'
"Jouw voorouders behoorden in de Middeleeuwen en de 16e en 17e eeuw tot de ridderschap, maar zijn blijkbaar in de 18e eeuw afgezakt tot dagloner, schoenmaker en schipper. Hoe kon dat gebeuren? Ik denk dat ze door inteelt verzwakt waren". (29 juli 2012)
Tot ver in de 18e eeuw behield de familie een behoorlijk sociaal niveau, en toen ging het snel bergafwaarts. In die tijd werd er geen onderscheid meer gemaakt tussen ministriale en niet-edele vrije ridderschap, maar werd de hele ridderschap als adel beschouwd. Maar dat betekende niet dat de rijkdom van al deze families gelijk was. Binnen de ridderschap bestonden grote verschillen in welvaart. (30 juli 2012).
Jouw voorvaders stammen volgens mij af van de homines franci, militaire boeren in het Nederlandse rivierengebied, die daar door de Frankische koningen Pepijn de Korte of Karel de Grote zijn neergezet om de grond te bewerken en te verdedigen tegen de Friezen. Aangezien ze het geluk hadden dat ze niet onder de immuniteit van een kerk of klooster raakten, konden ze hun vrijheid bewaren en hun welvaart opbouwen. Onder immuniteit van een kerk of klooster viel je niet meer onder het gewone landrecht. Het bracht wel bescherming mee, maar ook beperking van je handelingsbekwaamheid. (1 augustus 2012) (Marietje)*
Teisterbant is een gebied of landstreek, waar éen of meer graven regeerden namens de Frankische koning.
Waar Teisterbant precies lag en hoe ver het zich uitstrekte, is niet bekend. In elk geval hoorden Driel en omringende dorpen ertoe.
(1 augustus 2012) (Marietje)*
De vertaling `Frankische edelman' is onjuist, want ook al hadden deze mensen het hoogste weergeld van alle standen in het Amorland, het waren geen edelen maar Frankische boeren/soldaten die koninklijke bescherming nodig hadden, omdat ze door de inheemse bevolking als een vijandige bezettingsmacht werden gehaat. Na een paar generaties zijn ze wel in die bevolking opgegaan en hebben zich als vrije boeren ontwikkeld, vaak herenboeren. In de veertiende eeuw hebben velen van hen hun grond aan de hertog van Gelre geschonken en als leen teruggekregen. Op die manier konden zij als leenman in de Gelderse ridderschap opklimmen. Dat zal ook met Pieter de Gier en zijn voorouders het geval zijn geweest. Een jonker was de zoon van een ridder die zelf geen ridder maar knape was.
Ik heb nog wel nagedacht over het verval van jouw voorgeslacht tijdens de Republiek, zodat het later niet meer tot de ridderschap werd gerekend. Een van de oorzaken kan lichamelijke verzwakking door inteelt zijn geweest, maar een andere oorzaak was waarschijnlijk het feit dat ze Rooms-katholiek zijn gebleven. In de zeventiende eeuw besloten de vier kwartieren van de Gelderse ridderschap dat de Rooms-katholieke leden moesten uittreden uit de ridderschap, zodat dit een zuiver protestants college werd. Dat is ook gebeurd, het laatst in het Kwartier van Arnhem (de Veluwe). Jouw voorgeslacht woonde in het Kwartier van Nijmegen (de Betuwe) en is toen dus ook uit de ridderschap getreden. Het was heel moeilijk om dan toch het oude sociale niveau te bewaren.
(28 juli 2016) (Marietje)*
Ridderschap (instituut)
De Ridderschap was in de Republiek der Verenigde Nederlanden het college waarin de edelen van een gewest verenigd waren. De zeven gewestelijke ridderschappen werden in 1795 (Franse bezetting van de Nederlanden) opgeheven, maar koning Willem I stelde ze in 1814 opnieuw in als openbaar lichaam. Deze werden in 1850 bij het in werking treden van de door Thorbecke opgestelde provinciewet opgeheven. Een aantal ridderschappen is echter als particuliere organisatie blijven bestaan. Een ridderschap moet niet worden verward met een ridderorde.
In de Republiek der Verenigde Nederlanden kenden alle zeven gewesten een eigen ridderschap. Het lidmaatschap van een of meerdere van deze ridderschappen was voor edellieden een prestigieuze zaak. Men moest uiteraard van adel zijn maar ook grondbezit, met name het bezit van een riddermatig goed zoals een borg, ridderhofstad of havezate was voldoende voorwaarde voor lidmaatschap.
In de Staten bracht de ridderschap "de eerste stem" uit. Dat betekende dat in bijvoorbeeld de Staten van Holland de edelen bij monde van hun voorzitter, de landsadvocaat, tevens raadpensionaris, één enkele stem uitbrachten terwijl de 18 Hollandse steden ieder ook één stem hadden.
In Friesland bracht de ridderschap geen stem uit terwijl de elf steden en dertig grietenijen wel stemgerechtigd waren. Het bezit van een state of stins bracht hier dan ook geen lidmaatschap van een ridderschap.
Tijdens de Republiek moesten leden van de ridderschap de gereformeerde religie belijden. katholieke en doopsgezinde edelen werden uitgesloten van alle openbare functies. Aan een vrouw met een rol in het bestuur werd nog niet gedacht.
De ridderschappen hebben tot 1795 in deze vorm bestaan. De Bataafse republiek maakte, geïnspireerd als zij was door de egalitaire beginselen van de Franse Revolutie, een einde aan de voorrechten van de adel. Tegen die tijd waren de ridderschappen - waarin door het ontbreken van een landsheer die ingezetenen in de adelstand verhief en concentratie van steeds meer ridderhofsteden in dezelfde hand, steeds minder edelen zitting hadden - vrijwel uitgestorven.
De patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol wilde in de late 18e eeuw ook een stem in de ridderschap van Gelderland verwerven door een stemgevende havezate, Appeltern, met stem en al in een huurkoop van een tante over te nemen. In tegenstelling tot de stadhouder Willem V erkenden de Staten een dergelijke aanspraak niet.
Rijke burgers die een nieuwe borg met gracht lieten aanleggen visten eveneens achter het net. De edelen wilden hun ridderschappen exclusief houden. Echter het bezit van grond waarop ooit een ridderhofstede stond, gaf soms wel degelijk recht op lidmaatschap van de ridderschap.
Gelderland
Gelre en Gelderland zijn een lappendeken van feodale gebieden en territoria geweest. Zo waren er tot aan de regering van keizer Karel V (dit is een leugen) Karel van Gelre was de laatste feodale heerser in de Nederlanden. Dit kwam omdat het huidige koningshuis aan de macht kwam via het VATICAAN en omdat Willem III Koning van Engeland werd en na de 80 jarige oorlog geregeld had dat het voor de Nederlanden betekende het dat de Republiek officieel erkend werd als soevereine staat door Spanje en de andere belangrijke Europese landen). vier kwartieren met de Ridderschap van Veluwe, de Ridderschap van Nijmegen, de Ridderschap van Roermond en de Ridderschap van Zutphen. De Gelderse baanderheren die het derde lid van de Statenvergadering waren, vormden een eigen college. In Gelderland beschikte de ridderschap na 1584 over één lid met één stem in de Statenvergadering.
In het graafschap Zutphen was het lidmaatschap van de ridderschap verbonden aan het bezit van een havezate of riddermatig goed. Een stemgevende havezate moest verdedigbaar zijn en een bepaalde omvang hebben. In de praktijk betekende dat dat er een slotgracht moest zijn. Na de afzwering van Philips II werden alleen nog gereformeerde havezate bezitters toegelaten. De ridderschap vormde samen met de steden (hoofdstad Zutphen en de kleine steden Doesburg, Doetinchem, Lochem en Groenlo) het bestuur van wat men de Staten van het kwartier Zutphen noemde.
De heerlijkheid Borculo kende, voordat het in 1616 Gelders werd, een eigen ridderschap. De Ridderschap van Borculo stond de landsheer, de heer van Borculo, bij in het besturen en was een college dat rechtszaken in hoger beroep behandelde. De ten zuiden van de Achterhoek gelegen heerlijkheid, later graafschap, Bergh heeft ook een eigen ridderschap gehad. De Borculose ridders werd de toegang tot de Zutphense ridderschap ontzegd.
In Spaans en Oostenrijks Gelre bestond tussen 1543 en 1795 een ridderschap. De edelen moesten over een "huis met voorhof" of over jachtrechten beschikken en uiteraard katholiek zijn. Lange tijd hebben de baanderheren ook hier een college met een derde stem in de Staten gevormd.
De verovering door Frankrijk in 1795 maakte een einde aan Oostenrijks Gelre dat rond Roermond lag. Desondanks werd nog op 29 maart 1800 een lid in de nu machteloze en overbodige ridderschap opgenomen.
Source:
Willem van Oranje
Hij begon zijn loopbaan in dienst van de Rooms-Duitse keizer Karel V. Meningsverschillen met Karels opvolger Filips leidden uiteindelijk tot de Tachtigjarige Oorlog.
WILLIAM OF ORANGE
He started his career in the service of the Roman-German emperor Charles V. Disagreements with Charles's successor Philip eventually led to the Eighty Years' War.
Source:
Founding
Sealing of the Bank of England Charter (1694), by Lady Jane Lindsay, 1905
England's crushing defeat by France, the dominant naval power, in naval engagements culminating in the 1690 Battle of Beachy Head, became the catalyst for England rebuilding itself as a global power. England had no choice but to build a powerful navy.[citation needed] No public funds were available, and the credit of William III's government (William of Orange) was so low in London that it was impossible for it to borrow the £1,200,000 (at 8% per annum) that the government wanted.
To induce subscription to the loan, the subscribers were to be incorporated by the name of the Governor and Company of the Bank of England. The Bank was given exclusive possession of the government's balances, and was the only limited-liability corporation allowed to issue bank notes.[14] The lenders would give the government cash (bullion) and issue notes against the government bonds, which can be lent again. The £1.2 million was raised in 12 days; half of this was used to rebuild the navy.
As a side effect, the huge industrial effort needed, including establishing ironworks to make more nails and advances[clarification needed] in agriculture feeding the quadrupled strength of the navy, started to transform the economy. This helped the new Kingdom of Great Britain – England and Scotland were formally united in 1707 – to become powerful. The power of the navy made Britain the dominant world power in the late 18th and early 19th centuries.[15]
The establishment of the bank was devised[clarification needed] by Charles Montagu, 1st Earl of Halifax, in 1694. The plan of 1691, which had been proposed by William Paterson three years before, had not then been acted upon.[16] 58 years earlier, in 1636, Financier to the king, Philip Burlamachi, had proposed exactly the same idea in a letter addressed to Sir Francis Windebank.[17] He proposed a loan of £1.2 million to the government; in return the subscribers would be incorporated as The Governor and Company of the Bank of England with long-term banking privileges including the issue of notes. The royal charter was granted on 27 July through the passage of the Tonnage Act 1694.[18] Public finances were in such dire condition at the time[19] that the terms of the loan were that it was to be serviced at a rate of 8% per annum, and there was also a service charge of £4,000 per annum for the management of the loan. The first governor was Sir John Houblon, who is depicted in the £50 note issued in 1994. The charter was renewed in 1742, 1764, and 1781.
Source:
Willem the Silent / Willem de Zwijger
William I, Prince of Orange (24 April 1533 – 10 July 1584), also known as William the Silent or William the Taciturn (translated from Dutch: Willem de Zwijger),[1][2] or more commonly known as William of Orange (Dutch: Willem van Oranje), was the main leader of the Dutch Revolt against the Spanish Habsburgs that set off the Eighty Years' War (1568–1648) and resulted in the formal independence of the United Provinces in 1581. He was born in the House of Nassau as Count of Nassau-Dillenburg. He became Prince of Orange in 1544 and is thereby the founder of the branch House of Orange-Nassau and the ancestor of the monarchy of the Netherlands. Within the Netherlands, he is also known as Father of the Fatherland (Dutch: Vader des Vaderlands).
A wealthy nobleman, William originally served the Habsburgs as a member of the court of Margaret of Parma, governor of the Spanish Netherlands. Unhappy with the centralisation of political power away from the local estates and with the Spanish persecution of Dutch Protestants, William joined the Dutch uprising and turned against his former masters. The most influential and politically capable of the rebels, he led the Dutch to several successes in the fight against the Spanish. Declared an outlaw by the Spanish king in 1580, he was assassinated by Balthasar Gérard (also written as "Gerardts") in Delft in 1584.
Source:
Willem van Oranje
Zie Willem van Oranje (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Willem van Oranje.
Willem van Oranje
1533–1584
Periode 1544–1584
Periode1544–1584
(Filips II)
Periode1559–1567
(Filips II)
(Staten-Generaal)
Periode1572–1584
Periode1580–1584
Willem (slot Dillenburg, 24 april 1533 – Delft, 10 juli 1584), prins van Oranje, graaf van Nassau-Dillenburg, beter bekend als Willem van Oranje of onder zijn bijnaam Willem de Zwijger en in Nederland vaak Vader des vaderlands genoemd, was aanvankelijk stadhouder (plaatsvervanger) voor de regerend heer der Nederlanden. Hij begon zijn loopbaan in dienst van de Rooms-Duitse keizer Karel V. Meningsverschillen met Karels opvolger Filips leidden uiteindelijk tot de Tachtigjarige Oorlog.
Deze oorlog had als eindresultaat dat de Noordelijke Nederlanden in 1648, bij de Vrede van Münster, internationaal erkend werden als onafhankelijke staat. In kronieken, brieven en documenten uit de 16e eeuw wordt soms gesproken over 'de Opstand'. Ook in de hedendaagse literatuur wordt het begin van de Tachtigjarige Oorlog veelal weer aangeduid met 'de (Nederlandse) Opstand'.[3]
De lijfspreuk van de prins was Je maintiendrai ('Ik zal handhaven'). Aan het eind van zijn leven breidde de prins deze uit: Je maintiendrai l'honneur, la foy, la loi de Dieu, du Roy, de mes amis et moy ('Ik zal de eer, het geloof, de wet van God, van de koning, van mijn vrienden en mij handhaven'). De oorspronkelijke lijfspreuk ("Je maintiendrai Chalon") was afkomstig van Oranjes erflater René van Chalon, die deze later wijzigde in "Je maintiendrai Nassau".
Source:
1648: Vrede van Münster : einde van de 80 jarige vrijheidsstrijd van de Nederlanden.
Een Spanjaard en zes Nederlanders tekenen de Spaans / Nederlandse vrede in het raadhuis van Münster In de Nederlanden begon in 1568 onder leiding van Willem van Oranje een opstand tegen de Spaanse koning. De oorzaken van de opstand waren ondermeer de vervolging van de protestanten, de armoede en werkloosheid en het centraliseren van de macht onder Filips II. 80 Jaar duurde deze oorlog met een onderbreking van 12 jaar. In de eerste helft van de zeventiende eeuw was er niet alleen oorlog in de Nederlanden; ook in het Duitse keizerrijk (het Heilige Roomsche Rijk) woedde een allesvernietigende oorlog die 30 jaar zou duren. Hierbij waren ook de Fransen en de Zweden bij betrokken. Vanaf 1641 werden in Münster onderhandelingen gestart om onder andere vrede tot stand te brengen tussen de Spanjaarden en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op 15 mei 1648 werd de Vrede van Münster getekend die een eind maakte aan de 80 jarige oorlog. Dit vredesverdrag was één van de elf verdragen die samen de Vrede van Westfalen vormden. Voor de Nederlanden betekende het dat de Republiek officieel erkend werd als soevereine staat door Spanje en de andere belangrijke Europese landen.
Source:
NOS NIEUWS • KONINGSHUIS • 10-11-2018, 06:46
DE PROTESTANTEN HEBBEN BIJ KONING WILLEM-ALEXANDER EEN STREEPJE VOOR
ANP
-
Piet van Asseldonk
redacteur Koninklijk Huis
In het weekend zijn publieke optredens van de koning eerder uitzondering dan regel. Een blik op zijn agenda leert dat. Toch is hij vanavond in Dordrecht aanwezig bij de start van de manifestatie Ode aan de Synode.
Als koning van alle Nederlanders bezoekt Willem-Alexander bijeenkomsten en gebedshuizen van allerlei in Nederland actieve kerkgenootschappen, maar vaak en nadrukkelijk is hij te gast bij de protestantse geloofsgemeenschap van ons land. Zo woonde hij een jaar geleden in Utrecht de landelijke viering van 500 jaar Reformatie bij. Een paar maanden daarvoor nog bezocht de koning in het Duitse Wittenberg de kerk waar de grondlegger van het protestantisme, Maarten Luther, in 1517 zijn kerkhervorming begon.
Koning Willem-Alexander woont de landelijke viering 500 jaar Reformatie bij in de Domkerk. ANP
De protestantse 'voorkeur' van Willem-Alexander is niet zo verwonderlijk. De koning is lid van de PKN (Protestantse Kerk Nederland) en de opkomst van het protestantisme in onze gewesten staat via de Tachtigjarige Oorlog, met de Oranjes in een hoofdrol, aan de wieg van Nederland als onafhankelijk land.
Dit jaar herdenken wij dat de Tachtigjarige Oorlog 450 (i.568 +80 = i.648) jaar geleden begon. De Synode van Dordrecht, die 400 jaar geleden van start ging, was de historische protestantse kerkvergadering die zowel voor het kerkelijke als politieke leven van ons land van grote betekenis is geweest. Niet in de laatste plaats omdat deze synode de opdracht gaf om de eerste officiële Nederlandse vertaling van de Bijbel te laten maken, de Statenvertaling.
Uit deze Statenbijbel die zijn stempel heeft gedrukt op de Nederlandse taal zal koning Willem-Alexander vanavond "een bij de gelegenheid passende passage voorlezen".
Belijdenis des geloofs
De taal van de Bijbel is Willem-Alexander niet vreemd. In 1997 werd hij op 29-jarige leeftijd via een publieke "belijdenis des geloofs" officieel lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. Die fuseerde in 2004 met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden tot de PKN.
In de jaren voor zijn belijdenis was de koning lid van een bijbelkring. Geen wonder dan ook dat hij een paar jaar geleden het eerste exemplaar in ontvangst nam van de Bijbel in Gewone Taal en vorig jaar nog een exemplaar van de Bijbel in het Sranantongo, een in Suriname veel gesproken taal, kreeg aangeboden.
Een trouwe kerkganger is Willem-Alexander niet. Meermaals heeft hij gezegd "overtuigd gelovig, maar niet zo kerkelijk" te zijn. Dat hoeft ook niet, want in 1815 werd de grondwettelijke bepaling dat "de koning de Hervormde Godsdienst belijdt" geschrapt.
Dat heeft niet verhinderd dat alle Nederlandse koningen tot nu toe protestant waren en de vermoedelijke troonopvolger Amalia protestants gedoopt is. Eenkennig in kerkelijke zaken is Willem-Alexander evenmin. Hij is getrouwd met een katholiek gebleven vrouw en steeds meer leden van de Oranjefamilie bekeerden zich in de voorbije decennia tot de Rooms-Katholieke Kerk.
Koning Willem-Alexander en koningin Máxima bezochten vorig jaar de paus in Vaticaanstad ANP
Als staatshoofd van een land dat godsdienstvrijheid hoog in het vaandel voert moet de koning uiteraard alle gelovigen en kerken aandacht geven. Dat, volgens het CBS, voor het eerst in de geschiedenis de helft van de Nederlanders niet religieus meer is, doet daar niets aan af.
Tijdens zijn koningschap bracht Willem-Alexander dan ook, om maar een enkel voorbeeld te noemen, een staatsbezoek aan het Vaticaan (een primeur) en bezocht hij synagogen en moskeeën. Maar de protestantse wortels van de koning en zijn familie blijven een rol spelen.
Source:
26 sep 2017
Op dinsdag 31 oktober vindt in de Utrechtse Domkerk in de Nationale Viering '500 jaar reformatie' plaats. Koning Willem-Alexander is hierbij aanwezig.
Het mythische beeld van Maarten Luther die op 31 oktober 1517 zijn 95 stellingen spijkerde aan de deur van de slotkerk te Wittenberg wordt vaak gezien als het begin van de reformatie: een vernieuwingsproces dat kerk en wereld heeft veranderd en leidde tot de geboorte van het protestantisme. De Nationale Viering in de Domkerk sluit aan bij het wereldwijde jubileum.
In de viering staat de Protestantse Kerk in Nederland, samen met gasten van andere kerkgenootschappen en religies, stil bij de betekenis van de reformatie en het protestantisme voor Nederland.
Ds. René de Reuver, algemeen secretaris van de Protestantse Kerk, gaat samen met ds. Mirjam Kollenstaart voor in deze viering. De Reuver: “De gang van het evangelie door Nederland is de rode draad in de liturgie. Willibrord bracht het evangelie naar Nederland. Luther actualiseerde dit evangelie. Al eeuwenlang klinkt dit evangelie in ons land. Wij vertrouwen erop dat het evangelie voor eeuwig zijn weg in Nederland blijft vinden.”
Om deze gang van het evangelie door Nederland te symboliseren is aan de officiële genodigden van deze viering gevraagd of zij iemand mee willen nemen die voor hen gestalte geeft aan het doorgeven van het geloof van generatie op generatie.
Aan de viering werken mee:
- Voorganger: Ds. Mirjam Kollenstaart-Muis
- Preek: Ds. René de Reuver
- Gebed: Ds. Mirjam Kollenstaart-Muis, ds. René de Reuver, mgr. Van den Hende
- Declamatie: Ds. Elsbeth Gruteke
- Orgel: Sietze de Vries
- Trompet: Diederik Hijlkema
- Mondharmonica: Hermine Deurloo
- Koor: Sonante Vocale
- Orkest: Orchestra ‘Van Wassenaer’
- Koor: Voices of Worship
De viering is live te volgen via visie.eo.nl (31 oktober 19.00 uur). Een compilatie wordt uitgezonden op zondag 5 november om 9.16 uur op NPO2.
Beeld: RVD / Frank van Beek
Source:
SYNODE VAN DORDRECHT
Synode van Dordrecht. De Arminianen zitten als aangeklaagde partij aan de tafel in het midden. Afbeelding is van de bovenzaal van het voorhuis van de Kloveniersdoelen, de plaats waar de zittingen werden gehouden.
De Synode van Dordrecht (ook wel de Synode van Dordt genoemd) was een door de Nederduits Gereformeerde Kerk belegde kerkvergadering die van 13 november i.618 tot 29 mei i.619 duurde en uit 180 zittingen bestond. De synode kwam in opdracht van de Staten-Generaal in Dordrecht, de oudste stad van Holland, bijeen om te proberen een eind te maken aan de godsdienstige controverse in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tussen remonstranten (Arminianen) en contraremonstranten (Gomaristen), een conflict dat zich in voorafgaande jaren tot een splijtzwam in de Nederlandse maatschappij en politiek had ontwikkeld. De remonstranten en contraremonstranten waren het vooral oneens over de predestinatieleer, maar ook over de betekenis van de belijdenis en de kerkorde.
De afgevaardigden aan de synode waren 37 predikanten, 19 ouderlingen, 5 professoren in de theologie van universiteiten uit de Republiek, 18 commissarissen-politiek van de Staten uit de diverse gewesten en 25 waarnemers van buiten de Republiek (uit Engeland, Duitsland en Zwitserland). Allen hadden stemrecht. Veruit de meeste afgevaardigden hingen de leer van de contraremonstranten aan. De aanwezige remonstranten waren geen volwaardige deelnemers, maar gedaagden. De zittingen vonden plaats in een bovenzaal van de Kloveniersdoelen. Er werd bijna iedere dag vergaderd. De voertaal was Latijn.
De remonstrantse standpunten werden door de synode verworpen. De volgens de synode juiste leer werd verwoord in de Dordtse Leerregels. Enkele honderden remonstrantse predikanten werden uit de Republiek verbannen. Johan van Oldenbarnevelt, de tot dan machtigste politicus van de Republiek en sympathiserend met de remonstranten, werd twee maanden vooraf aan de synode gearresteerd en vlak voor het einde ervan onthoofd. De rechtsgeleerde Hugo de Groot werd op dezelfde dag gearresteerd en kreeg een levenslange gevangenisstraf, maar wist uiteindelijk in een boekenkist te ontsnappen.
Als een van de belangrijkste besluiten van de synode wordt het verstrekken van een opdracht beschouwd om een zo getrouw mogelijke vertaling van de Bijbel uit te geven. Dit resulteerde in de uitgave van de Statenbijbel. De uitkomst van de synode leidde direct tot de oprichting van de Remonstrantse Broederschap. De Synode van Dordrecht was de eerste internationale protestantse kerkvergadering en de enige gedurende het ancien régime.
Achtergrond
In 1604 vond aan de universiteit van Leiden een heftig debat plaats tussen de hoogleraren in theologie Jacobus Arminius (1560-1609) en Franciscus Gomarus (1563-1641). Volgens Arminius zou God alle ware gelovigen in genade aanvaarden. Gomarus daarentegen verkondigde dat die toelating door God was voorbeschikt. Hij stelde dat het geloof het gevolg was van Gods genade. Als dat andersom was, dan zou volgens Gomarus God afhankelijk worden van het menselijke handelen, iets dat hij voor onmogelijk hield. Arminius vond daarnaast dat Gods Woord (de Bijbel) van groter belang was dan de catechismus en de teksten over de belijdenis. Alle mensen die naar Gods Woord luisterden, zouden van Arminius toegelaten kunnen worden tot de protestantse kerk. Gomarus wilde geen ruimte geven aan alle gelovigen. Volgens Gomarus was dat een paapse opvatting. De volgelingen van Arminius werden arminianen genoemd en die van Gomarus gomaristen. Doordat de gomaristen voortdurend verkondigden dat de arminianen terug wilden naar een 'paapse traditie' koos veel protestants kerkvolk de kant van de contraremonstranten.
De besluiten van de synode waren nauw gerelateerd aan de politieke intriges die zich het Twaalfjarig bestand, een pauze in de Tachtigjarige Oorlog hadden voorgedaan. De remonstranten waren een groot voorstander van de wapenstilstand. Zij wilden de oorlog het liefst met diplomatiek overleg beëindigen. Maurits wilde de oorlog echter op het slagveld beslissen. De contraremonstranten waren eveneens die mening toegedaan en vooral om die reden steunde de stadhouder deze stroming.
Na de dood van Arminius hadden zijn volgelingen bezwaren tegen de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de leer van Johannes Calvijn, Theodorus Beza, en hun volgelingen ingebracht. Deze bezwaren werden uiteengezet in een document dat de Remonstrantie van 1610 wordt genoemd. Daarin werd gepleit voor tolerantie voor de verschillende godsdienstige opvattingen. Vanwege deze remonstrantie zijn de Arminianen bekend komen te staan als remonstranten. Zij onderwezen dat de uitverkiezing plaatsvindt op basis van een voorzienbaar geloof, de mogelijkheid tot vergeven van de zonden van de gehele wereld (universele verzoening), een niet onwederstandelijke genade en de mogelijkheid deze genade te kunnen verliezen. Hun tegenstanders binnen de calvinistische kerk, de Gomaristen, kwamen als contrast tegen de remonstranten later bekend te staan als contraremonstranten.
De remonstrantse Arminianen werden gezien als bereid om compromissen met Spanje te sluiten. De contraremonstrantse Gomaristen waren daar niet toe bereid. In hun ogen en ook in die van Maurits van Oranje en zijn aanhangers werd het Arminianisme als een vorm van politiek verraad beschouwd; in 1617-8 werd er in de Republiek een pamflettenoorlog over deze kwestie gevoerd; François van Aerssen drukte hierin het standpunt uit dat de Arminianen voor koning Filips IV van Spanje werkten.[1]
De contraremonstanten wensten vervolgens hun eigen kerken, waar de remonstranten niet welkom waren. Dat leidde tot grote onrust in de Republiek, waardoor een burgeroorlog dreigde. Op 23 juli 1617 bezocht Maurits in 's-Gravenhage de Kloosterkerk die sinds kort in contraremonstrantse handen was. Daarmee was de toon gezet. Landsadvocaat Van Oldenbarnevelt gaf op 4 augustus 1617 via zijn 'Scherpe Resolutie' de lokale overheden de mogelijkheid om eigen legers te formeren om verdere onrust tegen te gaan. De Staten deden vervolgens een dringend beroep op de Staten-Generaal om een nationale synode bijeen te roepen om opnieuw een eenheid in de Republiek te bewerkstelligen. Ook Maurits kwam in actie. Hij beschouwde de stadslegers als een gevaar voor zijn eigen positie en installeerde contraremonstrantse bestuurders in steden waar de remonstranten de macht hadden. Op die manier kon hij de eigen legertjes laten opheffen.
Met de planning voor een Nationale Synode werd in maart 1618 aangevangen door de Hollandse raadpensionaris Adriaan Pauw.[2] Voor die tijd was er al een debat geweest over de vraag of er nu een nationale synode moest komen, zoals de contraremonstranten wensten, of dat een provinciale synode, alleen voor het graafschap Holland, zou volstaan. Dit was het standpunt van de remonstranten. Deze beslissing werd in 1617 uitgewerkt, met externe input van de Engelse ambassadeur Dudley Carleton.[3] Uiteindelijk werd ervoor gekozen om een nationale synode te houden. Als vergaderruimte werd gekozen voor de bovenzaal van de Kloveniersdoelen omdat die zaal makkelijker te verwarmen was dan een groot kerkgebouw.
Reeds eerder waren er in Dordrecht provinciale synodes bijeengekomen. Ook had men er in 1578 een Nationale Synode georganiseerd. Om die reden wordt de bijeenkomst van 1618-1619 soms de tweede Synode van Dordrecht genoemd. Alvorens met de eerste zitting van de synode te beginnen, vond er op 13 november 1618 een kerkdienst plaats in de Grote Kerk te Dordrecht.
Doel van de synode
Protestantisme
in Nederland
..Denominaties en verenigingen
Het voornaamste doel van de Synode van Dordrecht was tot een uitspraak te komen in het voortslepende geschil tussen de remonstranten en contraremonstranten, een geschil dat zich toespitste op de predestinatieleer, en het vastleggen van geloofsbelijdenissen.[4][5] Zo werd de Nederlandse Geloofsbelijdenis geautoriseerd en licht gewijzigd.
Er wordt wel beweerd dat de uitkomst van de synode al vaststond nog voor zij was begonnen. Volgens Frederick Calder "werd veroordeling [van de Remonstrantse doctrines] al bepaald nog voor de nationale synode was bijeengekomen."[6] Aan de andere kant gaven de theologische formuleringen van de Dordtse Synode, afgezien van de veroordeling van de Arminianen, geen steun aan alle eisen van de Gomaristen. De meer extreme standpunten van Nederlandse calvinisten werden in gedetailleerde debatten gemodereerd.[7]
Gang van zaken
Voorzitter van de synode was dominee Johannes Bogerman uit Leeuwarden. Bogerman was een tegenstander van de remonstranten en een orangist. De remonstranten werden niet als gelijkwaardige partij, maar als beklaagden opgeroepen.
Simon Episcopius (1583-1643) was de woordvoerder van de 14 remonstranten, die vóór de synode waren opgeroepen. Bij de opening van de synode vroeg Episcopius om te mogen spreken.
"Episcopius [...] drong er op aan dat hem werd toegestaan te mogen beginnen met een weerlegging van de calvinistische leerstellingen, in het bijzonder die van de reprobatieleer (voorbeschikking voor de hel), in de hoop dat door het uiteenzetten van zijn bezwaren tegen deze doctrine ten overstaan van de gehele synode, hij een zodanig vooroordeel tegen de andere artikelen van het systeem kon bewerkstelligen dat hij de populaire stem aan zijn kant kon krijgen. De synode herinnerde hem er echter zeer terecht aan [...] dat de remonstranten er van werden beschuldigd om afgevallen te zijn van het gereformeerde geloof, zij waren eerst gebonden om zichzelf te rechtvaardigen, door het geven van bewijs uit de Bijbel dat hun opinies ondersteunde. De Arminianen wilden zich echter niet aan deze procedurele beslissing onderwerpen, omdat dit hun hele betoogschema vernietigde [...] zij werden dus gedwongen om zich terug te trekken. Na hun vertrek ging de synode zonder hen door."[8]
Op 14 januari 1619 werden de remonstranten uitgesloten van de beraadslagingen van de synode, die vervolgens de contraremonstranten gelijk gaf. Tweehonderd Remonstrantse predikanten werden uit het ambt gezet, waarop deze in Antwerpen de "Remonstrantse Broederschap" oprichtten.[4][5]
Dordtse Leerregels
Zie
Dordtse Leerregels voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Gereformeerden verwierpen de vrije wil van de mens, en legden hun opvattingen over de predestinatie vast in de Dordtse Leerregels, waarin de standpunten tegen de remonstranten worden weergegeven in vijf punten. Internationaal wordt er wel gesproken over de vijf punten van het calvinisme (Five points of Calvinism), waarbij men doelt op de vijf punten die behandeld worden in de Dordtse Leerregels.
De Dordtse Leerregels vormen een van de drie belijdenisgeschriften van de Nederlandse Hervormde en Gereformeerde kerken in Nederland, de Drie Formulieren van Enigheid. De andere twee zijn de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Tijdens diezelfde synode is de Dordtse Kerkorde vastgesteld.
Nasleep voor de remonstrantse deelnemers aan de synode[bewerken]
De dertien remonstrantse predikanten, waaronder Episcopius, werden in afwachting van nadere instructies opgedragen om in Dordrecht te blijven. Op 20 mei 1619 werden de remonstrantse predikanten, die eerder bij de synode aanwezig waren geweest, door de lekencommissarissen van de synode opgeroepen en kregen zij de opdracht zich te onthouden van domineesachtige activiteiten zoals preken, vermanen, het toedienen van de sacramenten en het bezoeken van de zieken. Bovendien kreeg Episcopius het bevel om geen brieven of boeken te schrijven waarin hij de leerstellingen van de remonstranten zou aanprijzen. De remonstrantse predikanten stemden ermee in zich te onthouden van domineefuncties in de staatskerken, maar zeiden dat het hun plicht was om hun doctrines uiteen te zetten, daar waar mensen zich maar zouden verzamelen om deze aan te horen.[9]
Op 5 juli werden zij daarop naar de vergadering van de Staten-Generaal geroepen, waar hun werd verzocht om de Acte van Cessatie te ondertekenen, die de opdracht aan hen om af te zien van het domineeschap legaliseerde. Toen zij weigerden te ondertekenen, werden zij als "verstoorders van de openbare vrede" veroordeeld. Hen werd opgedragen de Republiek te verlaten.[10][11]
Dordtse Kerkorde
Zie
Dordtse Kerkorde voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Ook werd de Dordtse Kerkorde aangenomen, die nog steeds de basis vormt van het kerkrecht in veel gereformeerde kerken. In de Handelingen of Acta van de synode van Dordrecht staat welke besluiten er zijn genomen.
Officiële Nederlandse Bijbelvertaling
Zie
Statenvertaling voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Van 19 november 1618 tot 27 november 1618 heeft de Synode van Dordrecht in zeven zittingen gesproken over de mogelijkheid van een officiële vertaling (de Statenvertaling) van de Bijbel uit de oorspronkelijke talen in het Nederlands. In deze vergaderingen kwamen drie belangrijke vragen aan de orde:
- Bestaat er een noodzaak van een nieuwe vertaling van de Bijbel? Deze vraag werd positief beantwoord.
- Hoe een zo getrouw mogelijke vertaling in zo kort mogelijke tijd tot stand te laten komen? Maatregel: de synode heeft concrete richtlijnen voor het vertaalwerk opgesteld.
- Door wie op welke wijze moest het vertaalwerk worden uitgevoerd? Maatregel: de synode heeft vertalers aangesteld en ook aangegeven dat er systematisch correctiewerk moest worden ingepland.
Deze Statenvertaling zou in 1637, na bijna 20 jaar gereedkomen. De synode benoemde de eerste vertalers en verzocht de Staten-Generaal om dit omvangrijke project te financieren. De Statenbijbel zou een blijvende invloed hebben op het standaard Nederlands, dat in die tijd net een bredere acceptatie verkreeg en een literaire traditie ontwikkelde. De Statenbijbel zou in de protestantse kerken tot diep in de twintigste eeuw de standaardvertaling van de Bijbel blijven. In sommige zusterkerken van de Nederlandse Hervormde Kerk, de rechtsopvolger van de oorspronkelijke Nederduitse Gereformeerde Kerk, en sommige, kleinere afgesplitste kerkgenootschappen is de Statenbijbel nog steeds in gebruik.
Alibi voor een politieke afrekening
De synode veroordeelde de religieuze doctrine van het Arminianisme als ketterij. Hierop volgde de politieke veroordeling van de staatsman Johan van Oldenbarnevelt, die de beschermer van de remonstranten was geweest. Voor de misdaad van algemene verstoring van de staat van de natie, zowel van Kerk als Staat (verraad), werd hij op 13 mei 1619 onthoofd. Als gevolg van de nederlaag van de remonstranten werd onder andere aan de jurist Hugo de Groot een levenslange gevangenisstraf opgelegd; hij wist echter met de hulp van zijn vrouw en zijn dienstmeisje in een boekenkist uit Slot Loevestein te ontsnappen. Zowel Van Oldenbarnevelt als De Groot hadden sinds 29 augustus 1618 in hechtenis gezeten.
'
Create Your Own Website With JouwWeb