbare feiten op te sporen. De bescherming van persoonsgegevens bij de politie is geregeld in de Wet politiegegevens (Wpg).

      De Wpg regelt de verwerking van politiegegevens door de Nationale Politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke marechaussee en de Rijksrecherche. De Wpg is ook van toepassing op taken die de politie uitvoert voor justitie, zoals uitvoering van de Vreemdelingenwet.

      Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

      Justitie verzamelt allerlei persoonsgegevens om strafbare feiten op te sporen, te vervolgen en af te doen. Ook verwerkt justitie persoonsgegevens om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te kunnen geven.

      De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) regelt het verwerken van justitiële gegevens (in persoonsdossiers) en voor de VOG. De wet regelt ook de verwerking van strafvorderlijke gegevens.

      De AP houdt toezicht op de verwerking van justitiële gegevens op basis van deze wet.

      Wet basisregistratie personen

      In de basisregistratie personen (BRP) zijn persoonsgegevens opgenomen van de inwoners van Nederland. De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) regelt het juiste gebruik van deze gegevens. Daarbij gaat het onder meer om de handelswijze van gemeenten bij het opnemen, wijzigen en verstrekken van persoonsgegevens in de BRP.

      In de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) staat een aantal aanvullende regels voor het verwerken van persoonsgegevens bij de BRP. Het gaat om situaties die niet in de Wet BRP zelf zijn geregeld. Zie verder: Welke AVG-plichten heb ik als gemeente bij de BRP?

       

      Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

      De belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland zijn vastgelegd in de AVG.

      Lees meer over Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

      Internationale privacywetgeving

      De bescherming van persoonsgegevens is niet overal ter wereld hetzelfde geregeld als in de Europese Unie.

      Lees meer over Internationale privacywetgeving

       

      Source:

       

       

      Wat zijn persoonsgegevens?

      De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geeft aan dat een persoonsgegeven alle informatie is over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Dit betekent dat informatie ofwel direct over iemand gaat, ofwel naar deze persoon te herleiden is. Gegevens van overleden personen of van organisaties zijn geen persoonsgegevens volgens de AVG.

      Voorbeelden van persoonsgegevens

      Er zijn veel soorten persoonsgegevens. Voor de hand liggende gegevens zijn iemands naam, adres en woonplaats. Maar ook telefoonnummers en postcodes met huisnummers zijn persoonsgegevens.

      Bijzondere persoonsgegevens

      Gevoelige gegevens als iemands ras, godsdienst of gezondheid worden bijzondere persoonsgegevens genoemd. Deze zijn door de wetgever extra beschermd.

      Het is verboden om bijzondere persoonsgegevens te verwerken, tenzij er een wettelijke uitzondering is.

      Bescherming van persoonsgegevens

      Bescherming van de persoonlijke levenssfeer is een grondrecht. Dit recht is geregeld in:

      • artikel 10 lid 1 van de Grondwet;
      • artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM);
      • artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie;
      • artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).

      Daarnaast is in artikel 8 van het Handvest een expliciet recht op bescherming van de persoonsgegevens opgenomen.

      Deze artikelen geven aan dat er een wet moet zijn voor de bescherming van persoonsgegevens. Zodat ieders recht op privacy is gewaarborgd.  Dat zijn in Nederland de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG (UAVG).

       

      Bekijk binnen het onderwerp Wat zijn persoonsgegevens?

      Alle antwoorden op mijn vragenVragen over persoonsgegevens

      • Wat houdt verwerken van persoonsgegevens in?

        Verwerken is: alle handelingen die een organisatie kan uitvoeren met persoonsgegevens, van verzamelen tot en met vernietigen.

        Dit is dus een zeer ruim begrip. Handelingen die er volgens de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in ieder geval onder vallen, zijn: het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, doorzenden, verspreiden, beschikbaar stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen, wissen en vernietigen van gegevens .

      • Wat regelt de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?

        De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) regelt wat er allemaal wel en niet mag met de persoonsgegevens van mensen. En wat hun privacyrechten zijn als organisaties hun gegevens verwerken.

        Bijvoorbeeld dat zij recht hebben op informatie over het gebruik van hun gegevens. En dat zij inzage en rectificatie van hun gegevens mogen vragen.

        De AVG bepaalt dat een organisatie alleen persoonsgegevens mag verwerken als daarvoor minimaal één grondslag is. De AVG kent 6 grondslagen, waaronder bijvoorbeeld het geven van toestemming of de bescherming van de vitale belangen. Organisaties mogen deze persoonsgegevens bovendien niet zomaar voor een ander doel gebruiken. Zij zijn verplicht om persoonsgegevens goed te beveiligen en hebben de verantwoordingsplicht om aan te tonen dat zij aan de privacyregels voldoen.

        Bij elk gebruik van persoonsgegevens geldt dat de inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer zo klein mogelijk moet zijn. Niet elke verwerking van persoonsgegevens hoeft overigens een inbreuk op de privacy te zijn. Of dat zo is, hangt af van de soort gegevens en hoe een organisatie deze gebruikt.

      • Welke bijzondere persoonsgegevens zijn er?

        Bijzondere persoonsgegevens zijn gegevens over iemands:

        • ras of etnische afkomst;
        • politieke opvattingen;
        • godsdienst of levensovertuiging;
        • lidmaatschap van een vakbond;
        • genetische of biometrische gegevens met oog op unieke identificatie;
        • gezondheid;
        • seksuele leven;
        • strafrechtelijk verleden.

        Een organisatie mag geen bijzondere persoonsgegevens gebruiken, tenzij daarvoor in de wet een uitzondering is.

      • Wie is de verwerkingsverantwoordelijke en wie de betrokkene bij het verwerken van persoonsgegevens?

        De verwerkingsverantwoordelijke is een persoon of een organisatie die het doel van en de middelen voor het gebruik van persoonsgegevens bepaalt.

        De verwerkingsverantwoordelijke kan dit alleen doen of samen met anderen. Het houdt in dat de verwerkingsverantwoordelijke uiteindelijk beslist of een organisatie persoonsgegevens verwerkt, en zo ja:

        • om welke verwerking het gaat;
        • welke persoonsgegevens de organisatie hierbij verwerkt;
        • voor welk doel de organisatie dit doet;
        • op welke manier de organisatie dit doet.

        De betrokkene is degene van wie een organisatie persoonsgegevens verwerkt. Dit is dus degene op wie de persoonsgegevens betrekking hebben.

        Als u andere partijen inschakelt om persoonsgegevens voor u te verwerken, moet u met deze organisaties een 'verwerkersovereenkomst' afsluiten.

       

      Source:

       

      Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten

      (Doorverwezen vanaf Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten)

       

      Het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESCR) is een verdrag van de Verenigde Naties, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het kwam tot stand op 19 december 1966 en werd van kracht op 3 januari 1976, na ratificatie door 35 lidstaten. Als afkorting zijn IVESCR, ESOCUL of ECOSOC gebruikelijk naast het Engelse ICESCR.

      Bijna alle landen ondertekenden het verdrag. Suriname ratificeerde het op 28 december 1976; Nederland ondertekende op 25 juni 1969 en ratificeerde op 11 december 1978; België ondertekende op 10 december 1968, maar keurde het pas goed bij Wet van 15 mei 1981 en ratificeerde op 21 april 1983. Veel landen, ook België en Nederland, formuleerden een voorbehoud of een interpreterende verklaring bij welbepaalde artikelen (zie hier in het Engels). Ook China heeft dit verdrag geratificeerd, in tegenstelling tot het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

       

      Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten

      Ondertekend 19 december 1966

      In werking getreden 3 januari 1976

      Voorwaarden voor ratificatie door 35 lidstaten

      inwerkingtreding 

       

      Portaal    Politiek

       

      Internationaal recht

      Inklappen

      Gerechtshoven

      Inklappen

      Tribunalen

      Inklappen

      Organisaties

      Inklappen

      Geschiedenis

       

       

      De beschermde rechten van de mens zijn:

      De controle op de uitvoering van het Verdrag ligt bij het VN-comité voor economische, sociale en culturele rechten.

      Externe link

       

      Source:

       

      Source:

       

      human rights provisions of the un charter - NSUWorks

      Because the Court did not reach the issue of whether the Alien Land Law violated the Equal Protection Clause, the statute itself remained in force. Justice Black ...

       

       

      Artikel 3: Immuniteit van de rechters

      Source:

       

       

      law. 1. The regime that orders human activities

      and relations through systematic application of

      the force of politically organized society, or

      through social pressure, backed by force, in

      such a society; the legal system < respect and

      obey the law> . 2. The aggregate of legislation,

      judicial precedents, and accepted legal principles; the body of authoritative grounds of judicial and administrative action <the law of the

      land>. 3. The set of rules or principles dealing

      with a specific area of a legal system < copyright law> . 4. The judicial and administrative

      process; legal action and proceedings < when

      settlement negotiations failed, they submitted

      their dispute to the law>. 5. A statute < Congress passed a law>. - Abbr. L. 6. COMMON

      LAW < law but not equity>. 7. The legal profession < she spent her entire career in law>.

      "Some twenty years ago I pointed out two ideas running

      through definitions of law: one an imperative idea, an

      idea of a rule laid down by the lawmaking organ of a

      politically organized society, deriving its force from the

      authority of the sovereign; and the other a rational or

      ethical idea, an idea of a rule of right and justice deriving

      its authority from its intrinsic reasonableness or con·

      formity to ideals of right and merely recognized, not

      made, by the sovereign. " Roscoe Pound, "More About

      the Nature of Law," in Legal Essays in Tribute to Orrin

      Kip McMurray at 513, 515 (1935).

      "All law is the law of a group of individuals or of groups

      made up of individuals.'Nn one can make a law purely

      for himself. He may form a resolution, frame an ambi·

      tion, or adopt a rule, but these are private prescriptions,

      not laws." Tony Honore, Making Law Bind: Essays

      Legal and Philosophical 33 (1987).

      "It will help to distinguish three senses of the word

      'law.' The first is law as a distinctive social institution;

      that is the sense invoked when we ask whether primitive

      law is really law. The second is law as a collection of sets

      of propositions - the sets we refer to as antitrust law,

      the law of torts, the Statute of Frauds, and so on. The

      third is law as a source of rights, duties, and powers, as

      in the sentence 'The law forbids the murdering heir to

      inherit.' " Richard A. Posner, The Problems of Jurisprudence 220-21 (1990).

      adjective laW. See ADJECTIVE LAW.

      canon law. See CANON LAW.

      caselaw. See CASE LAW.

       

      Law of God

      Le ley de Dieu et ley de terre sont tout un, et l'un et l'autre preferre et favour Ie common et publique bien del terre. The law of God and the law of the land are all one; and both promote and favor the common and public good of the land.

       

      Divine law. God's law, as distinguished from human law. (Goddelijke wet. Gods wet, onderscheiden van de menselijke wet.) See NATURAL LAW.

       

      Divine right of kings. The political theory that the sovereign is a direct representative of God and has the right to rule absolutely by virtue of birth. "Divine Right of Kings . . .. It originated in the mediaeval concept of God's award of temporal power to civil rulers and spiritual power to the Church. It was claimed by the earlier Stuart kings in England, and explains many of their attitudes in the struggle which developed between them and Parliament for political sovereignty ... The principle of divine right was submerged during the Commonwealth but re-emerged under James II, but disappeared with his flight and abdication." David M. Walker, The Oxford Companion to Law 366 (1980).

       

      Summa est lex quae pro religione facit. The highest law is the one that acts on behalf of religion.

       

       

       

      Tax, n. A monetary charge imposed by the government on persons, entities, or property to yield public revenue .• Most broadly, the term embraces all governmental impositions on the person, property, privileges, occupations, and enjoyment of the people, and includes duties, imposts, and excises. Although a tax is often thought of as being pecuniary in nature, it is not necessarily payable in money. - tax, vb. "Taxes are the enforced proportional contributions from persons and property, levied by the state by virtue of its sovereignty for the support of government and for all public needs. This definition of taxes, often referred to as 'Cooley's definition,' has been quoted and indorsed, or approved, expressly or otherwise, by many different courts. While this definition of taxes characterizes them as 'contributions,' other definitions refer to them as 'imposts,' 'duty or impost,' 'charges, ' 'burdens, ' or 'exac· tions'; but these variations in phraseology are of no practical importance." 1 Thomas M. Cooley, The Law of Tmcation § 1, at 61-63 (Clark A. Nichols ed., 4th ed. 1924).

       

      Govern, vb. (Of a precedent) to control a point in issue .

       

      Governing body. 1. GOVERNMENT (2). 2. A group of (esp. corporate) officers or persons having ultimate control .

       

      Government. 1. The structure of principles and rules determining how a state or organization is regulated. 2. The sovereign power in a nation or state. 3. An organization through which a body of people exercise political authority; the machinery by which sovereign power is expressed .• In this sense, the term refers collectively to the political organs of a country regardless of their function or level, and regardless of the subject matter they deal with. Cf. NATION; STATE.

       

      Central government. See federal government (1). government agent

       

      De facto government (di fak-toh). 1. A government that has taken over the regular government and exercises sovereignty over a nation. 2. An independent government established and exercised by a group of a country's inhabitants who have separated themselves from the parent state.

       

      Federal government. 1. A national government that exercises some degree of control over smaller political units that have surrendered some degree of power in exchange for the right to participate in national political matters. - Also termed (in federal states) central government. 2. The U.S. government. - Also termed national government.

       

      Local government. The government of a particular locality, such as a city or county; a governing body at a lower level than the state government. • The term includes a school district, fire district, transportation authority, and any other special-purpose district or authority. - Also termed municipal government.

      Mixed government. A government containing a blend of forms, as in democracy and monarchy.

      Municipal government. See local government.

       

      National government. See NATIONAL GOVERNMENT, Federal government (2).

       

      Proprietary government. Hist. A government granted by the Crown to an individual, in the nature of a feudatory principality, with powers of legislation formerly belonging to the owner of a county palatine. Cf. COUNTY PALATINE.

       

      Provisional government. A government temporarily established to govern until a permanent one is organized to replace it.

       

      State government. The government of a state of the United States.

       

      1. The executive branch of the U.S. government. 5. The prosecutors in a given criminal case . 6. An academic course devoted to the study of government; political science .

       

      Government agency. See AGENCY (3). government-agency security. See government security under SECURITY. government agent. See AGENT.

       

      Trust, n. 1. The right, enforceable solely in equity, to the beneficial enjoyment of property to which another person holds the legal title; a property interest held by one person (the trustee) at the request of another (the settlor) for the benefit of a third party (the beneficiary) .• For a trust to be valid, it must involve specific property, reflect the settlor's intent, and be created for a lawful purpose. 2. A fiduciary relationship regarding property and subjecting the person with title to the property to equitable duties to deal with it for another's benefit; the confidence placed in a trustee, together with the trustee's obligations toward the property and the beneficiary. • A trust arises as a result of a manifestation of an intention to create it. See FIDUCIARY RELATIONSHIP. 3. The property so held; TRUST FUND. 4. A business combination that aims at monopoly. See ANTITRUST.

       

      " [AJ trust involves three elements, namely, (1) a trustee, who holds the trust property and is subject to equitable duties to deal with it for the benefit of another; (2) a beneficiary, to whom the trustee owes equitable duties to deal with the trust property for his benefit; (3) trust property, which is held by the trustee for the beneficiary." Restatement (Second) of Trusts § 2 cmt. h ( 1959). "One must distinguish, ... [in] countries where English is spoken, between a wide and a narrow sense of the word 'trust.' In the wide sense a trust exists when property is to be held or administered by one person on behalf of another or for some purpose other than his own benefit . In the narrow or strict sense a trust exists when the creator of the trust .' . hands over or is bound to hand over the control of an asset which, or the proceeds of which, is to be administered by another (the trustee or administrator) in his capacity as such for the benefit of some person (beneficiary) other than the trustee or for some impersonal object. A trust in this sense is a species of the genus 'trust' in the wide sense." Tony Honore, The South African Law of Trusts §§ 1-2, at 1-3 (3d ed. 1985).

       

      "Some courts and legal writers have defined a trust as a certain kind of right that the beneficiary has against the trustee, or a certain kind of interest that the beneficiary has against the trustee, or a certain kind of interest that the beneficiary has in the trust property, thus looking at it from the point of view of the beneficiary. While it is true that the beneficiary has the right or interest described, the trust is something more than the right or interest of the beneficiary. The trust is the whole juridical device: the legal relationship between the parties with respect to the property that is its subject matter, including not merely the duties that the trustee owes to the beneficiary and to the rest of the world, but also the rights, privileges, powers, and immunities that the beneficiary has against the trustee and against the rest of the world. It would seem proper, therefore, to define the trust either as a relationship having certain characteristics stated in the definition or perhaps as a juridical device or legal institution involving such a relationship." 1 Austin W. Scott & William F. Fratcher, The Law of Trusts § 2.4, at 42 (4th ed. 1987).

       

      Sovereignty (sahv-[a-]rin-tee). 1. Supreme dominion, authority, or rule. 2. The supreme political authority of an independent state. 3. The state itself.

       

       "It is well to [distinguish] the senses in which the word Sovereignty is used. In the ordinary popular sense it means Supremacy, the right to demand obedience. Although the idea of actual power is not absent, the prominent idea is that of some sort of title to exercise control. An ordinary layman would call that person (or body of persons) Sovereign in a State who is obeyed because he is acknowledged to stand at the top, whose will must be expected to prevail, who can get his own way, and make others go his, because such is the practice of the country. Etymologically the word of course means merely superiority, and familiar usage applies it in monarchies to the monarch, because he stands first in the State, be his real power great or small." James Bryce, Studies in History and Jurisprudence 504-05 (1901).

       

      External sovereignty. The power of dealing on a nation's behalf with other national governments.

      Internal sovereignty. The power that rulers exercise over their own subjects. sovran. See SOVEREIGN.

       

      Subject, n. 1. One who owes allegiance to a sovereign and is governed by that sovereign's laws <the monarchy's subjects>.

       

      "Speaking generally, we may say that the terms subject and citizen are synonymous. Subjects and citizens are alike those whose relation to the state is personal and

      not merely territorial, permanent and not merely temporary. This equivalent, however, is not absolute. For in the fIrst place, the term subject is commonly limited to monarchical forms of government, while the term citizen is more specially applicable in the case of republics. A

      British subject becomes by naturalisation a citizen of the United States of America or of France. In the second place, the term citizen brings into prominence the rights and privileges of the status, rather than its correlative obligations, while the reverse is the case with the term subject. Finally it is to be noticed that the term subject is capable of a different and wider application, in which it includes all members of the body politic, whether they are citizens (i.e. , subjects stricto sensu) or resident aliens.

      All such persons are subjects, all being subject to the power of the state and to its jurisdiction, and as owing to it, at least temporarily, fIdelity and obedience." John Salmond, Jurisprudence 133 (Glanville L. Williams ed., 10th ed. 1947).

      Natural-born subject. A person born within the dominion of a monarchy, esp. England.

      Cf. NATIONAL.

       

       

      Sovereign, n. 1. A person, body, or state vested with independent and supreme authority. 2. The ruler of an independent state. - Also spelled sovran. See SOVEREIGNTY.

       

      Sovereign immunity. See IMMUNITY (1). sovereign people. The political body consisting of the collective number of citizens and qualified electors who possess the powers of sovereignty and exercise them through their chosen representatives.

       

      Sovereign political power. See POLITICAL POWER.

       

      Sovereign power. The power to make and enforce laws.

       

      Sovereign right. A unique right possessed by a state or its agencies that enables it to carry out its official functions for the public benefit, as distinguished from certain proprietary rights that it may possess like any other private person.

       

      Sovereign state. A state that possesses an independent existence, being complete in itself, without being merely part of a larger whole to whose government it is subject; a political community whose members are bound together by the tie of common subjection to some central authority, whose commands those members must obey. - Also termed independent state. Cf. CLIENT STATE.

       

      Part-sovereign state. A political community in which part of the powers of external sovereignty are exercised by the home government, and part are vested in or controlled by some other political body or bodies .• Such a state is not fully independent because by the conditions of its existence it is not allowed full freedom of action in external affairs.

       

      Sovereignty (sahv-[a-]rin-tee). 1. Supreme dominion, authority, or rule. 2. The supreme political authority of an independent state. 3. The state itself.

       

       "It is well to [distinguish] the senses in which the word Sovereignty is used. In the ordinary popular sense it means Supremacy, the right to demand obedience. Although the idea of actual power is not absent, the prominent idea is that of some sort of title to exercise control. An ordinary layman would call that person (or body of persons) Sovereign in a State who is obeyed because he is acknowledged to stand at the top, whose will must be expected to prevail, who can get his own way, and make others go his, because such is the practice of the country. Etymologically the word of course means merely superiority, and familiar usage applies it in monarchies to the monarch, because he stands first in the State, be his real power great or small." James Bryce, Studies in History and Jurisprudence 504-05 (1901).

       

      External sovereignty. The power of dealing on a nation's behalf with other national governments.

       

      Internal sovereignty. The power that rulers exercise over their own subjects.

       

      Sovran. See SOVEREIGN.

       

      Body. 1. The main part of a written instrument. 2. A collection of laws. - Also termed body of laws. See CORPUS JURIS. 3. An artificial person created by a legal authority. See CORPORATION. 4. An aggregate of individuals or groups.

       

      Body corporate. See CORPORATION.

       

      Body execution. See CAPIAS; EXECUTION.

       

      Body of a county. A county as a whole.

       

      Body of laws. See BODY (2).

       

      Body politic. A group of people regarded in a political (rather than private) sense and organized under a single governmental authority.

       

      Potentate (poh-tan-tayt). A ruler who possesses great power or sway; a monarch.

       

      Genesis 49:

      10 The scepter will not depart from Judah, nor the ruler's staff from between his feet,[fn] until he to whom it belongs[fn] shall come and the obedience of the nations shall be his.

       

       

      Numbers 24:

      17 “I see him, but not now; I behold him, but not near. A star will come out of Jacob; a scepter will rise out of Israel. He will crush the foreheads of Moab, the skulls[fn] of[fn] all the people of Sheth.[fn]

       

      Psalm 45:

      6 Your throne, O God,[fn] will last for ever and ever; a scepter of justice will be the scepter of your kingdom.

       

      Psalm 60:

      7 Gilead is mine, and Manasseh is mine; Ephraim is my helmet, Judah is my scepter.

       

      Psalm 108:

      8 Gilead is mine, Manasseh is mine; Ephraim is my helmet, Judah is my scepter.

       

      Ezekiel 21:

      9 “Son of man, prophesy and say, ‘This is what the Lord says: “ ‘A sword, a sword, sharpened and polished—

      10 sharpened for the slaughter, polished to flash like lightning! “ ‘Shall we rejoice in the scepter of my royal son? The sword despises every such stick.

       

      Revelation 12:

      5 She gave birth to a son, a male child, who “will rule all the nations with an iron scepter.”[fn] And her child was snatched up to God and to his throne.

       

      Revelation 19:

      15 Coming out of his mouth is a sharp sword with which to strike down the nations. “He will rule them with an iron scepter.”[fn] He treads the winepress of the fury of the wrath of God Almighty.

       

       

      Hebrews 1:

      8 but to[fn] the Son: Your throne, O God, is forever and ever, and the scepter of your kingdom is a scepter of justice.

       

      Revelation 2:

      27 and he will rule[fn] them with an iron scepter; he will shatter them like pottery —

       

       

      Jeremiah 31: (KJV)
      33 But this shall be the covenant that I will make with the house of Israel (NOT today called JEWS); After those days, saith the LORD, I will put my Torah (law) in their inward parts (Jurisdiction)and write it in their heartsand will be their God, and they shall be my people.

       

      H8451

      תֹּרָה    תּוֹרָה

      tôrâh    tôrâh

      to-raw', to-raw'

      From H3384; a precept or statute, especially the Decalogue or Pentateuch: - law.

       

      Matthew 28:

      18 And Jesus came and spake unto them, saying, All power (jurisdiction) G1849 is given unto me in heaven and in earth.

      19 Go ye therefore, and teach all nations, baptizing them in the name of the Father, and of the Son, and of the Holy Ghost:

      20 Teaching them to observe all things whatsoever I have commanded you: and, lo, I am with you alway, even unto the end of the world. Amen.

       

      G1849

      ἐξουσία

      exousia

      ex-oo-see'-ah

      From G1832 (in the sense of ability); privilege, that is, (subjectively) force, capacity, competency, freedom, or (objectively) mastery (concretely magistrate, superhuman, potentate, token of control), delegated influence: - authority, jurisdiction, liberty, power, right, strength.

       

      Revelation 11:
      15 And the seventh angel sounded; and there were great voices in heaven, saying, The kingdoms of this world are become the kingdoms of our Lord, and of his Christ; and he shall reign for ever and ever.
      16 And the four and twenty elders, which sat before God on their seats, fell upon their faces, and worshipped God,
      17 Saying, We give thee thanks, O Lord God Almighty, which art, and wast, and art to come; because thou hast taken to thee thy great power, and hast reigned.
      18 And the nations were angry, and thy wrath is come, and the time of the dead, that they should be judged, and that thou shouldest give reward unto thy servants the prophets, and to the saints, and them that fear thy name, small and great; and shouldest destroy them which destroy the earth.
      19 And the temple of God was opened in heaven, and there was seen in his temple the ark of his testament: and there were lightnings, and voices, and thunderings, and an earthquake, and great hail.

      Exodus 19:

      5 Now therefore, if ye will obey my voice indeed, and keep my covenant, then ye shall be a peculiar treasure unto me above all people: for all the earth is mine:

       

      Deuteronomy 14:

      2 For thou art an holy people unto the LORD thy God, and the LORD hath chosen thee to be a peculiar people unto himself, above all the nations that are upon the earth.

       

      Deuteronomy 26:

      18 And the LORD hath avouched thee this day to be his peculiar people, as he hath promised thee, and that thou shouldest keep all his commandments;

       

      Psalm 135:

      4 For the LORD hath chosen Jacob unto himself, and Israel for his peculiar treasure.

       

      Ecclesiastes 2:

      8 I gathered me also silver and gold, and the peculiar treasure of kings and of the provinces: I gat me men singers and women singers, and the delights of the sons of men, as musical instruments, and that of all sorts.

       

      Titus 2:

      14 Who gave himself for us, that he might redeem us from all iniquity, and purify unto himself a peculiar people, zealous of good works.

       

      1Peter 2:

      9 But ye are a chosen generation, a royal priesthood, an holy nation, a peculiar people; that ye should shew forth the praises of him who hath called you out of darkness into his marvellous light:

       

       

      Covenants for Title 1891 Cornell University Law School

      Source:

       

      Quiet Title

      An action to quiet title is a lawsuit brought in a court having jurisdiction over property disputes, in order to establish a party's title to real property, or personal property having a title, of against anyone and everyone, and thus "quiet" any challenges or claims to the title.

      This legal action is "brought to remove a cloud on the title" so that plaintiff and those in privity with them may forever be free of claims against the property.[1] The action to quiet title resembles other forms of "preventive adjudication," such as the declaratory judgment.[2]

      This genre of lawsuit is also sometimes called either a try title, trespass to try title, or ejectment action "to recover possession of land wrongfully occupied by a defendant."[3] However, there are slight differences. In an ejectment action, it is typically done to remove a tenant or lessee in an eviction action, or an eviction after a foreclosure.[citation needed] Nonetheless, in some states, all terms are used synonymously.

       

      Source:

       

       

      Besluit Buitengewoon Strafrecht

       

      Geraadpleegd op 05-05-2023.
      Geldend van 01-01-2020 t/m heden

         

        Artikel 1


             

        De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de misdrijven, gedurende den tijd van den huidigen oorlog vóór 15 Mei 1945 begaan, welke zijn omschreven in:

        Artikel 2


             

        Voor zoover in dit besluit niet anders wordt bepaald, vinden ten aanzien van de in het voorgaande artikel bedoelde misdrijven de bepalingen van het Wetboek van Militair Strafrecht en die ter uitvoering daarvan, alsmede, behoudens de afwijkingen bij dat Wetboek vastgesteld, de bepalingen van het gemeene strafrecht toepassing, met dien verstande, dat, waar in het Wetboek van Militair Strafrecht gesproken wordt van den militairen rechter of de militaire rechtsmacht, daaronder de bij het Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven aangewezen rechter onderscheidenlijk diens rechtsmacht wordt begrepen.

        Artikel 3


             

        Het bepaalde in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht blijft voor de werking van dit besluit buiten toepassing.

        Artikel 4


             
        • Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2-8 van het Wetboek van Strafrecht en in de artikelen 4 en 5 van het Wetboek van Militair Strafrecht is de Nederlandsche strafwet toepasselijk op een ieder, die zich buiten het Rijk in Europa schuldig heeft gemaakt of maakt aan:

          • 1°.een misdrijf, omschreven in artikel 278 van het Wetboek van Strafrecht of een der artikelen 26, 27 en 27a van dit besluit, of een misdrijf, als bedoeld in artikel 1, onder 2°., van dit besluit, indien het feit is gepleegd tegen of met betrekking tot een Nederlander of een Nederlandsch rechtspersoon of indien eenig Nederlandsch belang daardoor is of kon worden geschaad;

          • 2°.een misdrijf, omschreven in een der artikelen 131-134bis, 189 en 416-417bis van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande, dat, waar in die artikelen van strafbaar feit of misdrijf wordt gesproken, daaronder ten deze alleen wordt verstaan een misdrijf, omschreven in een der artikelen 92-96, 97a, onder 1°., 105 en 108-110 van het Wetboek van Strafrecht, of een misdrijf als hiervoor onder 1°. bedoeld.

        • 2De Nederlandsche strafwet is insgelijks toepasselijk op den Nederlander, die zich buiten het Rijk in Europa schuldig heeft gemaakt of maakt aan eenig misdrijf, in artikel 1 genoemd.

        Artikel 5    

        [Vervallen per 01-01-1991]

        Artikel 6


             

        Het bepaalde in artikel 17 van het Wetboek van Militair Strafrecht blijft voor de werking van dit besluit buiten toepassing.

        Artikel 7


             

        [Vervallen per 01-01-1999]

        Artikel 7a


             

        In afwijking in zooverre van het bepaalde in artikel 23, vijfde en zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht is de duur der vervangende hechtenis ten hoogste een jaar en in de gevallen, bedoeld in het zesde lid, ten hoogste een jaar en vier maanden.

        Artikel 7b


             

        Voor de toepassing van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht wordt de bewaring, gelast of verlengd ingevolge het Besluit politieke delinquenten 1945, gelijkgesteld met voorloopige hechtenis.

        Artikel 8


             
        • 2Onder het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten, als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 1° van het Wetboek van Strafrecht, is voor de toepassing van dit besluit niet begrepen het verrichten van werkzaamheden krachtens indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht door of vanwege het Rijk of eenig openbaar lichaam.

        • 3Zoodanige indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht geschiedt alleen in ondergeschikte en niet verantwoordelijke functies.

        • 4In alle gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan de schuldige insgelijks worden ontzet van het recht om bepaalde beroepen of groepen van beroepen uit te oefenen of bepaalde functies of groepen van functies te bekleeden, waarvoor hij naar het oordeel van den rechter de in het algemeen belang vereischte waardigheid of betrouwbaarheid mist.

        Artikel 9


             

        In afwijking van het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt de rechter, wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, den duur als volgt:

        • 1°.bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;

        • 2°.bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf, tot militaire detentie of tot hechtenis, voor een tijd den duur der hoofdstraf ten minste vijf jaren te boven gaande en ten hoogste voor het leven;

        • 3°.bij veroordeeling tot geldboete, voor den tijd van ten minste drie jaren en ten hoogste voor het leven.

        Artikel 9a


             
        • 1Onverminderd het bepaalde in artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht kunnen ook worden verbeurd verklaard bepaalde zaken, den veroordeelde toebehoorende, waarvan aannemelijk is dat zij met misbruik van de bijzondere omstandigheden zijn verkregen of behouden.

        • 2Indien de zaken den veroordeelde niet of niet meer toebehooren, kan gelijke verbeurdverklaring worden uitgesproken, voor zoover dit met eerbiediging van de rechten van derden te goeder trouw mogelijk is.

        Artikel 10    

        In geval van eenig misdrijf, waarop de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn, omdat de schuldige gebruik heeft gemaakt of heeft gedreigd te maken van macht, gelegenheid of middel, hem door den vijand of door het feit der vijandelijke bezetting geboden, kan de rechter bepalen, dat geen straf wordt toegepast, indien blijkt, dat de schuldige het feit heeft begaan om den vijand te benadeelen of door of vanwege den vijand of diens helpers beraamde maatregelen te beletten, belemmeren of verijdelen.

        Artikel 11


             
        • 1De schuldige aan een misdrijf, waarop de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn, kan worden veroordeeld:

          • 1°.indien op dat misdrijf bij het Wetboek van Strafrecht gevangenisstraf van vijftien jaren of meer is gesteld, tot levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren;

          • 2°.indien op dat misdrijf bij het Wetboek van Strafrecht gevangenisstraf van minder dan vijftien jaren doch meer dan zeven jaren en zes maanden is gesteld, gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren;

          • 3°.indien op dat misdrijf bij het Wetboek van Strafrecht gevangenisstraf van niet meer dan zeven jaren en zes maanden doch meer dan twee jaren en zes maanden is gesteld, tot het dubbele der daarop gestelde straf;

          • 4°.indien op dat misdrijf bij het Wetboek van Strafrecht gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden of minder of hechtenis is gesteld, tot gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren;

          een en ander onverminderd de mogelijkheid van oplegging van een zwaardere straf, welke bij het Wetboek van Militair Strafrecht op het misdrijf mocht zijn gesteld.

        • 2Naast of in plaats van andere straffen kan de rechter geldboete opleggen. Het maximum der op te leggen geldboete bedraagt van de vijfde categorie. Indien de rechter beslist, dat de schuldige zich met misbruik van de bijzondere omstandigheden heeft verrijkt, kan dit bedrag worden verhoogd tot het drievoud van het door den rechter geschatte bedrag der verrijking.

        Artikel 12


             

        In afwijking van het bepaalde in de artikelen 45, tweede en derde lid, en 49, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kunnen bij poging tot of medeplichtigheid aan een misdrijf dezelfde hoofdstraffen tot dezelfde maxima worden opgelegd als op het misdrijf zijn gesteld.

        Artikel 13    
        • 1De samenspanning tot eenig misdrijf, in artikel 1 genoemd, wordt gestraft gelijk het misdrijf.

        • 2Nochtans is de strafvervolging uitgesloten tegen den deelnemer aan eenige samenspanning, die, vóórdat de overheid met het bestaan daarvan bekend is, haar op zoodanige wijze daarvan kennis geeft, dat dientengevolge het plegen van het voorgenomen misdrijf wordt voorkomen. Deze bepaling geldt niet voor hem, van wien blijkt, dat hij de aanlegger is.

        Artikel 14


             

        In afwijking van het bepaalde in artikel 60, onder 1°., van het Wetboek van Strafrecht worden in de daar bedoelde gevallen de straffen van ontzetting van dezelfde rechten opgelost in ééne straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste vijf jaren te boven gaande en ten hoogste voor het leven, of indien geene andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in ééne straf van ten minste drie jaren en ten hoogste voor het leven.

        Artikel 15


             
        • 2Het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van dat Wetboek is niet toepasselijk dan voor zoover de vervolging strijdig zou zijn met den inhoud of de strekking van een overeenkomst, door Ons met een vreemde mogendheid gesloten.

        • 3Nochtans kan in de gevallen, waarin het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht voor de werking van dit besluit buiten toepassing blijft, bij de rechterlijke uitspraak worden bepaald, dat de tijd der vrijheidsstraf of het bedrag der geldboete, door den veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van die uitspraak ondergaan of betaald ingevolge diens eerdere veroordeeling wegens hetzelfde feit, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke vrijheidsstraf of geldboete geheel of gedeeltelijk in mindering zal worden gebracht; wat de geldboete betreft, volgens den zoo noodig in de uitspraak te bepalen maatstaf.

        • 4Hij, aan wien bij uitspraak van een Tribunaal, waarop het fiat executie is verleend, een bijzondere maatregel, als bedoeld in artikel 1 van het Tribunaalbesluit, is opgelegd, kan ter zake van een misdrijf, waarop de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn, behoudens het bepaalde in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, niet worden vervolgd dan met machtiging van Onzen Minister van Justitie.

        Artikel 15a


             

        Het bepaalde in artikel 6:1:21 van het Wetboek van Strafvordering blijft buiten toepassing ten aanzien van de uitvoering van de straf van geldboete en verbeurdverklaring.

        Artikel 16    

        [Vervallen per 01-01-1991]

        Artikel 17


             

        Waar in eenige wettelijke bepaling van misdrijf in het algemeen of van eenig misdrijf in het bijzonder wordt gesproken, wordt daaronder voor de toepassing van dit besluit samenspanning tot dat misdrijf mede begrepen, voor zoover dit met de strekking dier bepaling niet onvereenigbaar is; onverminderd het bepaalde in artikel 78 van het Wetboek van Strafrecht.

        Artikel 18


             

        Waar in het Wetboek van Strafrecht gesproken wordt van "grondwettigen regeeringsvorm", worden daarmede gelijkgesteld de bestuursorganen, genoemd in de zevende afdeeling van het Tweede Hoofdstuk en in het Vierde, Vijfde, Zesde en Elfde Hoofdstuk der Grondwet.

        Artikel 19    

        Onder openbaar gezag wordt verstaan het Nederlandsch souverein gezag, waaronder deszelfs organen mede worden begrepen.

        Artikel 20    

        Onder een Nederlandsch rechtspersoon wordt verstaan een rechtspersoon, welker plaats van vestiging in het Koninkrijk is gelegen, welke uitsluitend of mede door een of meer Nederlanders wordt bestuurd of tot welker vermogen een of meer Nederlanders geheel of gedeeltelijk gerechtigd zijn.

        Artikel 21


             

        Waar in de artikelen 44, 249 en 365 van het Wetboek van Strafrecht van ambtenaar wordt gesproken, wordt daarmede gelijkgesteld ieder ambtenaar, beambte of ander persoon, werkzaam voor het burgerlijk of militair gezag van een vijandelijke mogendheid, hetzij in vasten of tijdelijken dienst, hetzij in eenig ander dan dienstverband; onverminderd het bepaalde in artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht.

        Artikel 22    

        Onder den vijand hulp verleenen wordt mede begrepen het bevorderen of verspreiden van vijandelijke propaganda, het aan den vijand ter beschikking stellen van eenig geld of goed, het verrichten van eenige daad ten voordeele van den vijand en het beletten, belemmeren of verijdelen van eenigen tegen den vijand gerichten maatregel.

        Artikel 23    
        • 1Onder den tijd van huidigen oorlog wordt verstaan de tijd van den huidigen oorlog tegen het Koninkrijk en mede begrepen de tijd, waarin die oorlog dreigende was.

        • 2Onder een misdrijf gedurende den tijd van den huidigen oorlog gepleegd, wordt mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf heeft gepleegd met het oog op den door hem aanstaand geachten huidigen oorlog tegen het Koninkrijk.

        Artikel 24


             
        • 2Voor zoover betreft artikel 205 van dat Wetboek, wordt voor de toepassing van dit besluit dienst bij een bondgenoot van den Staat in den huidigen oorlog onder vreemden krijgs-, staats- of publieken dienst niet begrepen.

        Artikel 25


             
        • 1Onder een bondgenoot van den Staat in den huidigen, gemeenschappelijken oorlog wordt verstaan elke niet-vijandelijke mogendheid, elk ander niet-vijandelijk, door Ons erkend bewind en elke niet aan het gezag van een vijandelijke mogendheid onderworpen, georganiseerde krijgsmacht, oorlog voerende of vijandelijkheden verrichtende tegen een vijandelijke mogendheid.

        Artikel 26    
        • 1Hij, die gedurende den tijd van den huidigen oorlog opzettelijk een ander blootstelt aan opsporing, vervolging, vrijheidsberooving of -beperking, eenige straf of eenigen maatregel door of vanwege den vijand, diens helpers of een persoon, als in artikel 21 bedoeld, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

        • 2De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren, indien het feit vrijheidsberooving van langer dan een maand ten gevolge heeft gehad.

        • 3De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren, indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

        • 4De schuldige wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien het feit den dood of de vermissing, waaruit redelijkerwijze de dood is af te leiden. ten gevolge heeft gehad.

        • 5Niet strafbaar is hij, die een feit heeft gepleegd met het oogmerk om aan door Ons gegeven wettelijke voorschriften te beantwoorden of om het algemeen belang te dienen.

        Artikel 27    

        Hij, die gedurende den tijd van den huidigen oorlog opzettelijk gebruik maakt of dreigt te maken van macht, gelegenheid of middel, hem door den vijand of door het feit der vijandelijke bezetting geboden, om een ander in zijn vermogen wederrechtelijk te benadeelen of om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

        Artikel 27a


             
        • 1Hij die gedurende den tijd van den huidigen oorlog in krijgs-, staats- of publieken dienst bij of van den vijand zich schuldig maakt aan eenig oorlogsmisdrijf of eenig misdrijf tegen de menschelijkheid als bedoeld in artikel 6 onder (b) of (c) van het handvest, behoorende bij de overeenkomst van Londen van 8 Augustus 1945, bekend gemaakt bij Ons besluit van 4 Januari 1946 (Staatsblad no. G 5), wordt, indien zoodanig misdrijf tevens bevat de bestanddeelen van een strafbaar feit waarop dit Besluit of het Wetboek van Militair Strafrecht van toepassing is, gestraft met de daarop gestelde straf.

        • 2Indien zoodanig misdrijf niet tevens bevat de bestanddeelen van een strafbaar feit volgens de Nederlandsche wet, wordt de dader gestraft met de straf, gesteld op het feit volgens de Nederlandsche wet, waarmede het de meeste overeenkomst vertoont.

        • 3Met gelijke straf als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt gestraft de meerdere die opzettelijk toelaat, dat een zijner minderen zich aan een zoodanig misdrijf schuldig maakt.

        Artikel 28    

        De bij de artikelen 26, 27 en 27a strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven.

        Artikel 29    
        • 1Dit besluit, ten aanzien waarvan de bevoegdheid, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het Besluit op den bijzonderen staat van beleg, niet kan worden uitgeoefend, treedt in werking op den dag zijner afkondiging.

        • 2Het kan worden aangehaald onder den titel: Besluit Buitengewoon Strafrecht.

         

        Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

         

        Londen, den 22sten December 1943.

        WILHELMINA.

        De Minister voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk,

        P.S. GERBRANDY.

        De Minister van Algemeene Zaken a.i.,

        VAN BOEIJEN.

        De Minister van Buitenlandsche Zaken,

        E. N. VAN KLEFFENS.

        De Minister van Justitie,

        VAN ANGEREN.

        De Minister van Binnenlandsche Zaken,

        VAN BOEIJEN.

        De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,

        G. BOLKESTEIN.

        De Minister van Financiën,

        J. VAN DEN BROEK.

        De Minister van Oorlog,

        VAN LIDTH DE JEUDE.

        De Minister van Marine,

        J. TH. FURSTNER.

        De Minister van Waterstaat,

        J. W. ALBARDA.

        De Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart,

        P. KERSTENS.

        De Minister van Landbouw en Visscherij a.i.,

        P. KERSTENS.

        De Minister van Sociale Zaken,

        J. VAN DEN TEMPEL.

        De Minister van Koloniën,

        H. J. VAN MOOK.

        De Minister zonder Portefeuille,

        E. MICHIELS VAN VERDUIJNEN.

        De Minister zonder Portefeuille,

        J. A. W. BURGER.

        Uitgegeven den vierden September 1944.

        De Minister van Justitie,

        G. J. VAN HEUVEN GOEDHART.

         

         

        Source:

         

        PUBLIEK vs PRIVAAT recht; waar zit die doorkruising van het recht nu precies?

         

        Source:

         

        Schade door een onrechtmatige daad

         

        Geplaatst door: Vincent Melens

        Als u schade heeft geleden door toedoen van een ander, dan zal u deze schade willen verhalen. Maar wanneer is dat mogelijk? Wanneer is er sprake van een onrechtmatige daad? Kunt u elke vorm van schade door een onrechtmatige daad verhalen? En zijn er nog aanvullende voorwaarden? In deze blog legt advocaat mr. Vincent Melens van Flinck Advocaten uit wanneer de schade door een onrechtmatige daad met succes kan worden verhaald.

        Contractuele- en buitencontractuele aansprakelijkheid

        Het aansprakelijkheidsrecht kan worden onderverdeeld in contractuele- en in buitencontractuele aansprakelijkheid. Er is sprake van contractuele aansprakelijkheid als er een contractuele verplichting wordt geschonden en daardoor schade is ontstaan. In de praktijk zal het dan vaak gaan om een verplichting uit een contract (bijv. een koopcontract). In dat geval is sprake van wanprestatie en is de ander aansprakelijk voor de schade wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst (ex artikel 6:74 BW). Daarnaast kan iemand aansprakelijk zijn op grond van de wet, bijvoorbeeld op grond onrechtmatige daad (ex artikel 6:162 BW). Aansprakelijkheid ontstaat in dat geval omdat er sprake is van onrechtmatig handelen en niet doordat iemand een contractuele verplichting heeft geschonden.

        Samenloop onrechtmatige daad en wanprestatie

        Een combinatie van beide vormen is ook mogelijk. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een bepaalde gedraging kan worden gekwalificeerd als een tekortkoming in de nakoming van een contractuele verplichting (wanprestatie) en gelijktijdig als onrechtmatige gedraging. Indien bijvoorbeeld een aannemer zijn werk niet goed verricht, dan is in beginsel sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst. De rechtbank Rotterdam oordeelde in een specifiek geval dat de aannemer tevens op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk was. Zo oordeelde de rechtbank Rotterdam dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht dat hij het werk zorgvuldig uitvoert en dat had de aannemer in dit concrete geval nagelaten. Kortom, de aannemer kon in dit geval worden aangesproken op grond van onrechtmatige daad, terwijl tevens sprake was van een contractuele verhouding.

        Onrechtmatige daad

        Maar wanneer is sprake van een onrechtmatige daad? Van onrechtmatig handelen is sprake als er aan een vijftal voorwaarden is voldaan. Dat zijn:

        1. onrechtmatig handelen;
        2. toerekenbaarheid;
        3. schade;
        4. causaliteit;
        5. relativiteit.

        Onrechtmatig handelen

        Het eerste vereiste van onrechtmatige daad is dat er sprake moet zijn van ‘onrechtmatig handelen’. Op grond van artikel 6:162 BW worden een drietal handelingen als onrechtmatig aangemerkt:

        • inbreuk op recht (bijvoorbeeld: op uw recht op privacy of op uw eigendomsrecht);
        • een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht (bijvoorbeeld: in strijd handelen met vergunningsvoorwaarden);
        • handelen in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid (bijvoorbeeld: beroepsfouten, gevaarzetting, het veroorzaken van hinder, profiteren van wanprestatie).

        De derde categorie van onrechtmatig handelen – de strijd met de maatschappelijke betamelijkheid – is niet in de wet gedefinieerd en is in feite een ‘restcategorie’. De vraag of een gedraging in strijd is met de maatschappelijke betamelijkheid is namelijk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Wel is in de rechtspraak invulling gegeven aan deze maatschappelijke betamelijkheidsnorm. Zo is sprake van onbetamelijk handelen op het moment dat sprake is van ‘gevaarzetting’. Van een dergelijke gevaarzetting is sprake op het moment dat iemand schade lijdt doordat een andere partij een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen en/of heeft laten voortbestaan, terwijl hij maatregelen had moeten treffen om dat gevaar te voorkomen. Van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of gevaarzetting onrechtmatig is. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij de beoordeling of sprake is van onrechtmatige gevaarzetting moet worden gekeken naar een viertal criteria (de zgn. ‘Kelderluik-criteria’):

        1. de mate van waarschijnlijkheid dat anderen niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen;
        2. de kans dat daaruit ongevallen ontstaan;
        3. de ernst van de mogelijke gevolgen;
        4. de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

        Enkele voorbeelden

        De Hoge Raad oordeelde bijvoorbeeld dat sprake was van gevaarzetting in het geval dat een winkelketen had nagelaten om de gladheid in het voetgangersgebied in de directe nabijheid van haar winkel te bestrijden. De winkelketen was daardoor aansprakelijk voor de letselschade van één van haar bezoekers nadat zij voor de ingang van de winkel was uitgegleden over een glad stoepgedeelte. Daarbij werd in aanmerking genomen dat de kosten voor het nemen van maatregelen om de gladheid te bestrijden redelijkerwijs kon worden gedragen uit de omzet verbonden aan het massale bezoek van de winkelketen.

        Voorts is in de rechtspraak aangenomen dat sprake is van onbetamelijk handelen op het moment dat een beroepsbeoefenaar (bijvoorbeeld een advocaat of arts) een beroepsfout heeft gemaakt doordat hij niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Zo oordeelde de Hoge Raad in 2015 dat een advocaat niet had gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat verwacht mocht worden doordat hij had nagelaten om zijn cliënt te waarschuwen voor het risico dat hij persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld wegens het verrichten van selectieve betalingen aan crediteuren in het zicht van faillissement. Ook oordeelde de Hoge Raad dat een arts aansprakelijk was op grond van onrechtmatige daad wegens het niet naleven van een veiligheidsprotocol, zonder dat hiervoor een rechtvaardigingsgrond bestond. De Hoge Raad nam in deze zaak aan dat de arts aansprakelijk was voor de trombose die bij patiënt optrad als gevolg van een operatieve ingreep. De arts in kwestie had nagelaten om een patiënt anti-stollingsmiddel toe te dienen, terwijl dit wel was voorgeschreven in het ziekenhuisprotocol. Dit was onrechtmatig. Kortom, om te bepalen of een beroepsbeoefenaar onrechtmatig heeft gehandeld, zal dus moeten bekeken of de beroepsbeoefenaar in kwestie de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk handelend en redelijk vakgenoot mag worden verwacht.

        Indien sprake is van onrechtmatig handelen, dan geldt in sommige gevallen dat de schadeveroorzaker een beroep kan doen op een rechtvaardigheidsgrond. Voorbeelden van rechtvaardigingsgronden zijn bijvoorbeeld zaakwaarneming of overmacht. De rechtvaardigingsgrond neemt in dat geval de onrechtmatigheid weg. Of voor het onrechtmatig handelen een rechtvaardigingsgrond bestaat, zal afhangen van de omstandigheden van het geval.

        Toerekenbaarheid

        Het tweede vereiste van onrechtmatige daad is dat het onrechtmatig handelen moet kunnen worden toegerekend. Toerekening vindt plaats op grond van:

        • schuld (de ander heeft verwijtbaar gehandeld: de ander had anders kunnen en moeten handelen);
        • de wet (er is wettelijke grondslag op grond waarvan het handelen wordt toegerekend aan de ander);
        • krachtens de verkeersopvattingen (wanneer het handelen voor het risico van de ander komt).

        Schade en causaliteit

        Het derde vereiste van onrechtmatige daad is dat door de onrechtmatige gedraging schade moet zijn ontstaan. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen materiële- en immateriële schade. Beide schadeposten komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking, mits er een voldoende causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedraging en de schade (het zgn. ‘condicio sine qua non-verband’). Ofwel: iemand hoeft alleen die schade te vergoeden die door de gebeurtenis is veroorzaakt.

        Het vierde vereiste van onrechtmatige daad is dus dat er sprake moet zijn van causaliteit. Om vast te stellen of sprake is van causaliteit zal een vergelijking moeten worden gemaakt tussen de werkelijke situatie enerzijds en de hypothetische situatie waarin de onrechtmatige gedraging achterwege zou zijn gebleven anderzijds. Indien uit deze vergelijkingssituatie volgt dat de schade eveneens zou zijn ontstaan zonder onrechtmatige gedraging, dan ontbreekt het causaal verband en kan geen aanspraak worden gemaakt op schadevergoeding (ex artikel 6:162 BW). Indien sprake is van een causaal verband tussen de geleden schade en de onrechtmatige gedraging, dan wil dit overigens niet zeggen dat de geleden schade daadwerkelijk voor vergoeding in aanmerking komt. De schade moet namelijk ook in redelijkheid aan de ander kunnen worden toegerekend. Wanneer kan de schade in redelijkheid worden toegerekend? In beginsel zal de schade in redelijkheid aan de ander kunnen worden toegerekend als de schade het redelijkerwijs te verwachten gevolg is van het onrechtmatig handelen (zie. o.a. Hoge Raad, 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2310).

        Relativiteitsvereiste

        Het vijfde en het laatste vereiste van onrechtmatige daad is dat er sprake moet zijn van relativiteit. Het relativiteitsvereiste is geregeld in artikel 6:163 BW, waarin is bepaald dat er geen verplichting tot schadevergoeding bestaat als de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de geleden schade. Ter illustratie: indien een bedrijf in strijd handelt met de drank- en horecawet, waardoor het belang van eerlijke concurrentie in het geding is, dan staat het relativiteitsvereiste eraan in de weg dat concurrerende slijterijen zich hierbij kunnen beroepen op de Drank- en Horecawet. De Drank- en Horecawet strekt namelijk ter bescherming van het belang van de volksgezondheid en niet ter bescherming van de concurrentiebelangen van de concurrerende slijterijen. Of aan het relativiteitsvereiste is voldaan hangt aldus af van het doel en de strekking van de norm en zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

        Rechtsvorderingen

        Indien aan alle vijf de bovenstaande voorwaarden is voldaan, dan is sprake van onrechtmatige daad in die zin van artikel 6:162 BW. In dat geval kan een vordering tot schadevergoeding worden ingesteld of bijvoorbeeld een vordering tot rectificatie worden ingediend in geval van een onrechtmatige publicatie. Wanneer schade dreigt te ontstaan door een onrechtmatige daad, dan kan in een kort geding een verbod van handelen worden gevorderd (ex artikel 3:296 BW). Daarnaast kan in een (kort) geding worden gevorderd dat iemand het onrechtmatig handelen staakt. Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact op met mr. Vincent Melens van Flinck Advocaten op het telefoonnummer: 020-2610234 of per mail: melens@flinckadvocaten.nl.

         

         

        Boek 2 Artikel 5 (2:5 BW)

         Gelijkstelling met natuurlijk persoon

        Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.

         

         Toelichting

        Het belangrijkste in dit artikel is dat een rechtspersoon gelijk is aan een natuurlijk persoon als het gaat om het vermogensrecht. Het begrip vermogensrecht moet hier ruim worden opgevat. Het gaat de wetgever vooral om het onderscheid met het familierecht. Als daar wordt gesproken over een persoon, dan bedoelt de wetgever echt alleen een natuurlijk persoon.

        Doordat de rechtspersoon rechtspersoonlijkheid bezit kan de rechtspersoon zelf in rechte optreden. De rechtspersoon is zelfstandig drager van rechten en plichten, net zoals een natuurlijk persoon. De gelijkstelling met een natuurlijk persoon is niet onbeperkt. In het artikel staat dat de gelijkstelling wordt beperkt als dit uit de wet voortvloeit. Een voorbeeld is een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid. Deze vereniging kan geen registergoederen verkrijgen en dit vormt een beperking in de gelijkstelling met een natuurlijk persoon.

        Een rechtspersoon kan ook aansprakelijk worden gehouden voor een onrechtmatige daad. De vraag is wanneer er sprake is van een onrechtmatige daad die kan worden toegerekend aan de rechtspersoon of aan de natuurlijke persoon die handelt namens de rechtspersoon. In 1979 heeft de Hoge Raad hierover besloten. Een onrechtmatige daad van een rechtspersoon wordt aan die rechtspersoon toegerekend als het handelen of nalaten in het maatschappelijk verkeer kan worden gezien als het handelen of nalaten van de rechtspersoon zelf. Dus als de natuurlijk persoon heeft gehandeld in de hoedanigheid van de rechtspersoon bijvoorbeeld.

         

         Jurisprudentie

        Hoge Raad 6 april 1979, ECLI:NL:HR:1979:AH8595, Kleuterschool Babbel.

         

        CULPA EST IMMISCERE SE REI AD SE NON PERTINENTI

        Black's Law Dictionary, 2nd Edition. 2 Inst. 208. It is a fault for any one to meddle in a matter not pertaining to him.

         

         

        Binnen 14 dagen .Verschoning van alle overtredingen of een boeteclaim bij schenden van mijn rechten
        Bij elke brief als u doorgaat krijgt u een boeteclaim op van €10.000 per gestuurde brieven die ik ontvang.

        Wet Bijbel

        Grondwet en internationale verdragen Fictie
        wetgeving burgerlijk wetboek (natuurlijke persoon als bevoegdheid hanteert
        regelgeving, belastingwet, politiewet (contractovereenkomsten van de werknemers bij die club)

         

         

         

         

        Create Your Own Website With JouwWeb