Her Peter de Ghier (Ridder)

 

Bron: (Marietje)*
Door mijn correspondentie met Johanna Maria van Winter heb ik vele antwoorden gekregen en verwerkt op mijn website.
Deze Pagina is o.a. ontstaan door deze onderlinge mail wisseling. 


Peter her Peterszoon de Gyer 
werd in 1402 en 1414 beleend in Driel. Zijn vader, her Peter, moet ridder zijn geweest, want anders werd hij niet her (= heer) genoemd. De familie De Gyer hoorde dus tot de Gelderse ridderschap in de late Middeleeuwen. Ook de zoons van ridders hoorden tot de ridderschap, ook als ze zelf geen ridder maar knape waren.
Behalve ridders kregen ook priesters die titel van heer. (Marietje)

1 Samuël 16

21 Alzo kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager.

Wapendrager:
schildknaap, wapenknecht.

De Ridderschappen (van nu) zijn verenigingen van adellijke geslachten, die een historische band hebben met de provincie van herkomst.
Op dit moment bestaan in Nederland zeven ridderschappen tesamen met ruim 500 leden. 
De Nederlandse Ridderschappen hadden vroeger een bestuurlijke functie. (Dit noem ik de originele ridders)
Zij traden sedert de 14de eeuw als zodanig op en vanaf 1500 namen zij deel aan het bestuur (de staten) van de gewesten en vertegenwoordigden daarin het platteland.
In de middeleeuwen was Gelre een zelfstandig en belangrijk hertogdom. De zelfstandigheid eindigde definitief in 1543.
Ook tijdens de Republiek bleef in bijna alle gewesten - Friesland en de Ommelanden uitgezonderd - de ridderschap deel uitmaken van de Staten. In Zeeland was de ridderschap na 1572 vervangen door de Eerste Edele. [Willem van Oranje (slot Dillenburg, 24 april 1533 – Delft, 10 juli 1584)]
Vanaf deze tijd worden er regels gesteld die meer illuminati/satanische redenen hebben dan voor die tijd.
Om in de ridderschap te worden opgenomen was een riddermatige afkomst vereist en het bezit van een riddermatig goed (in Overijssel een havezat(h)e, in Utrecht een ridderhofstede). In 1795 werden in Nederland de ridderschappen afgeschaft. Bij de Grondwet van 1814 werden zij hersteld De ridderschap werd een kiescollege voor Provinciale Staten en aldus voor de Tweede Kamer. Leden van de ridderschap konden lid worden van Provinciale Staten en ook als Gedeputeerde tot het provinciaal bestuur toetreden; met de nieuwe grondwet van 1848 verloren zij definitief hun staatkundige betekenis. 
De Ridderschappen zijn tevens weldoeners in stilte en ondersteunen allerlei cultuur- en natuurhistorische projecten in hun provincie.

Hieronder waag ik een poging om het te transcriberen van deze aktes hieronder. (Mail mij voor de verbeteringen hiervan).

(Marietje)*
Alle die ghene die desen bryef solen sijn of horen lesen doe ic Steesken van Brakel teweten ende te ver-
staen dat ic quiet scelde ende up draghe te behoefs heren Heynrics vander Lecke ende sijnre erf-
ghenamen ewelic ende erflicke dorende die manscap ende al solic guet als haudende sijn souden van
mi ende rorende is van den ghode van Langhereec her Everart van Ulft, her Herman van Steyn-
ren riddere, Daem soyn her Vrederics heren van den Berghe daer Got die sile af hebben moet, Doys
van Diden ende Heynric die Ghyer ende bidden desen vorgheseden personen dat si her Heynric vorno-
emt al solic manscap doen ende sinen erven ende oer guet van oem ontfaen ghelijc dat si van mi
souden. Oec is dat vorwerde dat mi her Heynric vornoemt of sijn erven setten solen enen gho-
den cnaep die si mi met eren setten moghen die dese vorghesede vijf man van mi hauden sal
tot enen rechten erf leen. Um dat ic dit vast ende stede hauden wil so hebbe ic desen bryef met
minen zeghel bezeghelt. Ghegheven int jaer ons heren dusent driehondert ende vyefendedertich  
des manendaghes na onser vrouwen daghe annunciacio.

Dit is een ingewikkelde transactie, die inhoudt dat Steeske van Brakel een deel van zijn goederen in Langerak met de bijbehorende vijf leenmannen in leen geeft aan heer Hendrik van der Leck,ridder. Maar deze Hendrik zal niet zelf persoonlijk leenhulde doen aan Steeske maar daarvoor een plaatsvervanger aanwijzen `enen goden cnaep’, die Langerak met vijf leenmannen van Steeske in leen krijgt. De vijf leenmannen van Steeske worden leenmannen van Hendrik van der Leck en achterleenmannen van Steeske zelf. Ze worden geen leenmannen van die goede knaap, want dat is maar een plaatsvervanger van Hendrik van der Leck. Dit soort transactie met een plaatsvervanger kom je zelden tegen en is hier misschien alleen bedacht omdat heer Hendrik van der Leck eigenlijk te deftig is om zelf leenhulde te doen aan Steeske.

Mijn transcibeer probeersel:
Wy Reynaut bi der ghenaden goede Hertoghe van ghelren en de Greve van Zutphe maken cont ende openbaer allen lieden mit dezen Apene
brieve dat wi ghegheve hebben en ghene daer ons ende onze erfname her henric he van der Lecke onzen man ende raet alzulke mane ende goede als hier na behorene staen alsoe berre als ons die mit rechte ame verstorve zijn en ons toe behore vanden  huyse en der heerscap van haghensteyne daer te verstaen adaem (Adam) here van den Berghe her Everart van Ulft her Herma van Steenre ridder Deuys van Dyedem en Henric den Ghyer knapen (Riddermatigheid) miten goeden deze van den huyse en de heerscap van ... handende zijn zonder arghelist in van de des hebbe wi onzen zeghel den dezen brief doen hanghen ghegeve Int Jaer ons here dusent driehondert een ende viertich de woensdaghe voer lente gregorius dach.....

 

Misschien waren (HerPeter (Gegoed onder Velddriel 1369) en Hendrik (Knapebroers gezien in de tijd dat ze allebei leefden.
Gerrit was waarschijnlijk ook familie maar daar is ook niet veel over bekend. (HeerArnt zal wel een oom zijn geweest.

 

 

REPERTORIUM OP DE LENEN VAN DE HOFSTEDE
AMMERZODEN, 1388-1794

 

door

J
.C. Kort


Eerder gepubliceerd in ‘Genealogisch Tijdschrift voor Midden- en West-Noord-Brabant


e
n de Bommelerwaard’, jrg. 33 en 34 (2009-2010)

 

  1. De (1402: wind) molen in Driel in de Kievitsham met molenwerf, (1414: waar hij
    op staat), (1414: huis en hofstede en 2 (1420: 4) hont daarnaast, enerzijds: Rudolf
    Knoop (1402: Gijsbert Wymat; 1414: Jan Wenmersz.; 1420: Wouter Egenz.),
    anderzijds: Gerit Thams Andries grote Smeitsz. ( 1402: Berwijn Tonis; 1420: Jan
    Maartensz. de Lose), (1414: met een weg van vier roeden breed, strekkend van de
    molenwerf tot de hoeve van Uitwijk, tussen Jan Maartensz. c.s.).
    24-10-1390: 
    Gerit de Ghier zoals van Ammerzoden, Leenhof Gelre, 1 fol. 28v.
    12-12-1402: Pieter de Ghier heer Pietersz., Gelre, 1 fol. 116v.
    7-7-1414: Pieter de Ghier, te komen op Heimerik en Hille, zijn zoons, Leenhof Gelre, 1 fol.
    212v.
    21-3-1420: Heer Arnt de Ghier, waarna overdracht aan Heimerik en Hille de Ghier Pietersz.,
    broers, zoals van Ammerzoden, Gelre, 1 fol. 232.

    Het leen 56 verminderd tot 56A.
    56A. De helft van de Kievitsham in Driel, waar de kleine windmolen op stond, oost
    (1755: de gemene straat), west (1755: Gerard van Kessel en Jan van Lit), zuid
    (1755: Cornelis Sars), noord (1755: erven Klaas Reuvers; 1755: Hendrik
    Versteeg).


    Notitie:
    Het gaat om twee leengoederen,56 en het later daarvan afgesplitste 56A.
    Je zou denken dat er danook een 56B moet zijn, maar dat blijkt niet zo te zijn.
    Kennelijk bestonden die leengoederen uit meerdere percelen. In de achtereenvolgende beleningen worden daarover opmerkingen gemaakt en deze zijn hier opgenomen.
    Omdat er nog geen kadaster bestond werd veelal de belending aangegeven: ten noorden dit, tenwesten dat, enz. Vreemd genoeg staat daarover bij 56. niet veel genoteerd. Bij 56A. weer wel.
    4 hont= een stukje land van 4 hont oppervlak. De gemene straat = de gewone straat, de dorpsweg.
    De verwijzingen Leenhof Gelre, soms verkort tot Gelre, verwijzen waarschijnlijk naar het archief van de Gelderse Leenkamer 0002-nummer 1, bij het Geldersch archief aanwezig en op te vragen.
    Wat met ‘zoals van Ammerzoden’ wordt bedoeld is mij niet duidelijk. Misschien: ‘zoals de vorige leenman eveneens afkomstig van Ammerzoden’?

    Eén ding is zeker: wij kunnen het de heer Jacob Kort himself niet meer vragen. Hij overleed eerder dit jaar. (2011)

    Bron: Een medewerker van het Geldersch archief.

    Deze Arnt is Priester.
    Elders staat er geschreven: "zoals van de heerlijkheid Ammerzoden"
    "Ik denk dat het dan betekent dat de belening in Driel op dezelfde voorwaarden is gebeurd als de belening in Ammerzoden. Het zegt dus alleen iets over het leenrecht maar niet over een familieband. Misschien: ‘zoals de vorige leenman eveneens afkomstig van Ammerzoden’?." (Marietje)

Deze inventaris is te vinden op archief 0002, Leenkamer van Gelre en Zutphen.

In zo’n inventaris staan de beschrijvingen van (originele) archiefstukken. In de beschrijvingen kunt u op trefwoord zoeken. De gevonden inventarisnummers verwijzen naar archiefstukken, die u hier in de studiezaal aan kunt vragen, mag raadplegen en desgewenst met uw camera (zonder flits) mag fotograferen. Met transcripties heeft de inventaris dus niets te maken.

 

8 April 1442: Gyllyn die Gyer
Met de zegels der genoemde edelen in het groen.

  Bron: Inventaris van het Oud archief der gemeente Nijmegen.

Collectie Regionaal Archief Nijmegen, Bestuurlijk Archief der Stad Nijmegen, 1196 - 1815, inv.nr. 3682
 


"De ridderschap en steden van de vierkwartieren van Gelre hadden in 1436 een verbond tot steun aan de hertog gesloten. Daarbij sloot zich een aantal ridders en knapen in 1442 aan, onder andere Gillyn de Ghier.

Uit de lijsten van dat verbond met de aanvullingen daarop heb ik heel veel Gelderse ridderlijke families voor mijn proefschrift gehaald. Zonder die lijsten had ik vaak niet geweten dat ze tot de ridderschap behoorden. Die mensen staan ook allemaal in de uitklapbare tabellen bij mijn boek."

"Die Gillyn is knape, dus behorend tot de ridderschap. Maar dat is niet hetzelfde als een edelman. De adel vormde een stand met eigen regels voor de rechtbank. De ministerialen vormden een andere stand. De mensen waren toen niet gelijk voor de wet, zoals tegenwoordig (althans in theorie). De ridderschap daarentegen was een sociale klasse, waartoe zowel edelen als ministerialen als vrije boeren en stadsburgers konden behoren. Gillyn de Ghier hoorde volgens mij van oorsprong tot de vrije heren boeren. Dat staat ook allemaal te lezen in mijn proefschrift." (Marietje)

 

Het was een verbond van ridderschap en steden met hertog Arnout. Al die mannen waren niet perse ambtmannen maar wel ridders en knapen. Je kan hieruit afleiden dat Hillyn de Gier een knape was. In geval van een ridder zou dat erbij gestaan hebben. (1 augustus 2012) (Marietje)*


Een uitdrukkelijke aanwijzing voor riddermatigheid geeft de Latijnsche notarieele akte, op 29 November 1550 te Utrecht verleden, waarbij, validus vir Hillebrandus de Ghiir, armiger”, -- zie in de genealogie onder AVIIIa - als collator van de vicarie der Heilige Maagd en van Johannes de Dooper te Driel brieven van institutie verleende aan Adriaan Henricks van Driel 

Bron: Nederlandsche Leeuw 1943

Wat wordt hiermee bedoeld? 

"De blauw aangestreepte woorden betekenen: de krachtige man Hillebrand de Gier, knape. Daaruit blijkt dat hij tot de ridderschap behoort. Hij is collator, dat wil zeggen dat hij bevoegd is om een kapelaan aan te wijzen als bedienaar van een vicarie, dat wil zeggen een altaar met inkomsten, gewijd aan Maria en Johannes de Doper in de kerk van Driel, en geeft bij notariële acte de benoemingsbrief daarvan aan Adriaan Hendriks van Driel". (Marietje)

"In die inventaris uit de 19e of 20e eeuw worden alle ridders en knapen gewoon maar edelen genoemd, maar in de middeleeuwen golden ze niet als zodanig. Er werd toen duidelijk verschil gemaakt tussen adel als juridische stand en ridderschap als sociale klasse en bovenlaag van de maatschappij. Er waren maar weinig edelen in de ridderschap". 
(Marietje)

Wordt vervolgd...



Regesten Oud Archief Nijmegen, 1166-1811

Regesten Oud Archief Nijmegen, 1166-1811
naam: Derick

naam: Henric van Blitterswick

naam: Johan van Bijlant

naam: Derick van Buren Baltazarssoen

naam: Arnolt van Buren heren Arntssoen

naam: Henric van Puijflick

naam: Herman van Mekeren

naam: Ott van Galen Willemssoene

naam: Beernt van Galen Willemssoene

naam: Walraven van Ackoy

naam: Johan die Ruter

naam: Willem van Heteren

naam: Johan van Zulen

naam: Goessen van Brakell

naam: Floris van Beesde

naam: Kirsten van Rijswick

naam: Johan van Rijswick

naam: Willem Bossert van Vlodorpp

naam: Johan van Kuyk

naam: Hartwich Negel

naam: Ruloff van Merwick

naam: Ott van Steenbergen Arntssoen

naam: Gerit Doys van Avezait

naam: Wijnant Pannekoick

naam: Gadert Pannekoick

naam: Deric vander A

naam: Wijnric die Schoijn

naam: Arnt van Hoemen

naam: Willem van Hoemen

naam: Johan van Hoemen Arntssoen

naam: Johan van Broichusen van Weerdenberch

naam: Ott van Rossem

naam: Goessen van Rossem

naam: Hijllijn die Gier

Datum document: 8/4/1442

Locaties: Arnhem, Zutphen

Nummer:219

 

Uitgebreide beschrijving
(regest): Derick, heer van Groesbeke, Henric van Blitterswick, heer van Aefferden, Johan van Bijlant,
Derick van Buren Baltazarssoen, Arnolt van Buren heren Arntssoen, Henric van Puijflick,
Herman van Mekeren, Ott en Beernt van Galen Willemssoene, Walraven van Ackoy,
Johan die Ruter, Willem van Heteren, Johan van Zulen, Goessen van Brakell, Floris van Beesde,
Kirsten en Johan van Rijswick, Willem Bossert van Vlodorpp, Johan van Kuyk, Hartwich Negel,
Ruloff van Merwick, Ott van Steenbergen Arntssoen, Gerit Doys van Avezait, Wijnant Pannekoick,
Gadert Pannekoick, Deric vander A, Wijnric die Schoijn, Arnt van Hoemen, Willem van Hoemen,
Johan van Hoemen Arntssoen, Johan van Broichusen van Weerdenberch, Ott van Rossem,
Goessen van Rossem en Hijllijn die Gier verklaren gezamenlijk toe te treden tot het op 1441 mei 31 gesloten verbond tussen de hertog en de drie Kwartieren van Nijmegen, Zutphen en Arnhem (Reg. no. 217).

Zegel: Groene was.

Zegels van de 2e, 3e, 6e, 7e, 8e, 10e, 11e, 13e, 14e, 15e, 18e, 20e, 21e, 22e, 23e, en 27e oorkondes ontbreken.

Opmerkingen: Oorspronkelijk (Inv. no. 3682).

Bron: Oud Archief Nijmegen

 

Wapenbrief

Een wapenbrief heb ik nooit gevonden van onze familienaam of welke in mijn stamlijn dan ook.
Ik weet wel dat bij de familienaam ´de Cock´en 'van Wachtendonck´ is het er naar alle waarschijnlijk wel maar ik heb het nooit gezien of gevonden. En ik heb bij de familie ´van Wachtendonck' waar ik vanaf stam ook nog niet gevonden of ze van de adelijke tak zouden kunnen zijn, wel is er een vermoeden maar hoe de vork precies in de steel zit daar ben ik nog niet achter gekomen.


Jouw voorouders behoorden in de Middeleeuwen en de 16e en 17e eeuw tot de ridderschap, maar zijn blijkbaar in de 18e eeuw afgezakt tot dagloner, schoenmaker en schipper. Hoe kon dat gebeuren? Ik denk dat ze door inteelt verzwakt waren. (Marietje)*

Daar kan ze wel gelijk in hebben want in de generaties waarin dat gebeurde werden ze niet meer zo oud ca 45 jaar.
Dus ik denk dat inteelt wel degelijk het probleem is geweest.

 

 

Ik ben het nog  aan het uit zoeken wie wat was voor zover ik dat weet, maar een paar maanden geleden konden we niet achterhalen waarom mijn voorouders van zo voornaam en welgesteld niet eens konden lezen en schrijven en dagloneers enz... werden.

 

Ik denk dat de omkeer bij deze mensen hieronder veranderde. Ik weet ook niet of deze mensen konden lezen en schrijven Peter en Wouter.

 

Ik heb zelfs een schaapherdersknecht, Arbeider, journalier gevonden.

 

Peter de Gier
1 april 1741 Driel 67 jaar oud.
Op 01-04-1741 testeren Peter de Gier en Margaretha van Delwijnen en vermaken het huis en hof in de kleine Ipperackeren te Driel, leenroerig aan het huis Rossum, aan hun zoon Wouter.

 

Wouter de Gier (Peters), zoon van Petrus de Gier (Claesse) en Margriet van Delwijnen. Hij is gedoopt op 23-07-1708 in Driel (Kerkdriel). Wouter is overleden in Driel (Kerkdriel), 73 jaar oud. Hij is begraven op 29 okt 1781 te Driel (Kerkdriel) kerk.
Notitie bij Wouter: Maris vS:
1. 25-11-1749 Wouter de Gier bloedvoogd over de kinderen van wijle Frans van Hoesselt en Lysbet de Gier (loofsignaat Driel).
2. 8-1-1768 Testeeren Wouter de Gier en Annemie van Wagtendonk (Loofsignaat Driel).
3. 20-1-1778 Wouter de Gier verkoopt het leen goed geërft van zijn vader (Loofsignaat Driel). 
4. 26-7-1781 Testeeren Wouter de Gier en Annemie van Wagtendonck, benoemen tot erfgenamen hun vier kinderen Peter, Anneke gehuwd met Jan van Heesik, Margriet gehuwd met Roelof de Haas en Arnolda; 28-7-1781 dezelfden verbinden twee huizen met hoven, boomhaard en Bosch “de Lange Weg”., “het Hoogbroek”, en den “Mosterhoff” onder Driel (Loofsignaat Driel).

Arbeider/dagloner/daghuurder/journalier

 

Na deze verkoop werden ze dagloners en konden 2 generaties niet lezen en schrijven tot mijn opa. Die kon wel lezen en schrijven.

 

 

Nou moet ik erbij vermelden dat Wouter en Annemaria van Wachtendonck beide een familie afstammen waar inteeld al meerdere generaties aan de gang was.
Het zou best kunnen dat ze daarom niet meer zo goed hun zaken konden regelen. Ik weet dat er 1 krankzinnig is geworden.  (moet ik nog even nakijken)
     

Create Your Own Website With JouwWeb